TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023 Instructieboekje (in Dutch)

Page 161 of 584

4.1 Voordat u gaat rijden..........160
4.1.1Rijdenmetdeauto.........160
4.1.2 Lading en bagage.........166
4.1.3 Rijden met een aanhangwagen . .167
4.2Rijprocedures..............173
4.2.1 Startknop.............173
4.2.2 EV-modus.............178
4.2.3 Hybridetransmissie (auto's zonder
paddle shift-schakelaars).....179
4.2.4 Hybridetransmissie (auto's met
paddle shift-schakelaars).....181
4.2.5 Richtingaanwijzerschakelaar....185
4.2.6 Parkeerrem............185
4.2.7BrakeHold.............188
4.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............190
4.3.1 Lichtschakelaar..........190
4.3.2 AHB (Automatic High Beam)
*...194
4.3.3 AHS
(Adaptive High Beam-systeem)
*. .196
4.3.4 Schakelaar mistlampen*......200
4.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers....201
4.3.6 Achterruitenwisser en -sproeier . .204
4.4Tanken..................205
4.4.1 Openen van de tankdop......205
4.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................207
4.5.1 Software-update Toyota Safety
Sense
*...............207
4.5.2 Toyota Safety Sense........208
4.5.3 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . .214
4.5.4 LTA (Lane Tracing Assist).....223
4.5.5 LDA (Lane Departure Alert)....227
4.5.6 PDA (Proactive Driving Assist)
*. .231
4.5.7 RSA (Road Sign Assist).......236
4.5.8 Dynamic Radar Cruise Control . . .240
4.5.9 Cruise control...........248
4.5.10 Noodstopsysteem........250
4.5.11 Snelheidsbegrenzer.......252
4.5.12 BSM (Blind Spot Monitor)
*....255
4.5.13 Toyota Parking Assist-sensor*. .259
4.5.14 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*..............265
4.5.15 PKSB (Parking Support Brake)*. .2714.5.16 Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)
*...277
4.5.17 Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden)
*..............280
4.5.18 Safe Exit Assist*.........281
4.5.19 Rijmodusselectieschakelaar . . .286
4.5.20 GPF-systeem (benzineroetfilter) .287
4.5.21 Ondersteunende systemen....288
4.6Rijtips..................292
4.6.1 Rijden met een hybrideauto....292
4.6.2Rijdenindewinter.........293
Rijden4
159

Page 162 of 584

4.1 Voordat u gaat rijden
4.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Rijprocedure
Starten van het hybridesysteem
→Blz. 173
Rijden
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D. (→Blz. 179)
2. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 185)
3. Als de parkeerrem in de automatische
modus staat, wordt de parkeerrem
automatisch gedeactiveerd.
(→Blz. 185)
4. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
(→Blz. 185)
Zet de selectiehendel in stand P als er
gedurende langere tijd wordt gestopt.
(→Blz. 179)
Parkeren van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 185)
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt.
3. Zet de selectiehendel in stand P.
(→Blz. 179)
Druk de ontgrendelknop van de
schakelblokkering niet in nadat de
selectiehendel in stand P is gezet.4. Druk op de startknop om het
hybridesysteem te stoppen.
5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen.
6. Vergrendel de portieren nadat u hebt
gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.
Wegrijden op een steile helling omhoog
1. Activeer de parkeerrem en zet de
selectiehendel in stand D.
2. Trap het gaspedaal geleidelijk in.
3. Deactiveer de parkeerrem.
Rijden met een gunstig
brandstofverbruik
Houd er rekening mee dat hybrideauto's
vergelijkbaar zijn met conventionele
auto's en dat het belangrijk is dat u niet
plotseling accelereert, enz. (→Blz. 292)
Rijden in de regen
• Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad
kan zijn.
• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is.
4.1 Voordat u gaat rijden
160

Page 163 of 584

Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal (→Begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal/
“Eco Score” 95, Begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal/
“Eco Score” 103)
Milieuvriendelijk rijden is gemakkelijker
te realiseren door in de zone
ECO-acceleratie te blijven. Verder is het
door binnen de zone ECO-acceleratie te
blijven gemakkelijker om een goede
ECO-score te behalen.
• Bij het wegrijden:
Trap, terwijl u binnen de zone
ECO-acceleratie blijft, het gaspedaal
geleidelijk in en accelereer tot aan de
gewenste snelheid. Door niet
overmatig snel te accelereren, kan er
een goede ECO-score voor het
wegrijden worden behaald.
• Tijdens het rijden:
Laat, nadat u de gewenste snelheid
hebt bereikt, het gaspedaal los en rijd
met een constante snelheid binnen de
zone ECO-acceleratie. Door binnen de
zone ECO-acceleratie te blijven, kan er
een goede ECO-score voor het rijden
met constante snelheid worden
behaald.
• Bij het tot stilstand brengen van de
auto:
Door bij het decelereren het
gaspedaal vroegtijdig los te laten, kan
er een goede ECO-score voor het tot
stilstand brengen van de auto worden
behaald.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
• De eerste 800 km:
Rijd niet met een aanhangwagen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hogesnelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 446)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
– Bij het achteruitrijden draait u
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste houding
achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u
het rem- en gaspedaal goed
bedienen.
– Trap het rempedaal met uw
rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
4.1 Voordat u gaat rijden
161
4
Rijden

Page 164 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De bestuurder moet extra goed letten
op voetgangers als de auto alleen
wordt aangedreven door de
elektromotor (tractiemotor).
Aangezien er geen motorgeluiden zijn,
kunnen voetgangers de beweging van
de auto misschien onjuist inschatten.
Ook wanneer het
waarschuwingssysteem voor een
naderende auto is geactiveerd, dient u
voorzichtig te rijden, aangezien
voetgangers in de buurt de auto
mogelijk nog steeds niet opmerken als
er veel omgevingsgeluid is.
• Rijd niet met de auto over licht
ontvlambare materialen en parkeer de
auto ook niet in de buurt van
dergelijke materialen. Het
uitlaatsysteem en de uitlaatgassen
kunnen zeer heet worden. Deze hete
onderdelen kunnen brand
veroorzaken als er licht ontvlambaar
materiaal aanwezig is.
• Schakel het hybridesysteem tijdens
normaal rijden niet uit. Door het
uitschakelen van het hybridesysteem
tijdens het rijden verliest u niet de
controle over het stuurwiel of de
remmen. De stuurbekrachtiging werkt
echter niet meer. Hierdoor zal het
sturen veel zwaarder gaan dan
normaal. Zet in dat geval de auto aan
de kant zodra dit veilig kan. In geval
van nood echter, bijvoorbeeld als de
auto onmogelijk op de normale
manier tot stilstand kan worden
gebracht:→blz. 386
• Auto's zonder paddle shift-
schakelaars: Rem bij het afdalen van
een steile helling af op de motor
(schakelstand B) om een veilige
snelheid aan te kunnen houden. Het
continu gebruiken van de remmen kan
leiden tot oververhitting en een
verminderde remwerking. (→Blz. 179)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Auto's met paddle shift-schakelaars:
Rem bij het afdalen van een steile
helling af op de motor
(terugschakelen) om een veilige
snelheid aan te kunnen houden. Het
continu gebruiken van de remmen kan
leiden tot oververhitting en een
verminderde remwerking. (→Blz. 181)
• Verstel het stuurwiel, de stoel en de
binnen- en buitenspiegels niet tijdens
het rijden. Als u dat wel doet, kunt u
de macht over het stuur verliezen.
• Controleer altijd of alle passagiers hun
armen, hoofd en andere
lichaamsdelen binnen de auto
houden.
Tijdens het rijden op een glad wegdek
• Door plotseling remmen, accelereren
en sturen kunnen de banden hun grip
verliezen, met controleverlies tot
gevolg.
• Door plotseling accelereren,
afremmen op de motor als gevolg van
schakelen, of wijzigingen in het
motortoerental kan de auto in een slip
raken.
• Trap, nadat u door een plas bent
gereden, het rempedaal lichtjes in om
ervoor te zorgen dat de remmen goed
werken. Door natte remblokken kan
de remwerking afnemen. Remmen die
aan één kant van de auto nat zijn en
niet goed werken, kunnen de
besturing bemoeilijken.
Bedienen van de selectiehendel
• Laat de auto niet achteruit rollen als
een vooruitversnelling is ingeschakeld
of vooruit rollen terwijl de
selectiehendel in stand R staat. Als dat
wel gebeurt, kan een ongeval
ontstaan of de auto beschadigd raken.
• Zet de selectiehendel tijdens het
rijden niet in stand P. Als u dat wel
doet, kan er schade aan de transmissie
ontstaan waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
4.1 Voordat u gaat rijden
162

Page 165 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zet de selectiehendel tijdens het
vooruitrijden niet in stand R. Als u dat
wel doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
• Zet de selectiehendel tijdens het
achteruitrijden niet in een
vooruitversnelling. Als u dat wel doet,
kan er schade aan de transmissie
ontstaan waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Als u tijdens het rijden de
selectiehendel in stand N zet, wordt
het hybridesysteem uitgeschakeld. Er
kan niet op de motor worden
afgeremd als het hybridesysteem is
uitgeschakeld.
• Zet de selectiehendel niet in een
andere stand als het gaspedaal is
ingetrapt. Als de selectiehendel in een
andere stand dan P of N wordt gezet,
kan de auto onverwacht snel
accelereren, waardoor een ongeval
kan ontstaan met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken voor en achter zo
snel mogelijk nakijken en indien nodig
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
De remschijven kunnen beschadigd
raken als de remblokken niet op tijd
worden vervangen.
Het rijden met een auto waarvan de
remblokken en/of de remschijven de
slijtagelimiet hebben overschreden, is
gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
• Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als de selectiehendel in een andere
stand dan P of N staat, kan de auto
onverwacht in beweging komen,
waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Voorkom het ontstaan van ongevallen
door het wegrollen van de auto, houd
altijd het rempedaal ingetrapt zolang
het controlelampje READY brandt en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom voor- of achteruitrollen van
de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan:
trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom dat de motor met een te
hoog toerental draait. Als de motor
met een hoog toerental draait terwijl
de auto stilstaat, kan het
uitlaatsysteem oververhit raken,
hetgeen brand kan veroorzaken als er
brandbaar materiaal aanwezig is.
Als de auto geparkeerd is
• Laat geen brillen, aanstekers,
spuitbussen of blikken frisdrank in de
auto liggen als deze in de zon
geparkeerd staat. Dit kan resulteren in
het volgende:
– Een aansteker of spuitbus kan gas
gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
– De temperatuur in de auto kan zo
hoog oplopen dat kunststof
brillenglazen en kunststof
monturen kunnen vervormen of
barsten.
– Blikjes frisdrank kunnen
openbarsten, waardoor de inhoud in
het interieur terechtkomt.
Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische
componenten van de auto
veroorzaken.
• Laat geen aanstekers achter in de
auto. Als een aansteker in het
dashboardkastje of op de vloer ligt,
kan deze per ongeluk gaan branden
als er bagage wordt geplaatst of een
stoel wordt afgesteld en brand
veroorzaken.
4.1 Voordat u gaat rijden
163
4
Rijden

Page 166 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Plak geen parkeerschijven op de
voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op
het instrumentenpaneel of
dashboard. Deze parkeerschijven of
reservoirs kunnen als een lens werken
en brand veroorzaken in de auto.
• Laat geen portier of ruit open als het
gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een
gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een
zilverkleurige folie. Weerkaatst
zonlicht kan van het glas een lens
maken en brand veroorzaken.
• Activeer altijd de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P, schakel het
hybridesysteem uit en vergrendel de
auto. Laat de auto niet onbeheerd
achter als het controlelampje READY
brandt. Als de auto is geparkeerd met
de selectiehendel in stand P, terwijl de
parkeerrem niet is geactiveerd, zou de
auto in beweging kunnen komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
• Raak de uitlaatpijp niet aan als het
controlelampje READY brandt of
direct na het uitschakelen van het
hybridesysteem. Anders kunt u
brandwonden oplopen.
Als u even gaat slapen in de auto
Schakel altijd het hybridesysteem uit.
Anders zou u per ongeluk de
selectiehendel kunnen verplaatsen of
het gaspedaal in kunnen trappen,
waardoor een ongeval zou kunnen
ontstaan of het hybridesysteem
oververhit zou kunnen raken en brand
kan ontstaan. Verder kunnen
uitlaatgassen in een slecht
geventileerde omgeving in de auto
terechtkomen, wat kan leiden tot de
dood of ernstig gevaar voor de
gezondheid.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bij het remmen
• Rijd voorzichtiger wanneer de
remmen nat zijn. De remweg neemt
toe als de remmen nat zijn en
bovendien kan vocht ertoe leiden dat
de ene kant van de auto sterker
afgeremd wordt dan de andere kant.
Ook de werking van de parkeerrem
kan door vocht in negatieve zin
beïnvloed worden.
• Rijd niet te dicht achter een andere
auto als het elektronisch geregelde
remsysteem niet werkt en vermijd
afdalingen en scherpe bochten die
afremmen noodzakelijk maken. In dit
geval kan de auto nog wel worden
afgeremd, maar moet er een grotere
kracht op het rempedaal worden
uitgeoefend dan normaal. De remweg
zal ook langer zijn. Laat uw remmen
onmiddellijk repareren.
• Het remsysteem bestaat uit 2 of meer
afzonderlijke hydraulische systemen:
als een van de systemen uitvalt, werkt
het andere systeem/werken de
andere systemen nog wel. In dat geval
moet het rempedaal krachtiger
worden ingetrapt dan gewoonlijk en
neemt ook de remweg toe. Laat uw
remmen onmiddellijk repareren.
Als de auto vast komt te zitten
Laat de wielen niet overmatig
doorslippen als een aangedreven wiel
los van de grond komt of als de auto
vastzit in bijvoorbeeld zand of modder.
Anders kunnen de onderdelen van het
aandrijfsysteem beschadigd raken en
kan de auto plotseling naar voren of
achteren schieten en een ongeval
veroorzaken.
4.1 Voordat u gaat rijden
164

Page 167 of 584

OPMERKING
Tijdens het rijden
• Trap tijdens het rijden niet
tegelijkertijd het gaspedaal en het
rempedaal in, anders neemt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk af.
• Gebruik het gaspedaal niet om de auto
op een helling op zijn plaats te houden
en trap daartoe ook niet het
rempedaal en het gaspedaal
gelijktijdig in.
Bij het parkeren
Activeer altijd de parkeerrem en zet de
selectiehendel altijd in stand P. Anders
kan de auto onverwachts accelereren als
het gaspedaal per ongeluk wordt
ingetrapt.
Voorkomen van schade aan onderdelen
van de auto
• Draai het stuurwiel niet gedurende
langere tijd in een van beide
richtingen tegen de aanslag aan.
Anders kan schade aan de
stuurbekrachtiging ontstaan.
• Rijd zo langzaam mogelijk over
oneffenheden in de weg om schade
aan de wielen, de onderzijde van de
auto, enz. te vermijden.
Als u tijdens het rijden een lekke band
krijgt
Een lekke of beschadigde band kan
leiden tot de onderstaande situaties.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap
het rempedaal geleidelijk in om de auto
tot stilstand te brengen.
• Het kan moeilijk zijn om de auto onder
controle te houden.
• De auto kan abnormale geluiden
maken of trillen.
• De auto kan abnormaal gaan
overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het
geval van een lekke band (→blz. 406,
blz. 417)
OPMERKING(Vervolg)
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval
e.d. zijn overstroomd. Indien u dat toch
doet, kan de auto hierdoor ernstig
beschadigd raken:
• Motor slaat af
• Kortsluiting in elektrische
componenten
• Motorschade door onderdompeling in
water
Na het rijden op een overstroomde weg
of als de auto vast is komen te zitten in
modder of zand, moet het volgende
worden nagekeken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige:
• Remwerking
• Veranderingen in het peil en de
kwaliteit van de olie en vloeistoffen
voor de motor, de hybridetransmissie,
enz.
• Smering van de lagers en de
kogelgewrichten van de
wielophanging (indien mogelijk) en de
werking van alle koppelingen, lagers,
enz.
Wegrijregeling
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk beperkt.
• Als de selectiehendel in stand R
*
wordt gezet.
• Wanneer de selectiehendel vanuit
stand P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
4.1 Voordat u gaat rijden
165
4
Rijden

Page 168 of 584

*Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om een andere
schakelstand te selecteren.
Wegrijregeling
Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 289), werkt ook de wegrijregeling
niet. Als het u niet lukt om met behulp
van de wegrijregeling weg te rijden in
modder of op verse sneeuw, deactiveer
dan de TRC (→blz. 289), zodat de auto in
zo'n geval gemakkelijker wegrijdt.
4.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen en
belading zorgvuldig door:
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indien
mogelijk altijd in de bagageruimte.
• Stapel bagage in de bagageruimte
nooit hoger dan de rugleuningen.
• Plaats als u de achterstoelen
neerklapt geen lange voorwerpen
direct achter de voorstoelen.
• Leg geen lading of bagage op de
volgende plaatsen:
– In de voetenruimte bij de
bestuurder
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Op de voorpassagiersstoel of de
achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
– Op de bagageafdekking
– Op het instrumentenpaneel
– Op het dashboard
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in
het passagierscompartiment
bevinden, zijn opgeborgen of
vastgezet.
• Sta nooit toe dat er personen in de
bagageruimte meerijden. De
bagageruimte is niet ontworpen om
personen te vervoeren. Personen
dienen plaats te nemen op een
zitplaats en een gordel op de juiste
manier om te doen.
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig. Een
onjuiste belading kan de besturing en
de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval
kan ontstaan met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
Voorzorgsmaatregelen imperiaal
(indien aanwezig)
Gebruik minimaal 2 originele
Toyota-dwarsstangen (of gelijkwaardig)
om de roofrail als imperiaal te kunnen
gebruiken. Let bij het plaatsen van
bagage op het imperiaal op de volgende
punten:
ARoofrails
BDwarsstangen
• Laad geen bagage direct op de
roofrail. De bagage kan gaan schuiven,
wat kan resulteren in een ongeval.
4.1 Voordat u gaat rijden
166

Page 169 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Plaats de lading zodanig dat het
gewicht gelijkmatig over de voor- en
achteras is verdeeld.
• Wanneer lange of brede lading wordt
meegenomen, mag nooit de lengte of
breedte van de auto overschreden
worden. (→Blz. 444)
• Controleer vóór het rijden of de lading
stevig vastzit op het imperiaal.
• Door het laden van voorwerpen op het
imperiaal zal het zwaartepunt van de
auto hoger komen te liggen. Vermijd
hoge snelheden, snel optrekken, het
maken van scherpe bochten,
plotseling remmen en abrupte
manoeuvres om te voorkomen dat u
de controle over de auto verliest of
dat de auto over de kop slaat, wat kan
leiden tot dodelijk of ernstig letsel.
• Stop bij het rijden over een lange
afstand, over slechte wegen of met
hoge snelheid af en toe tijdens de rit
om u ervan te verzekeren dat de
lading nog goed vastzit.
• Overschrijd de maximum
laadcapaciteit van 75 kg op het
imperiaal niet.
Als er dwarsstangen geplaatst worden
(auto's met roofrail)
Controleer of de dwarsstangen goed
vastzitten door te proberen ze naar
voren en achteren te duwen. Het niet in
acht nemen van de voorschriften kan
een ongeval tot gevolg hebben.
4.1.3 Rijden met een
aanhangwagen
Uw auto is in eerste instantie ontworpen
voor het vervoer van personen en hun
bagage. Het rijden met een
aanhangwagen zal een negatief effect
hebben op de rijeigenschappen,
prestaties, remvermogen, duurzaamheid
en het brandstofverbruik. Met name bij
het rijden met een aanhangwagen
hangen uw veiligheid en comfort af van
de juiste uitrusting en een voorzichtigrijgedrag. Voor uw veiligheid en die van
anderen, mag de aanhangwagen niet te
zwaar worden beladen.
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een
aanhangwagen en houd u aan de
voorschriften die gelden voor de
aanhangwagen.
De Toyota-garantie dekt geen schade die
ontstaat bij het bedrijfsmatig rijden met
een aanhangwagen.
Raadpleeg voordat u met een
aanhangwagen gaat rijden eerst een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
voor meer informatie. In sommige landen
zijn er namelijk wettelijke voorschriften
voor het rijden met aanhangwagens.
Maximale gewichten
Controleer het maximaal toelaatbare
aanhangwagengewicht, het maximaal
toelaatbare voertuiggewicht (GVW), de
maximale asbelasting (MPAC) en de
maximaal toelaatbare kogeldruk voordat
u met een aanhangwagen gaat rijden.
(→Blz. 444)
Trekhaak/fietsendragersteun
Toyota adviseert het gebruik van een
originele Toyota-trekhaak of
-fietsendragersteun, indien beschikbaar.
Ook andere geschikte en kwalitatief
vergelijkbare trekhaken mogen worden
gebruikt.
Bij auto's waarbij de trekhaakkogel of de
bevestigingskogel van de fietsendrager
het zicht op de verlichting achter en/of de
kentekenplaat blokkeert, moet het
volgende in acht worden genomen:
• Monteer geen trekhaak met een kogel
die niet eenvoudig kan worden
verwijderd of weggeklapt.
• Monteer geen fietsendragersteun met
een bevestigingskogel die niet
eenvoudig kan worden verwijderd of
weggeklapt.
4.1 Voordat u gaat rijden
167
4
Rijden

Page 170 of 584

Als een trekhaakkogel of
bevestigingskogel van een fietsendrager
niet wordt gebruikt, moet deze worden
verwijderd of weggeklapt.
Belangrijke punten met betrekking tot
het beladen van een aanhangwagen
Totaal aanhangwagengewicht en
maximaal toegestane kogeldruk
ATotaal aanhangwagengewicht
Het gewicht van de aanhangwagen
plus het gewicht van de lading mag
het maximale aanhangwagengewicht
niet overschrijden. Het is gevaarlijk
om dit gewicht te overschrijden.
(→Blz. 444)
Als u met een aanhangwagen rijdt,
raden wij u aan een stabilisator te
gebruiken (om slingeren te
voorkomen).
BMaximaal toegestane kogeldruk
Belaad de aanhangwagen zo dat de
kogeldruk hoger is dan 25 kg of 4%
van het maximale
aanhangwagengewicht. Laat de
kogeldruk de aangegeven waarde
niet overschrijden. (→Blz. 444)Informatielabel (typeplaatje)
AMaximaal toelaatbaar
voertuiggewicht
Het totale gewicht van de bestuurder,
passagiers, bagage, trekhaak, auto en
kogeldruk mag het maximaal
toelaatbare voertuiggewicht niet
overschrijden. Het is gevaarlijk om dit
gewicht te overschrijden.
BMaximaal toelaatbare
achterasbelasting
De achterasbelasting mag de
maximale asbelasting niet met meer
dan 15% overschrijden. Het is
gevaarlijk om dit gewicht te
overschrijden. Het maximale
aanhangwagengewicht is bepaald bij
tests op zeeniveau. Houd er rekening
mee dat het motorvermogen en het
maximale aanhangwagengewicht op
grotere hoogten lager zijn.
WAARSCHUWING!
Als de maximale asbelasting wordt
overschreden
Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval, met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Verhoog de aanbevolen
bandenspanning met 20,0 kPa
(0,2 kg/cm
2of bar, 3 psi). (→Blz. 450)
• Rijd niet harder dan 100 km/h of niet
harder dan de wettelijke limiet voor
auto's met een aanhangwagen.
4.1 Voordat u gaat rijden
168

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 590 next >