sensor TOYOTA PROACE CITY VERSO 2022 Instructieboekje (in Dutch)

Page 163 of 352

163
Rijden
6
– een minder goede wegligging.– een langere remweg.– een snellere slijtage van de banden.– een hoger energieverbruik.
NOTIC E
De door de fabrikant voor uw auto aanbevolen bandenspanning staat vermeld op het bandenspanningslabel.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de identificatie van uw auto.
WARNI NG
Bandenspanning controlerenDe bandenspanning moet maandelijks worden gecontroleerd als de banden “koud” zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een lage snelheid).Onder andere omstandigheden moet de bandenspanning ten opzichte van de op het label vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
NOTIC E
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen niet opnieuw te worden geïnitialiseerd.
NOTIC E
ReservewielHet stalen reservewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het permanent branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, de weergave van een melding.► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.► Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
WARNI NG
Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien.Een visuele controle is dus niet voldoende.
► Controleer met een compressor, bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld.► Rijd voorzichtig en met lage snelheid verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.► Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk van de uitrusting).
WARNI NG
Als te langzaam wordt gereden, werkt het controlesysteem mogelijk niet optimaal.Als de bandenspanning plotseling lager wordt of bij een klapband treedt het waarschuwingssysteem niet onmiddellijk in werking. Het systeem heeft namelijk enkele minuten nodig om de door de sensoren gemeten waarden te analyseren.Bij een rijsnelheid lager dan 40 km/h of bij een sportieve rijstijl wordt de waarschuwing mogelijk met enige vertraging geactiveerd.
NOTIC E
De waarschuwing blijft actief tot het systeem opnieuw wordt geïnitialiseerd.
Opnieuw initialiseren
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem opnieuw initialiseren.

Page 167 of 352

167
Rijden
6
NOTIC E
Overige camera'sDe op het touchscreen of het instrumentenpaneel weergegeven beelden van de camera('s) kunnen door het terrein worden vervormd.Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
WARNI NG
SensorenDe werking van de sensoren en de bijbehorende functies kan worden verstoord door het geluid van bijvoorbeeld luidruchtige voertuigen en machines (bijvoorbeeld vrachtwagens, drilboren), door de ophoping van sneeuw of dode bladeren op de weg of bij schade aan de
bumpers en spiegels.Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lang piepsignaal) aan dat de sensoren mogelijk vuil zijn.Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde van de auto kan de sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet altijd door het systeem wordt vastgesteld: de afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect zijn.
De sensoren detecteren geen obstakels die te laag (trottoirbanden, drempels) of te dun (bomen, palen, draadhekken) zijn.Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het detectiebereik van de sensoren bevinden.Bepaalde materialen (stoffen) kunnen geluidsgolven absorberen: hierdoor worden voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
NOTIC E
OnderhoudReinig de bumpers, de buitenspiegels en het gezichtsveld van de camera's regelmatig.Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 cm van de radar, sensoren en camera's.
WARNI NG
Matten/pedaalrubbersHet gebruik van matten of pedaalrubbers die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd kan de werking van de snelheidsbegrenzer of cruise control belemmeren.Voorkomen dat de pedalen blijven hangen:– Controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.– Leg nooit twee matten op elkaar.
NOTIC E
SnelheidseenhedenAls u in een ander land bent, controleer dan of de snelheidseenheid die door het instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph of km/h), overeenkomt met de in dit land geldende eenheid.Zo niet, verander dan bij stilstaande auto de door het instrumentenpaneel gebruikte snelheidseenheid zodat deze overeenkomt met de ter plaatse geldende eenheid.Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.

Page 168 of 352

168
Snelheidslimietherkenning
en advies
WARNI NG
Zie voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.


Het systeem geeft de ter plaatse geldende maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel op basis van:– Door de camera gedetecteerde verkeersborden met de snelheidslimiet.– Informatie over snelheidslimieten uit de kaartgegevens van het navigatiesysteem.– Door de camera gedetecteerde verkeersborden “woonerf”.
Gedetecteerd verkeersbordVoorgestelde snelheid (berekend)
WoonerfBijvoorbeeld:

Zonder TOYOTA Connect Nav20 km/h of 10 mph (afhankelijk van de eenheden van het instrumentenpaneel)Met TOYOTA
Connect NavWeergave van de snelheidslimiet die geldt in het land waar u zich bevindt.
– Enkele onderborden die worden gedetecteerd door de camera.
Gedetecteerd onderbordWeergave van de snelheidslimiet die hoort bij het onderbord
Snelheidslimiet bij regenVoorbeelden:

Als de ruitenwisserschakelaar in de stand “interval” of “automatisch wissen” staat (voor activering van de regensensor):110 km/h (bijvoorbeeld)
Gedetecteerd onderbordWeergave van de snelheidslimiet die hoort bij het onderbord
Snelheidslimiet bij het trekken van een aanhangwagen

Als de auto is voorzien van een goedgekeurde trekhaak:90 km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor een bepaalde afstandBijvoorbeeld:

70 km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor auto's met een maximaal toelaatbaar voertuiggewicht of maximaal toelaatbaar treingewicht van maximaal 3,5 ton

90 km/h (bijvoorbeeld)

Page 190 of 352

190
Blind Spot
Monitoring-systeem
WARNI NG
Zie voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.


Dit systeem, met sensoren aan de zijkanten aan de bumpers, waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig (auto, vrachtwagen, motorfiets) in een dode hoek (gebied dat de bestuurder zelf
niet kan overzien) van de auto bevindt, hetgeen tot een gevaarlijke situatie kan leiden.

In de buitenspiegel aan de zijde waar dat voertuig zich bevindt, brandt dan een lampje:– permanent, onmiddellijk, wanneer u wordt ingehaald;– knipperend, na ongeveer een seconde, wanneer u langzaam een ander voertuig inhaalt en daarbij de richtingaanwijzer gebruikt.
Inschakelen/uitschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.Bij het starten van de auto gaat in beide buitenspiegels het waarschuwingslampje branden om aan te geven dat het systeem is geactiveerd.De status van de functie wordt opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
NOTIC E
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhangwagen trekt met een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak.
Voorwaarden voor de werking
– Alle voertuigen gaan dezelfde kant op en rijden op aangrenzende rijstroken.– De snelheid van uw auto ligt tussen 12 en 140 km/h.– U haalt een voertuig in waarbij het snelheidsverschil met dit voertuig kleiner is dan 10 km/h.
– U wordt door een voertuig ingehaald waarbij het snelheidsverschil met dit voertuig kleiner is dan 25 km/h.– De verkeersstroom is vloeiend.– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal doordat het ingehaalde voertuig zich blijft ophouden in de dode hoek.– U rijdt rechtuit of in een flauwe bocht.– Uw auto trekt geen aanhangwagen, caravan of iets dergelijks.
Beperkingen van het systeem

Page 191 of 352

191
Rijden
6

Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven in de volgende situaties:– Nabij stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, straatverlichting, verkeersborden, enz.).– Bij tegemoetkomende voertuigen.– Bij het rijden over bochtige wegen of in scherpe bochten.– Bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, bus, enz.) dat zich zowel in de dode hoek achter als in het gezichtsveld vóór de bestuurder bevindt.– Bij snelle inhaalmanoeuvres.– Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd, worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
Storing
In het geval van een storing gaat dit lampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met een melding.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (regen, hagel, enz.) kan de werking van het systeem tijdelijk worden verstoord.Vooral het rijden op een nat wegdek of het van een droog wegdek op een nat wegdek terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo kan een wolk waterdruppels in de dode hoek voor een voertuig worden aangezien).Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte van de buitenspiegels waar de lampjes zitten of op de detectiezones op de voor- en achterbumper. Dit kan de werking van het systeem verstoren.
Vermoeidheids-
herkenningssysteem
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie
alleen het systeem “Coffee Break Alert” of daarnaast ook het systeem “Driver Attention Alert”.
WARNI NG
Deze systemen zijn niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of om te voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in slaap valt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om een pauze in te lassen als hij vermoeid is.Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.
Inschakelen/uitschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het
menu Rijden/Auto van het touchscreen.De status van de functie wordt opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.

Page 193 of 352

193
Rijden
6
NOTIC E
Onder bepaalde omstandigheden (slecht wegdek of harde windstoten) kan het systeem waarschuwingen geven zonder dat er sprake is van vermoeidheid bij de bestuurder.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden),– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen),– smalle of bochtige weg, enz.
Parkeersensoren
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.


Dit systeem waarschuwt met behulp van sensoren in de bumper voor obstakels in de nabijheid van de auto (bijv. voetgangers, auto's, bomen, muren, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
Parkeersensoren achter
► Schakel de achteruitversnelling in om het systeem te activeren (bevestigd door een geluidssignaal).Het systeem wordt uitgeschakeld als vanuit de achteruitversnelling een andere versnelling of de neutraalstand wordt geselecteerd.
Geluidssignalen

Het systeem signaleert de aanwezigheid van obstakels binnen de detectiezones van de sensoren en de baan van de auto die bepaald wordt aan de hand van de draairichting van het stuurwiel.

Afhankelijk van de uitvoering worden in het getoonde voorbeeld alleen de obstakels in het
gearceerde gedeelte gesignaleerd door middel van geluidssignalen.De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan 30 centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.

Page 194 of 352

194
Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde het obstakel zich bevindt.
NOTIC E
Afstellen van het geluidssignaalBij uitvoeringen met TOYOTA Connect Radio of TOYOTA Connect Nav wordt door het drukken op deze toets het venster voor
de afstelling van het volume van het geluidssignaal geopend.
Grafische weergave

Ter aanvulling op het geluidssignaal wordt met segmenten op het scherm de afstand aangegeven tussen het obstakel en de auto (wit: obstakels veraf, oranje: obstakels dichtbij, rood: obstakels zeer dichtbij). Hierbij wordt geen rekening gehouden met de rijrichting van de auto.Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool “Gevaar” op het scherm.
Parkeersensoren voor
De parkeersensoren voor, die een aanvulling vormen op de parkeersensoren achter, worden geactiveerd als voor de auto een obstakel wordt gesignaleerd bij een snelheid van maximaal 10 km/h.De werking van de parkeersensoren voor wordt onderbroken als de auto langer dan drie seconden stilstaat met ingeschakelde vooruitversnelling, als er geen obstakel meer wordt gesignaleerd of als de snelheid van de auto hoger wordt dan 10 km/h.
NOTIC E
Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor of achter), geeft de plaats van het obstakel ten opzichte van de auto (voor of achter) aan, waarbij het obstakel zich in de baan van de auto moet bevinden.
Parkeersensoren opzij

Met behulp van vier extra sensoren die zich aan de zijkanten van de voor- en achterbumper bevinden, registreert het systeem de positie van vaste obstakels tijdens het manoeuvreren en signaleert deze wanneer ze zich aan de zijkanten van de auto bevinden.
WARNI NG
Alleen vaste obstakels worden correct gesignaleerd. Bewegende obstakels die aan het begin van de manoeuvre worden gesignaleerd, worden mogelijk per ongeluk gesignaleerd, terwijl bewegende obstakels die aan de zijkant van de auto verschijnen en die niet eerder zijn geregistreerd, niet worden gesignaleerd.
WARNI NG
De tijdens het manoeuvreren opgeslagen objecten worden uit het geheugen gewist na het UIT zetten van het contact.

Page 195 of 352

195
Rijden
6
Uitschakelen/inschakelen
Zonder touchscreen


► U kunt het systeem uit- of inschakelen door op deze toets te drukken.Het controlelampje brandt als het systeem is uitgeschakeld.
Met touchscreen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.

NOTIC E
De parkeersensoren achter worden automatisch uitgeschakeld wanneer een aanhangwagen of fietsendrager wordt aangekoppeld aan een trekhaak die conform de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd.In dat geval wordt de omtrek van een aanhangwagen weergeven aan de achterzijde van het beeld van de auto.
De parkeersensoren zijn uitgeschakeld als de functie Park Assist bezig is de grootte van een beschikbare parkeerplaats te meten.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de Park Assist.
Beperkingen van het systeem
Als de bagageruimte zwaar is beladen, gaat de auto mogelijk wat hellen, wat de afstandsmetingen negatief kan beïnvloeden.
Storing
Als er een storing optreedt bij het inschakelen van de achteruitversnelling, gaat op het instrumentenpaneel dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal (kort piepsignaal).Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Achteruitrijcamera

WARNI NG
Zie voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Als het contact AAN is, geeft dit systeem beelden van de omgeving achter de auto weer op het scherm (bij een gesloten bestelwagen of een bestelwagen met volledige scheidingswand). Deze beelden worden gemaakt door een camera die ter hoogte van het derde remlicht is gemonteerd.De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. De beelden worden weergegeven op het scherm. Het scherm wordt zwart wanneer de versnellingsbak in de neutraalstand of in een vooruitversnelling wordt gezet.

Page 196 of 352

196

De blauwe lijnen 1 geven de globale rijrichting van de auto weer (de afstand tussen de lijnen komt overeen met de breedte van uw auto inclusief de buitenspiegels).De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer.De groene lijnen 3 geven een afstand van circa 1 en 2 m vanaf de achterbumper weer.De turquoise gebogen lijnen 4 geven de maximale draaicirkels weer.
WARNI NG
Sommige objecten zijn wellicht niet zichtbaar voor de camera.
WARNI NG
Sommige voertuigen kunnen moeilijk zichtbaar zijn (donkere kleuren, uitgeschakelde verlichting) als de helderheid van het scherm is
verminderd met de dimfunctie van de auto.
WARNI NG
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed door de omgeving, de omstandigheden buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden en de lichtomstandigheden (bijv. duisternis, laagstaande zon).Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.
WARNI NG
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen van rijstrook is het belangrijk om met behulp van de buitenspiegels de zijkanten van de auto in de gaten te houden.Daarnaast geven de parkeersensoren achter extra informatie over de omgeving van de auto.
Beperkingen van het systeem
In de volgende situaties wordt het systeem mogelijk verstoord (of raakt het zelfs beschadigd):– Er is een fietsendrager op de achterklep of achterdeur (afhankelijk van de uitvoering) geplaatst.– Er is een aanhangwagen aangekoppeld.– Er wordt gereden met geopend portier of geopende deur.
WARNI NG
Let op: de camera mag niet afgedekt zijn (door een sticker, fietsendrager, enz.).
NOTIC E
Het gezichtsveld van de camera is afhankelijk van de belading van de auto.
Onderhoudsadviezen
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de camera niet bedekt is met modder, ijs of sneeuw.Controleer regelmatig of de lens van de camera schoon is.Reinig de camera indien nodig met een zachte en droge doek.Houd tijdens het wassen van de auto met een hogedrukreiniger het uiteinde van de spuit op minimaal 30 cm van de camera.

Page 198 of 352

198
WARNI NG
Sommige voorwerpen zijn wellicht niet zichtbaar voor de camera achter.
WARNI NG
Sommige voertuigen kunnen moeilijk zichtbaar zijn (donkere kleuren, uitgeschakelde
verlichting) als de helderheid van het scherm is verminderd met de dimfunctie van de auto.
WARNI NG
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed door de omgeving, de omstandigheden buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden en de lichtomstandigheden (bijv. duisternis, laagstaande zon).Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.
WARNI NG
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen van rijstrook is het belangrijk om met behulp van de buitenspiegels de zijkanten van de auto in de gaten te houden.Daarnaast geven de parkeersensoren achter extra informatie over de omgeving van de auto.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het contact AAN wordt gezet.


► Druk als het contact AAN staat op toets 2 om
het scherm in of uit te schakelen.Er wordt een melding weergegeven.► Lees deze melding en bevestig deze door 1 (“Accepteren”) te selecteren.
Het scherm van de functie wordt ingeschakeld.► Druk bij draaiende motor op toets 2 om het scherm van de functie uit te schakelen.
NOTIC E
De functie wordt automatisch onderbroken (het scherm wordt grijs) als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld en de snelheid hoger wordt dan 15 km/h.
De functie wordt weer ingeschakeld wanneer de auto met een snelheid rijdt die lager is dan deze drempelwaarde.
Werking
► In de neutraalstand wordt het bewakingsbeeld achter standaard weergegeven.► Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de visuele hulp bij achteruitrijden op het scherm weergegeven (zelfs als het systeem is uitgeschakeld).

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 next >