stop start YAMAHA FJR1300A 2009 Instructieboekje (in Dutch)

Page 18 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje“”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht“”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11121
Waarschuwingslampje
olieniveau“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.OPMERKINGBij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knipperen
bij rijden op een helling of bij plotseling af-
remmen of optrekken, er is dan echter geensprake van een storing.
DAU11532
Waarschuwingslampje
motorstoring“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te
controleren. (Zie pagina 3-11 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU39501
ABS-waarschuwingslampje“”
Als het waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat branden of knipperen, is het ABS-
systeem mogelijk defect. Vraag in dat geval
zo snel mogelijk een Yamaha dealer het
systeem te controleren. (Zie pagina 3-16.)
WAARSCHUWING
DWA10081
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, wordt alleen het conventionele
remsysteem gebruikt. Wees dan voor-zichtig en zorg dat de wielen tijdens plot-
seling remmen niet blokkeren. Als het
waarschuwingslampje tijdens het rijden
gaat branden of knipperen, vraag dan zo
snel mogelijk een Yamaha dealer het
remsysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet oplicht of
blijft branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te controleren.
DAU38621
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
ABS
U3P6D3D0.book Page 4 Monday, August 25, 2008 9:24 AM

Page 27 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
DAU12347
Stuurschakelaars LinksRechts
DAU12380
Lichtsignaalschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om met de koplam-
pen een lichtsignaal te geven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar“/”
Zet deze schakelaar op“” voor grootlicht
en op“” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar“/”
Druk deze schakelaar naar“” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar“” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12493
Verstelknop kuipruit“”
Om de kuipruit hoger te stellen, drukt u de
knop in richting (a). Om de kuipruit lager te
stellen, drukt u de knop in richting (b).OPMERKINGAls de contactsleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid, keert de kuipruit automatisch terugnaar de laagste stand.
DAU12500
Claxonschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
1. Lichtsignaalschakelaar“”
2. Verstelknop kuipruit“”
3. Dimlichtschakelaar“/”
4. Richtingaanwijzerschakelaar“/”
5. Claxonschakelaar“”
1. Noodstopschakelaar“/”
2. Schakelaar alarmverlichting“”
3. Startknop“”
1. Verstelknop kuipruit“”
U3P6D3D0.book Page 13 Monday, August 25, 2008 9:24 AM

Page 28 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
DAU12660
Noodstopschakelaar“/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op“”. Zet deze schakelaar op“” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop“”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU42340
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje
gaan branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of“” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-den.
DAU12830
Koppelingshendel De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
stelwiel voor het instellen van de stand van
de koppelingshendel. Verstel de afstand
tussen de koppelingshendel en de stuur-
greep door het stelwiel te verdraaien terwijl
de hendel van het stuur vandaan wordt ge-1. Koppelingshendel
2. Pijlteken
3. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel
4. Afstand tussen koppelingshendel en stuur-
greep
U3P6D3D0.book Page 14 Monday, August 25, 2008 9:24 AM

Page 46 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-32
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. De motorstopknop moet in de stand staan.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De koppelingsschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE JA NEE

Bij deze inspectie moet de machine op de
middenbok worden gezet.

Als zich een storing voordoet, vraag dan
alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer
het systeem te controleren.WAARSCHUWING
“ ”
U3P6D3D0.book Page 32 Monday, August 25, 2008 9:24 AM

Page 51 of 102

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk eenongeval of letsel tot gevolg.
DAU46632
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dat geval
wordt op het multifunctionele display
foutcode 30 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Draai de sleutel
naar “OFF” en vervolgens naar “ON”
om de foutcode te wissen. Als u dat
niet doet, zal de motor niet starten, on-
danks dat de motor wordt aangezwen-
geld als u op de startknop drukt.

een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. In dat geval
wordt op het multifunctionele display
foutcode 70 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Druk op de start-
schakelaar om de foutcode te wissenen de motor opnieuw te starten.
DAU39893
Starten van de motor Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.

De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-31 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op“” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en het controlelampje moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieni-
veau

Waarschuwingslampje motorsto-
ring

Controlelampje startblokkering

ABS-waarschuwingslampje
LET OP
DCA11831
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet dooft, zie dan pagina 3-3
voor een controle van het circuit van het
betreffende waarschuwings- of controle-lampje.
U3P6D3D0.book Page 1 Monday, August 25, 2008 9:24 AM

Page 89 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-35
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1040

Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.

Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-om en verwijder de dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
U3P6D3D0.book Page 35 Monday, August 25, 2008 9:24 AM

Page 99 of 102

INDEX
AABS ...................................................... 3-16
ABS-waarschuwingslampje .................... 3-4
Accessoirebox ...................................... 3-24
Accu...................................................... 6-27
Achterbrugscharnierpunten, smeren .... 6-25
Achteruitkijkspiegels ............................. 3-26
Achterwielophanging, smeren .............. 6-25
Antidiefstal-alarmsysteem (optie) ......... 3-12BBanden ................................................. 6-17
Bougies, controleren............................... 6-8
Brandstof .............................................. 3-18
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig .................................................... 5-3CCardanolie ............................................ 6-12
Claxonschakelaar ................................. 3-13
Contactslot/stuurslot ............................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-3
Controlelampje grootlicht ........................ 3-4
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-3
Controlelampje startblokkeersysteem .... 3-4DDimlichtschakelaar ............................... 3-13GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren ............................................... 6-23
Gelijkstroom aansluitcontact voor
accessoires ........................................ 3-33
Gereedschapsset ................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen........................................... 6-31
HHoogte bestuurderszadel, verstellen..... 3-21IIdentificatienummers ............................... 9-1
Inrijperiode .............................................. 5-3KKabels, controleren en smeren ............. 6-23
Klepspeling............................................ 6-17
Koelvloeistof .......................................... 6-13
Koplampgloeilamp.................................6-30
Koplamphoogte, aanpassen ................. 3-25
Koppelingshendel.........................3-14, 6-20LLichtsignaalschakelaar .......................... 3-13
Luchtfilterelement, reinigen ................... 6-15MMatkleur, let op........................................ 7-1
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren ........................ 6-24
Modelinformatiesticker ............................ 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon ................... 6-9
Multifunctioneel display ........................... 3-6NNiveaus rem- en koppelingsvloeistof,
controleren .......................................... 6-21
Noodstopschakelaar ............................. 3-14OOpbergcompartimenten ........................ 3-23PPanelen, verwijderen en aanbrengen ..... 6-7
Parkeerlichtgloeilamp ............................ 6-32
Parkeren..................................................5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema .............................. 6-2Plaats van de onderdelen ....................... 2-1
Problemen oplossen ............................. 6-32
RRem- en koppelingshendels,
controleren en smeren........................ 6-24
Rem- en koppelingsvloeistof,
verversen ............................................ 6-22
Rem- en schakelpedalen, controleren
en smeren........................................... 6-23
Remhendel ........................................... 3-15
Remlichtschakelaar .............................. 6-20
Rempedaal ........................................... 3-16
Richtingaanwijzergloeilamp of
gloeilamp in remlicht/achterlicht,
vervangen ........................................... 6-31
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 3-13SSchakelaar alarmverlichting.................. 3-14
Schakelen ............................................... 5-2
Schakelpedaal ...................................... 3-15
Schokdemperunit, afstellen .................. 3-29
Sleutelnummer........................................ 9-1
Snelheidsmeter ....................................... 3-5
Specificaties............................................ 8-1
Stalling .................................................... 7-3
Stand van het stuur, verstellen ............. 3-25
Startblokkeersysteem ............................. 3-1
Starten van de motor .............................. 5-1
Startknop .............................................. 3-14
Startspersysteem .................................. 3-31
Stationair toerental, controleren............ 6-16
Stelknop handvatverwarming ............... 3-30
Storingzoekschema’s............................ 6-34
Stroomlijnpanelen, openen en sluiten... 3-25
U3P6D3D0.book Page 1 Monday, August 25, 2008 9:24 AM