YAMAHA TMAX 2008 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
2
3
4
5
67
8
9

Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Breng het paneel C aan.
Paneel E
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en trek dan het pa-
neel naar buiten.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
Paneel F
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en trek dan het pa-
neel naar buiten.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.

1. Schroef
2. Paneel D
2
1

1. Schroef1

1. Schroef
1
1

Page 52 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU19642
Controleren van de bougies
Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door ver-
hitting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING:

Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet doorhandvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9 ft·lbf)

Page 53 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
2
3
4
5
67
8
9

DAU19858
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
LET OP:

DCA11290
Om het olieniveau te controleren moet
de motor koud zijn, anders wordt het ni-
veau verkeerd aangegeven.
OPMERKING:

Zorg dat het voertuig rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer hij iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem twee minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas linksonder in
het carter.
OPMERKING:

Het motorolieniveau moet tussen de merk-strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpa-
troon)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Zet een olieopvangbak onder de motorom de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
5. Controleer de sluitring en O-ring op
beschadigingen en vervang deze in-
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1
32

1. Olievuldop
1. Olieaftapplug
1
1

Page 54 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9

dien nodig.
OPMERKING:

Sla de stappen 6–8 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.
6. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING:

De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.
7. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.
OPMERKING:

Zorg dat de o-ring correct aanligt.
8. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en
zet deze dan met een momentsleutel
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment.9. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
10. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.
1. Olieaftapplug
2. O-ring
3. Ring
12
3

1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
2
1

1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12.3 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31.1 ft·lbf)
1

Page 55 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
2
3
4
5
67
8
9
OPMERKING:

Alle gemorste olie moet worden afgeveegd,
nadat de motor en het uitlaatsysteem zijn
afgekoeld.
LET OP:

DCA11620

Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.

Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
11. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
12. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
13. Stel de indicator olieverversing terug.
(Zie pagina 3-8.)
OPMERKING:

Als de motorolie werd ververst voordat de
indicator olieverversing brandde (dus voor-
dat de intervalperiode voor olieverversing
was verstreken), moet de indicator na de
olieverversing worden teruggesteld zodat
het eerstvolgende tijdstip voor olieverver-
sing weer correct wordt aangegeven.
DAU19995
Kettingkastolie
De kettingkastolie moet als volgt worden
ververst op de tijdstippen aangegeven in
het periodieke onderhouds- en smeersche-
ma.
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Verwijder het paneel E. (Zie
pagina 6-7.)
3. Zet een olieopvangbak onder de aan-
drijfkettingkast om de gebruikte olie op
te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit de kettingkast af te
tappen.
5. Installeer de aftapbout in de ketting-
kast en draai deze dan vast met het
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.80 L (2.96 US qt) (2.46 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.90 L (3.07 US qt) (2.55 Imp.qt)

1. “CD” specificatie
2. “ENERGY CONSERVING II”
1
2

1. Olievuldop kettingkast
2. Aftapbout kettingkastolie
1
2

Page 56 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9

voorgeschreven aanhaalmoment.
6. Voeg de aangegeven hoeveelheid van
de aanbevolen kettingkastolie toe.
7. Veeg de peilstok schoon, steek deze
in de vulopening (zonder vast te
draaien) en verwijder hem dan om het
olieniveau te controleren.
OPMERKING:

Het kettingkast-olieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau liggen.8. Als het kettingkast-olieniveau bene-
den de merkstreep voor minimumni-
veau ligt, vul dan voldoende olie, van
de aanbevolen soort, bij tot het correc-
te niveau.
9. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
LET OP:

DCA15010

Zorg dat er geen verontreinigingen
in aandrijfkettingkast terechtko-
men.

Zorg dat er geen olie op de banden
of wielen terechtkomt.
10. Controleer de aandrijfkettingkast op
olielekkage. Zoek in geval van lekkage
naar de oorzaak.11. Monteer het paneel.
Aanhaalmoment:
Aftapbout kettingkastolie:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14.5 ft·lbf)
Voorgeschreven kettingkastolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.70 L (0.74 US qt) (0.62 Imp.qt)

1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau1
2

Page 57 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
2
3
4
5
67
8
9

DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU42831
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING:


Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.

Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau via
het kijkglas.
OPMERKING:

Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.3. Als de koelvloeistof op of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, til dan de voetplaatmat aan de
rechterzijde omhoog zoals getoond.4. Verwijder de afdekkap over het koel-
vloeistofreservoir door de schroef los
te halen.
5. Open de dop van het koelvloeistofre-
servoir, vul koelvloeistof bij tot aan de
merkstreep voor maximumniveau, en
sluit dan de dop van het koelvloei-
stofreservoir weer.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
3. Kijkglas koelvloeistofniveau
1. Voetplaatmat rechterzijde
3
1
2
1

1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Schroef
12

Page 58 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LET OP:

DCA10471

Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.

Vervang, indien water in plaats van
koelvloeistof is gebruikt, het water
zo snel mogelijk door koelvloeistof.
Anders is het koelsysteem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.

Als water aan de koelvloeistof istoegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vriespercentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
WAARSCHUWING

DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
6. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de schroef aan te brengen.
7. Plaats de voetplaatmat aan de rech-
terzijde in de oorspronkelijke positie.
OPMERKING:


De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de tem-
peratuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.

Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-34 nadere instructies ver-
meld.
DAU45020
Het luchtfilterelement vervangen
Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Om het luchtfilterelement te vervangen
1. Verwijder de panelen C en D. (Zie
pagina 6-7.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement los.
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt) (0.22 Imp.qt)
1

1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
2
1
1

Page 59 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
2
3
4
5
67
8
9

4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
LET OP:

DCA10480

Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.

Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige slij-
tage bij de zuiger(s) en/of de cilin-
der(s).
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
6. Monteer de panelen.
DAU33482
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
1. Verwijder het paneel F. (Zie
pagina 6-7.)
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de specifi-
catie af door de stationair stelschroef
te verdraaien. Draai de schroef in de
richting (a) om het stationair toerental
te verhogen. Draai de schroef in de
richting (b) om het stationair toerental
te verlagen.
OPMERKING:

Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
3. Monteer het paneel.
1. Luchtfilterelement
1

1. Stationair stelschroef
Stationair toerental:
1100–1300 tpm
1(a) (b)

Page 60 of 90


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU33600
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING

DWA10500

De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).

De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
1. Vrije slag gaskabel
1

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 90 next >