YAMAHA XCITY 125 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 11 of 84

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
In de handel verkrijgbare onderdelen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op ori-
ginele Yamaha accessoires, dient u te be-
seffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassings-
sets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen. Het
monteren van in de handel verkrijgbare pro-
ducten of het verrichten van aanpassingen
die de ontwerp- of bedieningskenmerken
van uw machine wijzigen kan het risico op
ernstig letsel of overlijden van uzelf of ande-
ren vergroten. U bent verantwoordelijk voor
letsel dat voortvloeit uit wijzigingen aan de
machine.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.●
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken
om te waarborgen dat het de
grondspeling of de hellinghoek op
geen enkele manier vermindert, deveerweg, de stuuruitslag of de bedie-
ning niet beperkt en geen lampen of
reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit ver-
oorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aerody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.

Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de mo-
gelijkheden van de machine te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-17
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De scooter vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
scooter in een ander voertuig wilt vervoe-
ren.

Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de scooter.

Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.
U16PD3D0.book Page 4 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM

Page 12 of 84

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1

Zet de scooter vast met spanbanden
of andere geschikte banden aan stevi-
ge delen van de scooter, zoals het fra-
me of de bovenste voorvorkklem (en
niet aan, bijvoorbeeld, het stuur, de
richtingaanwijzers of onderdelen die
kunnen afbreken). Kies de plaats voor
de spanbanden zorgvuldig om te voor-
komen dat deze tijdens het transport
schuurplekken op de lak veroorzaken.

Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de scooter tijdens het transport
niet overmatig kan stuiteren.
DAU10373
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden ●
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.

Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.

Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.

Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.

Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de scoo-
ter recht, anders kan hij gaan schui-
ven.

De remvoeringen kunnen nat worden
bij het wassen van de scooter. Contro-
leer de remmen na het wassen van de
scooter, voordat u gaat rijden.

Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.

Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel. Gebruik degelijke snelbinders
om bagage aan de bagagedrager vast
te binden (indien het voertuig is voor-
zien van een bagagedrager). Losse
bagage beïnvloedt de stabiliteit van de
scooter en kan uw aandacht afleiden
van het verkeer. (Zie pagina 1-3.)
U16PD3D0.book Page 5 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM

Page 13 of 84

BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
1
2 3 4 5 87 9
6
1. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-12)
2. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-14)
3. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 6-13)
4. Luchtfilterelement (pagina 6-15)
5. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (pagina 6-15)
6. Oliefilterelement (pagina 6-10)
7. Zijstandaard (pagina 3-16)
8. Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-14)9. Voorremblokken (pagina 6-20)
U16PD3D0.book Page 1 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM

Page 14 of 84

BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
2 13 4
5 6 7 8

1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Hoofdzekering/zekeringenkastje (pagina 6-26)
3. Accu (pagina 6-25)
4. Dop koelvloeistofreservoir (pagina 6-14)
5. Tankdop (pagina 3-9)
6. Olievuldop (pagina 6-10)
7. Middenbok (pagina 6-23)
8. Achterremblokken (pagina 6-20)U16PD3D0.book Page 2 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM

Page 15 of 84

BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
12 3456 789
1. Achterremhendel (pagina 3-9)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-8)
3. Voorste opbergcompartiment (pagina 3-12)
4. Snelheidsmeter/Multifunctioneel display (pagina 3-4/3-5)
5. Bagagehaak (pagina 3-15)
6. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
7. Schakelaar rechterstuurzijde (pagina 3-8)
8. Gasgreep (pagina 6-16)9. Voorremhendel (pagina 3-9)
U16PD3D0.book Page 3 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM

Page 16 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
3
DAU10977
Startblokkeersysteem Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:●
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)

twee standaardsleutels (met een zwart
bovendeel) die opnieuw kunnen wor-
den gecodeerd

een transponder (die is geïntegreerd in
de codeersleutel)

een startblokkeereenheid

een ECU

een controlelampje van de startblok-
kering (Zie pagina 3-3.)De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11821

ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
de codeersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig dan nog steeds starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw gecodeerd moeten wor-
den (d.w.z. als er een nieuwe stan-
daardsleutel is gemaakt of als alle
sleutels verloren zijn), dient het ge-
hele startblokkeersysteem vervan-
gen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.

Dompel de sleutels nooit in water.

Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.

Leg de sleutels nooit vlakbij magne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
beeld speakers enz.).

Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakbij de
sleutels.

Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.

U mag de sleutels nooit slijpen of de
vorm ervan wijzigen.

U mag het plastic gedeelte van de
sleutels nooit demonteren.

Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.

Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een an-
dere plek dan de codeersleutel van
het voertuig.

Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-
nen ze signaalstoring veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)U16PD3D0.book Page 1 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM

Page 17 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU10472
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU34121
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en deparkeerlichten gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet wor-
den uitgenomen.
OPMERKINGDe koplampen gaan automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijven
aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid of de zijstandaard omlaag wordt be-
wogen.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10684
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
PUSHOPEN
OFF
ON
LOCK
IGNITION
ZAUM0696
U16PD3D0.book Page 2 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM

Page 18 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU11006
Controlelampjes en waarschu-
wingslampje
DAU11020
Controlelampje
richtingaanwijzers “ ”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAUS1540
Waarschuwingslampje
motorstoring “ ”
Dit waarschuwingslampje knippert wanneer
er een probleem wordt aangegeven in het
elektrisch circuit dat de motor controleert.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU38914
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
OPMERKINGHet zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. Als het startblokkeersysteem
niet goed werkt, zal het controlelampje in
een bepaald patroon knipperen wanneer de
contactsleutel naar “ON” wordt gedraaid.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren. Als het
controlelampje eerst vijfmaal langzaam
knippert en dan herhaaldelijk tweemaal
snel, betreft het mogelijk een signaalstoring.
Als deze fout zich voordoet, probeer dan het
volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.
1. Controlelampje grootlicht “ ”
2. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
3. Controlelampje startblokkering
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”

12
ZAUM0882
34
U16PD3D0.book Page 3 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM

Page 19 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
DAU11591
Snelheidsmeter ALLEEN VOOR GROOT-BRITTANNIË
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
DAUM1471
Brandstofniveaumeter De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “E” (leeg) naarmate het
brandstofniveau daalt. Wanneer de brand-
stof in de tank ongeveer 2.7 L (0.72 US gal,
0.60 Imp.gal) bereikt, gaat het waarschu-
wingslampje brandstofniveau branden en
schakelt het multifunctionele display auto-
matisch naar de “Trip/fuel”-modus. (Zie pa-
gina 3-5.) Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.OPMERKINGVoorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
1. Snelheidsmeter
1. Snelheidsmeter
1
ZAUM0636
1mph
0 1020304050
60
70
80
90
100
ZAUM0637
1. Brandstofniveaumeter
2. Waarschuwingslampje brandstofniveau1
2ZAUM0638
U16PD3D0.book Page 4 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM

Page 20 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU12173
Temperatuurmeter koelvloeistof Met de contactsleutel in de stand “ON” geeft
de temperatuurmeter voor koelvloeistof de
temperatuur van de koelvloeistof aan. De
koelvloeistoftemperatuur is afhankelijk van
de weersomstandigheden en de motorbe-
lasting. Als de naald bij of in de rode zone
staat, zet de machine dan stil en laat de mo-
tor afkoelen. (Zie pagina 6-33.)LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
DAUM2750
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:●
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)

twee rittellers (die de afgelegde af-
stand tonen sinds deze voor het laatst
op nul zijn gezet, de tijd die is verlopensinds de rittellers op nul zijn gezet en
de gemiddelde gereden snelheid ge-
durende deze tijd)

een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aanging)

een klok

een omgevingstemperatuurweergave

een indicator olieverversing (die gaat
branden wanneer de motorolie moet
worden ververst)
OPMERKING●
Voor het Verenigd Koninkrijk wordt de
afgelegde afstand aangegeven in mij-
len en wordt de temperatuur aangege-
ven in °F.

Voor andere landen wordt de afgeleg-
de afstand aangegeven in kilometers
en wordt de temperatuur aangegeven
in °C.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “MODE”-toets wis-
selt de weergave in de onderstaande volg-
orde tussen kilometerteller “Total” en
ritteller “Trip”:
Total → Trip 1 → Trip 2 → Trip/fuel → Total
1. Rode zone
1
ZAUM0639
1. ìMODEî-toets
2. Multifunctioneel display
3. ìSETî-toets
1
2
3
ZAUM0878

U16PD3D0.book Page 5 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 90 next >