YAMAHA XT660Z 2015 Instructieboekje (in Dutch)

Page 21 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-4
3
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch cir-
cuit te testen.
DAUB1521
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
Het elektrisch circuit van het vrijstandcon-
trolelampje kan worden gecontroleerd door
de sleutel naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch cir-
cuit te testen.
DAUB1531
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
Het elektrisch circuit van het controlelamp-
je grootlicht kan worden gecontroleerd
door de sleutel naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch cir-
cuit te testen.
DAU11447
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de
tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.OPMERKINGBij machines met een of meer radia-
torkoelvinnen schakelt de radiator-
koelvin automatisch in of uit op basis
van de koelvloeistoftemperatuur in de
radiator.Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-40 nadere instructies ver-
meld.
DAU11535
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te
controleren. (Zie pagina 3-8 voor uitleg over
de werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DAU11546
ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor
modellen met ABS)
Als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, is het
ABS-systeem mogelijk defect. Vraag in dat
geval zo snel mogelijk een Yamaha dealer
ABS
U2BDD1D0.book Page 4 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM

Page 22 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-5
3
het systeem te controleren. (Zie pagina
3-11.)
WAARSCHUWING
DWA10082
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, wordt alleen het conventionele
remsysteem gebruikt. Wees dan voor-
zichtig en zorg dat de wielen tijdens
plotseling remmen niet blokkeren. Als
het waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat branden of knipperen, vraag
dan zo snel mogelijk een Yamaha dealer
het remsysteem te controleren.Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DAU26879
Controlelampje startblokkering“”
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-8 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)
DAUS1944
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12313
Zet de machine stil voordat u wijzigin-
gen aanbrengt in de instellingen van het
multifunctionele display. Het aanbren-
gen van wijzigingen tijdens het rijden
kan u afleiden en vergroot het risico op
een ongeval.Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:1. Toerenteller
2. Snelheidsmeter
3. Kilometerteller
4. Ritteller/ritteller brandstofreserve
5. Klok
6. Brandstofniveaumeter
7. “RESET”-toets
8. “SELECT”-toets
U2BDD1D0.book Page 5 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM

Page 23 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-6
3
een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)
een digitale toerenteller (die het mo-
tortoerental in tpm aangeeft)
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het onderste segment van de brand-
stofniveaumeter begon te knipperen)
een klok
een brandstofniveaumeter
een voorziening voor zelfdiagnoseOPMERKINGVergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “SELECT”- en
“RESET”-toets gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Als u de
weergaven voor snelheidsmeter en ki-
lometerteller/ritteller wilt schakelen
tussen kilometers en mijlen, houdt u
tegelijk de toetsen “SELECT” en “RE-
SET” ingedrukt en draait u de sleutel
naar “ON”. Als de cijfers beginnen te
knipperen, drukt u op de toets “SE-
LECT” om te schakelen tussen kilo-
meters en mijlen.
Toerenteller
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen
het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug naar
nul tpm om het elektrische circuit te testen.LET OP
DCA10032
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 7500 tpm en hoger
Ritteller- en toerentellermodi
Door te drukken op de toets “SELECT”
wordt de weergave in de onderstaande
volgorde geschakeld tussen de rittellermo-
di “TRIP 1” en “TRIP 2”:
TRIP 1 → TRIP 2 → TRIP 1
Als de hoeveelheid brandstof in de brand-
stoftank afneemt tot 6.7 L (1.77 US gal,
1.47 Imp.gal) bij de XT660Z of 5.8 L (1.53
US gal, 1.28 Imp.gal) bij de XT660ZA, be-
gint het onderste segment van de brand-
stofniveaumeter te knipperen en wisselt de
rittellerweergave automatisch naar de
brandstofreserve-ritteller “F-TRIP” die de
afgelegde afstand vanaf dat punt aangeeft.
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
1. Kilometerteller
2. Ritteller/ritteller brandstofreserve
3. “SELECT”-toets
4. “RESET”-toets
U2BDD1D0.book Page 6 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM

Page 24 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-7
3
In dat geval wordt door het indrukken van
de toets “SELECT” de weergave in de on-
derstaande volgorde geschakeld tussen de
diverse rittellermodi:
F-TRIP → TRIP 1 → TRIP 2 → F-TRIP
Als u een ritteller op nul wilt terugstellen,
selecteert u deze door op de toets “SE-
LECT” te drukken en vervolgens de toets
“RESET” ten minste vier seconden inge-
drukt te houden. Wanneer u de brandstof-
reserve-ritteller niet zelf met de hand op nul
terugstelt, wordt deze automatisch terug-
gesteld zodra na het tanken 5 km (3 mi) is
gereden en wordt de vorige ritteller weer-
gegeven.Klokweergave
OPMERKINGDe klok toont altijd de tijd, ongeacht de
stand van het contactslot.De klok op tijd zetten:1. Houd de toets “SELECT” minstens
vier seconden ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knip-
peren, drukt u op de “RESET”-toets
om de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets en de mi-
nutenaanduiding begint te knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op “ON” staat, geeft
de brandstofniveaumeter de hoeveelheid
brandstof in de brandstoftank aan. Als de
contactsleutel naar “ON” wordt gedraaid,
verschijnen alle segmenten van de brand-
stofniveaumeter een voor een op het dis-
play en verdwijnen daarna weer om het
elektrisch circuit te testen. De displayseg-
menten van de brandstofniveaumeter ver-
dwijnen richting “E” (leeg) naarmate het
brandstofniveau verder daalt. Wanneer er
nog maar één segment naast “E” (leeg) is
overgebleven, moet zo snel mogelijk
brandstof worden bijgevuld.1. Klok
2. “SELECT”-toets
3. “RESET”-toets
1. Brandstofniveaumeter
U2BDD1D0.book Page 7 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM

Page 25 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-8
3
OPMERKINGDeze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als er een defect
in het elektrisch circuit wordt waargeno-
men, gaan alle segmenten knipperen.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.Zelfdiagnosesystemen
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits.Als er een of meer elektrische circuits van
de motor defect zijn, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring knipperen. Als
dit zich voordoet, vraag dan een Yamaha-
dealer de machine te controleren.
(voor modellen met ABS)
Als een of meer elektrische circuits van het
ABS defect zijn, gaat het ABS-waarschu-
wingslampje branden. Als dit zich voor-
doet, vraag dan een Yamaha-dealer de
machine te controleren.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdiag-
nosesysteem voor het startblokkeersy-
steem.
Wanneer in een van de circuits van het
startblokkeersysteem een storing optreedt,
gaat het controlelampje startblokkeersy-
steem knipperen. Als dit zich voordoet,
vraag dan een Yamaha-dealer de machine
te controleren.
OPMERKINGAls het controlelampje eerst vijfmaal lang-
zaam knippert en dan herhaaldelijk twee-
maal snel, betreft het mogelijk een storing
in de transponder. Als deze fout zich voor-
doet, probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
1. ABS-waarschuwingslampje Ž (voor
modellen met ABS)
2. Controlelampje startblokkering Ž
3. Waarschuwingslampje motorstoring Ž
ABS
U2BDD1D0.book Page 8 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM

Page 26 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-9
3
DAU1234H
StuurschakelaarsLinks
Rechts
DAU12351
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12661
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU44712
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje (al-
leen voor model met ABS) kan gaan
branden als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid en de startknop wordt ingedrukt. Dit
wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”U2BDD1D0.book Page 9 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM

Page 27 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
DAU12821
KoppelingshendelDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-19.)
DAU12872
SchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij
het schakelen van de versnellingen van de
5-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU26825
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of
het correcte instelpunt op het stelwiel te-
genover het “ ” merkteken op de rem-
hendel staat.
1. Koppelingshendel
1. SchakelpedaalZAUM1260
1. Remhendel
2. Stelwiel
3. Pijlteken
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
11
1
ZAUM1251
U2BDD1D0.book Page 10 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM

Page 28 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU51802
ABS (voor modellen met ABS)Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKINGHet ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van onder de zitting
en wanneer u de remhendel of het
rempedaal licht bedient, kan een tril-
ling in de hendel of het pedaal voel-
baar zijn. Dit duidt niet op een storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA16121
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. Anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken, waardoor
het ABS-systeem niet meer goed werkt.
1. RempedaalU2BDD1D0.book Page 11 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM

Page 29 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-12
3
DAU13075
TankdopOpenen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstof-
lekkage ontstaat brandgevaar.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
1. Slotplaatje
2. Openen.
U2BDD1D0.book Page 12 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM

Page 30 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-13
3
DAU13222
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg gemors-
te brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huidterechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU49463
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
Voorgeschreven brandstof:
Uitsluitend loodvrije superbenzine
Inhoud brandstoftank:
23.0 L (6.07 US gal, 5.06 Imp.gal)
Brandstofreserve:
XT660Z 6.7 L (1.77 US gal,
1.47 Imp.gal)
XT660ZA 5.8 L (1.53 US gal,
1.28 Imp.gal)
U2BDD1D0.book Page 13 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 100 next >