sensor CITROEN C-ELYSÉE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2017Pages: 306, PDF Size: 9.41 MB
Page 67 of 306

65
Mistlampen vóór en 
mistachterlicht
Draai de ring:
F 1 k eer naar voren om alleen de mistlampen 
vóór in te schakelen.
F
 
2 k
 eer naar voren om ook het 
mistachterlicht in te schakelen.
F
 
1 k
 eer naar achteren om alleen het 
mistachterlicht uit te schakelen.
F
 
2 k
 eer naar achteren om ook de 
mistlampen vóór uit te schakelen. De mistverlichting en de parkeerlichten blijven 
branden als het dimlicht handmatig wordt 
uitgeschakeld.
F Draai de ring naar achteren om de mistverlichting 
uit te schakelen. De parkeerlichten worden dan 
automatisch uitgeschakeld.
Bij helder of regenachtig weer, zowel 
overdag als 's nachts, zijn de mistlampen 
vóór en het mistachterlicht verblindend 
voor medeweggebruikers en daarom niet 
toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór 
en het mistachterlicht uitsluitend bij mist of 
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u 
de mistlampen en het dimlicht handmatig 
in te schakelen, omdat de lichtsensor 
voldoende licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen vóór en het 
mistachterlicht uit te zetten zodra ze niet 
meer nodig zijn. Uitschakelen van de verlichting bij het 
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten 
automatisch uitgeschakeld, behalve als de 
automatische "follow me home"-verlichting 
is geactiveerd.
Aanzetten van de verlichting na 
afzetten van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te 
activeren ter wijl de verlichting uit is, de 
ring in de stand 0 en vervolgens in de 
stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt geopend, 
klinkt er een geluidssignaal om aan te 
geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting, met uitzondering van 
het parkeerlicht, wordt na maximaal 
30
  minuten automatisch uitgeschakeld om 
het ontladen van de accu te voorkomen.
4 
Verlichting en zicht  
Page 76 of 306

74
Controlesysteem bandenspanning
Dit systeem controleert automatisch de 
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier 
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de 
snelheidssensoren van de wielen met de 
referentiewaarden die elke keer nadat de 
banden op spanning zijn gebracht of na het 
verwisselen van een wiel moeten worden 
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra 
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of 
meer banden te laag is.Waarschuwing te lage bandenspanning
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet 
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt 
dat de waakzaamheid van de bestuurder niet 
door het systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de 
verantwoordelijkheid om elke maand de 
bandenspanning te controleren (ook die van 
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een 
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning 
heeft een nadelige invloed op het weggedrag 
en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, 
vooral onder zware omstandigheden (zware 
belading, hoge snelheden, een lange rit).
Een te lage bandenspanning leidt ook 
tot een hoger brandstofverbruik.
De voor uw auto voorgeschreven 
bandenspanning vindt u op de sticker met 
de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de identificatie van 
de auto .
Controle van de bandenspanning
De bandenspanning moet worden 
gecontroleerd als de banden "koud" zijn (de 
auto staat langer dan een uur stil of er is minder 
dan 10   km gereden met een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden moet de 
bandenspanning ten opzichte van de op de sticker 
vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Deze waarschuwing bestaat uit het 
permanent branden van het lampje, 
een geluidssignaal en een melding 
op het display.
F
 
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en 
vermijd plotselinge stuurbewegingen en 
krachtig remmen.
F
 
Z
et de auto zo snel mogelijk stil op een 
veilige plaats.
Een te lage bandenspanning is niet altijd 
aan de band te zien. Een visuele controle 
is dus niet voldoende.
F
 
C
ontroleer als u een compressor in 
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de 
bandenreparatieset) de spanning van de 
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd 
voorzichtig verder als het niet mogelijk is 
om deze controle onmiddellijk uit te voeren. 
of
F
 
G
ebruik in het geval van een lekke band 
de bandenreparatieset of het reservewiel 
(afhankelijk van de uitvoering).
De waarschuwing blijft actief tot het 
systeem is gereset. 
Veiligheid  
Page 85 of 306

83
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden bij ernstige 
aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen 
een aanvulling op de werking van de 
veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzers.
Bij een aanrijding registreren en analyseren de 
elektronische schoksensoren de frontale en 
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones 
voor een aanrijding worden blootgesteld:
- 
b
 ij een ernstige aanrijding gaan de airbags 
onmiddellijk af en verbeteren ze de 
bescherming van de inzittenden van de 
auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het 
gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet 
wordt belemmerd en de inzittenden de auto 
eventueel kunnen verlaten.
-
 
b
 ij een minder ernstige aanrijding, een 
aanrijding van achteren of in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop slaat, 
gaan de airbags mogelijk niet af. In deze 
situaties beschermen de veiligheidsgordels 
de inzittenden.Detectiezones voor een 
aanrijding Airbags vóór
De airbags werken alleen als het 
contact aan is.
De airbags werken slechts één keer. 
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt 
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), 
worden de airbags niet meer opgeblazen. Het activeren van een airbag gaat gepaard 
met wat rook en geluid, als gevolg van de 
activering van de pyrotechnische lading 
die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan 
irriterend zijn voor personen die hier 
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een airbag 
wordt geproduceerd, kan het gehoor 
gedurende een korte periode enigszins 
verminderen.
A
Impactzone vóór.
B Impactzone opzij. De airbags vóór beschermen de bestuurder 
en voorpassagier bij een ernstige frontale 
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel 
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in 
het stuur wiel en de passagiersairbag in het 
dashboard boven het dashboardkastje.
5 
Veiligheid  
Page 88 of 306

86
Veiligheidsvoorschriften
De portierpanelen van de voorportieren 
bevatten de zijdelingse schoksensoren van 
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van 
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties) 
die niet aan de voorschriften voldoen, kan 
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer 
goed werken – In dat geval werken de zij-
airbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de voorportieren 
uitsluitend uitvoeren door het 
CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken 
vast en laat uw handen niet op het 
stuurwielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op 
het dashboard rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt 
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten 
of een pijp brandwonden of ander letsel 
veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen 
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet 
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op 
het stuur wiel of op het dashboard. Deze 
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel 
veroorzaken.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe uw veiligheidsgordel om en zorg dat 
deze correct is geplaatst.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen 
de airbag en de inzittenden (kinderen, 
huisdieren, objecten...) en bevestig niets in 
de buurt van de airbags of in het gebied waar 
de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij 
het afgaan van de airbag ver wonden.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp 
van uw auto, vooral niet in de directe 
omgeving van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw 
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen 
mogen alleen door het 
CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats worden 
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften 
worden nageleefd, blijft de kans bestaan 
op letsel of lichte brandwonden aan het 
hoofd, de borst of de armen als de airbag 
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk 
zeer snel opgeblazen (binnen enkele 
milliseconden) en loopt vervolgens even 
snel leeg, waarbij de warme gassen via de 
daarvoor bestemde openingen naar buiten 
stromen. Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor 
goedgekeurde stoelhoezen, die in 
combinatie met actieve zijairbags gebruikt 
kunnen worden. Voor informatie over de 
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw 
auto kunt u zich wenden tot het 
CITROËN-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning 
van de stoelen (kleding...): dit zou bij het 
afgaan van de zijairbags kunnen leiden tot 
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het 
portierpaneel zitten. 
Veiligheid  
Page 127 of 306

125
Parkeerhulp achter
Deze functie signaleert met behulp van 
sensoren in de bumper obstakels in de 
nabijheid van de auto (personen, auto's, 
bomen, slagbomen, enz.) die binnen het 
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen) 
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, 
worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze 
zich in de dode hoek van het detectiebereik van 
de sensoren bevinden.Deze functie is een hulpsysteem: de 
bestuurder dient altijd alert te blijven.
De functie wordt geactiveerd zodra de 
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij 
klinkt een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt 
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken 
geluidssignaal gewaarschuwd bij het 
naderen van obstakels. De frequentie van het 
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het 
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via 
de luidspreker (rechts of links) is te herkennen 
aan welke zijde van de auto het obstakel zich 
bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het 
obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter, 
klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Grafische weergave
De grafische weergave is een aanvulling op het 
geluidssignaal. Op het scherm worden blokken 
weergegeven die het pictogram van de auto 
steeds dichter naderen.
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, 
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
6 
Rijden  
Page 128 of 306

126
Uitschakelen / Inschakelen
Deze functie kan worden gedeactiveerd of 
geactiveerd via het configuratiemenu van de 
auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het 
menu "Persoonlijke instelling 
– configuratie " de optie 
" Parkeerhulp ".
Met touchscreen
Druk op MENU .
Activeer of deactiveer in het 
menu " Rijden / Auto " de optie 
" Parkeerhulp ".
De functie wordt automatisch 
uitgeschakeld zodra een aanhanger wordt 
aangekoppeld of een fietsendrager wordt 
gemonteerd (auto's voorzien van een 
door 
CITROËN aanbevolen trekhaak of 
fietsendrager).
Storing
 of  Als er een storing in het systeem 
optreedt bij het inschakelen 
van de achteruitversnelling, 
gaat dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel branden en/
of verschijnt een melding op het 
scherm in combinatie met een 
geluidssignaal (kort piepsignaal).
Neem contact op met het 
CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Let er bij slecht weer en in de winter 
altijd op dat de sensoren niet met 
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn. Bij het 
inschakelen van de achteruitversnelling 
geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) 
aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen 
geven als reactie op bepaalde 
omgevingsgeluiden (motoren, 
vrachtwagens, drilboren, enz.). 
Rijden