CITROEN C-ZERO 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: C-ZERO, Model: CITROEN C-ZERO 2012Pages: 166, PDF Size: 5.11 MB
Page 11 of 166

.Eerste kennismaking
9
Juiste zitpositie
Voorstoelen
38
1.
Hoogteverstelling van de hoofdsteun. 2.Rugleuningverstelling. 3.Hoogteverstelling van de zitting van debestuurdersstoel. 4.
Ver stelling in lengterichting.
Page 12 of 166

Eerste kennismaking
10
Comfort
Buitenspiegels
A.
Selecteren van de buitenspiegel.B.Verstellen van de buitenspiegel.C.Inklappen / Uitklappen
42
Binnenspiegel
Uitvoering met handbediende
dag-/nachtstandinstelling
1.Selecteren van de dagstand van de spiegel.
2. Verstellen van de binnenspiegel.
43
1.
Gordel verstellen. 2.Gordel vastgespen. 3.Controle van de vergrendeling door aan degordel te trekken.
Veiligheidsgordels
73
Page 13 of 166

.Eerste kennismaking
11
Zicht
Verlichting
Ring A
Rin
g B
Ruitenwissers
56
Ruitenwisser vóór
59
Ruitenwisser achter
59
Dimlicht/grootlicht.
Parkeerlicht.
Automatische verlichtin
g.
Uit.
Mistlampen vóór en mistachterlicht. Uit.
Int
erval.
Wissen en sproeien. É
én keer wissen.
Uit.
Interval
(snelheid handmatig
instelbaar).
Lage wissnelheid.
Hoge wissnelheid.
Page 14 of 166

Eerste kennismaking
12
Vent ilat ie
Airconditioning
Te mperatuur instellen.
L
uchthoeveelheid instellen.
Luchtverdelin
g instellen. Luchttoevoer van buitena
f /
Luchtrecirculatie.
Airconditionin
g A AN / UIT.
T
oets "MAX".
49
Page 15 of 166

.Eerste kennismaking
13
Veiligheid voor alle inzittenden
1.
Open het dashboardkastje.2.Steek de sleutel in de schakelaar.3.Selecteer de stand:"ON"(inschakelen) wanneer een passagier op
de voorstoel zit of een kinderzitje voor ver voer
met het gezicht in de rijrichting is bevestigd, "OFF"
(uitschakelen) wanneer een
kinderzitje voor ver voer met de rug in de rijrichting is bevestigd.
Airbag voorpassagier
Met behulp van de twee ringen Atussen de
rugleuning en de zitting van de zitplaats kunt u een ISOFIX-kinderzitje bevestigen.
De ring B aan de bovenzijde van de rugleuningis bestemd voor de bovenste riem,
TOP TETHER
genaamd.
ISOFIX-bevestigingen
77
Kinderbeveiliging
A.
Geblokkeerd.
B. Vrijgegeven.
6
8
65
Page 16 of 166

Eerste kennismaking
14
Controle tijdens het rijden
1.
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oranje en rode waarschuwingslampjes branden. 2. Als de motor draait, gaan deze lampjes uit.
Raadplee
g de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden.
Controlelampjes
19A
. Neutrale stand.
B. Energieverbruik. C.
Zone "Eco". D.Zone "Charge".
Verbruiks-/
energieopwekkingsindicator
27
Naarmate de beschikbare hoeveelheid energie vande tractiebatterij geringer wordt, krijgt de bestuurder
vier waarschuwingen achter elkaar:
- als nog slechts 2 streepjes op deenergievoorraadmeter branden gaat het symbooltje(brandstofpomp met stekker) knipperen: de reser vevoorraad wordt aangesproken.
- Het laatste streepje van de energievoorraadmeter knippert.
- Het laatste streepje gaat uit: de actieradius wordt niet meer weergegeven, de ver warming en de airconditioning wordenuitgeschakeld.
Waarschuwing lage
energievoorraad
- Dit symbooltje gaat op het
instrumentenpaneel branden:
Geleideli
jk aan is er steeds minder
vermogen beschikbaar.
26
Page 17 of 166

.Eerste kennismaking
15
Onder het rijden
P.
Parking (Parkeerstand).
U moet het rempedaal intrappen als u de
selectiehendel vanuit de stand P in een andere stand wilt zetten. R. Reverse (Achteruit).N. Neutral (Vrij).D. Drive (Voor uit r ijden).
Selectiehendel
54- Controleer of de selectiehendel in stand
Pstaat.
- Steek de sleutel in het contact.
- Draai de sleutel in stand 4 (START).- Houd de sleutel enkele seconden indeze stand tot het lampje " READY " gaatbranden en er een geluidssignaal klinkt.
- Laat de sleutel los.
De sleutel in het contact draait automatisch
terug in stand 3 (ON).
Motor starten
52
- Zet de auto helemaal stil.
- Houd het rempedaal ingetrapt.
- Zet de selectiehendel in stand P
. P
- Trek de parkeerrem aan.
- Draai de sleutel tegen de wijzers van deklok in, in de stand LOCK.
Motor afzetten
52
Page 18 of 166

i!
!
!
!
Eerste kennismaking
16
Laden
Bij het snelladen wordt de auto via een speciale
aansluiting op een voedingsbron aangesloten.
A.Hendel in het interieur. B.Klepje snellaadaansluiting (linkerzijde van auto).C.Afdekkap.
De daarvoor benodigde kabel zit vast aan het speciale snellaadapparaat.
Snelladen
84
Deze procedure biedt de mogelijkheid om deauto met behulp van een stekker aangesloten
op het gewone elektriciteitsnet op te laden A. Hendel in het interieur.
B. Klepje aansluiting buitenzijde (rechterzijde
van auto).C.Afdekkap.
Normaal laden
80
Laad de tractiebatterij eens in de2 wekenhelemaal op; hiermee zorgt u voor een lange levensduur van detractiebatterij.Volg de procedure voor normaalladenom de batterij (via het normalelichtnet) helemaalop te laden tothet systeem zichzelf automatischuitschakelt (laadstroomlampje op hetinstrumentenpaneel uit).
Controleer voordat u de stekker aansluit, of het elektriciteitsnet datu voor het laden wilt gebruiken,voldoet aan de specificaties die op hetcontrolepaneel van de laadkabel zijn aangegeven. Laat uw elektriciteitsnet
altijd door een erkend installateur controleren.
Controleer of het snellaadapparaat met laadkabel geschikt is voor uw auto.
Gebruik uitsluitend een laadkabel vanCITROËN.
Gebruik geen verlengkabels, stekkerblokken, adaptersof programmeerbare apparatuur.
Page 19 of 166

.Eerste kennismaking
17
Zuinig en milieuvriendelijk rijden
Met enkele praktische tips voor in het dagelijkse gebruik kunt u het energieverbruik van de auto beperken en de actieradius vergroten.
Hanteer een soepele rijstijl
Het energieverbruik van uw auto is sterkafhankelijk van de omstandigheden op de weg,
van uw rijstijl en van de rijsnelheid.
Probeer altijd een soepele rijstijl te hanteren.
Ri
jd zo veel mogelijk in het "Eco"
-zonevan de energiemeter: accelereer rustig en gelijkmatig, rijd waar mogelijk met eenconstante en gematigde snelheid.
Energie herwinnen
Anticipeer tijdens het rijden zodat u energie kunt terugwinnen en de actieradius van de auto kunt vergroten.
Gebruik de "Charge"-zonevan de verbruiks-/
energieopwekkingsindicator zo veel mogelijk: anticipeer op de omstandigheden door de auto
tijdig te laten uitrijden in plaats van te remmen.
Gebruik van elektrische
uitrusting
De verwarming en de airconditioning krijgen
hun energie van de tractiebatterij.
Als deze voorzieningen te veel wordengebruikt, zal de actieradius van de auto
beduidend afnemen. Schakel ze daarom uit
zodra de auto op de gewenste temperatuur
is en controleer elke keer bij het star ten of de
airconditioning of de ver warming aan staat.
Probeer ook het gebruik van de
voorruitontwaseming, de achterruitverwarming en
de stoelverwarmin
g zo veel mogelijk te beperken.
Voorkom onnodig
energieverbruik
Neem, net als bij andere auto's, geen onnodige
lading (gewicht) mee en voorkom dat de stroomlijn van de auto wordt doorbroken (rijden
met open ruiten bij snelheden boven de 50 km/h, allesdragers op het dak, dakkoffer…).
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig en
houd u aan het door CITROËN voorgeschrevenonderhoudsschema.
Page 20 of 166

Controle tijdens het rijden
18
Instrumentenpaneel De klokken en controlelampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto.
1.Indicatorlaadtoestand tractiebatterij.rWeergave stand selectiehendel.2.Verbruiks-/energieopwekkingsindicator.3.Snelheidsmeter.4.
Display.
A.Kilometerteller.B.Dagteller (Tr aject A of B).C.Dimmer dashboardverlichting.D.Onderhoudsindicator (in kilometers totde volgende onderhoudsbeurt).E.Onderhoudsindicator (in tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt).F.Actieradiusindicator.
5.Bedieningsknop display. Achtereenvolgens weergeven van de
verschillende functies.
Nulstelling van de geselecteerde functie(dagteller of onderhoudsindicator).
Instellen van de lichtsterkte van deverlichting.
Raadpleeg de desbetreffende paragraaf voor
meer informatie.
Klokken
Display