CITROEN C4 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C4, Model: CITROEN C4 2021Pages: 244, PDF Size: 6.97 MB
Page 81 of 244

79
Veiligheid
5stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
contact op met een CITROËN-dealer.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets
over de rugleuning van de stoelen (zoals
kleding): dit zou bij het activeren van de
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren van
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties)
die niet aan de voorschriften voldoen,
kan ertoe leiden dat deze sensoren niet
meer goed werken. In dat geval werken de
zijairbags mogelijk niet!
Laat alle werkzaamheden alleen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Verwijder de handgrepen aan het dak niet.
Kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen verschilt per land.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
–
Conform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
dan 1,5 meter in goedgekeurde, voor het
lichaamsgewicht geschikte kinderzitjes
op
met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen
uitgeruste plaatsen te worden vervoerd.
–
V
olgens de statistieken is de achterbank
van uw auto de veiligste plaats voor het
vervoeren van een kind.
–
Kinderen lichter dan 9 kg moeten met
de rug in de rijrichting in de auto worden
geplaatst, op de voorstoel of achterbank van
de auto.
Het wordt aanbevolen om kinderen op
de achterzitplaatsen van de auto te
vervoeren:
–
tot 3 jaar "
met de rug in de rijrichting ",
–
vanaf 3 jaar "
met het gezicht in de
rijrichting ".
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
correct is bevestigd en aangetrokken.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat
de steun goed contact maakt met de vloer.
Advies
Een onjuist geïnstalleerd kinderzitje kan
de veiligheid van het kind in gevaar
brengen in het geval van een ongeval.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje
met de veiligheidsgordel voor dat de
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje
is gespannen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze versteld kan
worden, indien nodig naar voren.
Verwijder de hoofdsteun alvorens
een kinderzitje met rugleuning op een
passagierszitplaats te bevestigen.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de
auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de
hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is
verwijderd.
Page 82 of 244

80
Veiligheid
"Met de rug in de rijrichting"
De airbag vóór aan passagierszijde moet
worden uitgeschakeld als u een
kinderzitje “met de rug in de rijrichting” op de
voorstoel plaatst. Wanneer u dat niet doet,
dan kan het kind ernstig of dodelijk letsel
oplopen als de airbag wordt opgeblazen .
Waarschuwingssticker - Airbag vóór aan
passagierszijde
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de autogordel
moet over de schouder van het kind liggen
zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Gebruik een stoelverhoger met rugleuning
voorzien van een gordelgeleider ter hoogte
van de schouder.
Extra beveiliging
Gebruik de kinderbeveiliging om
te voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg ervoor dat de achterportierruiten niet
verder dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de
achterportierruiten om jonge kinderen tegen
de zon te beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
–
geen kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
–
nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de
auto in de zon staat,
–
de sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Kinderzitje achterin
Met het gezicht of de rug in de
rijrichting
► Zet de voorstoel van de auto naar voren en
zet de rugleuning rechtop, zodat de benen van
het kind in een kinderzitje met het gezicht of de
rug in de rijrichting de voorstoel van de auto niet
raken.
►
Controleer of de rugleuning van een
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting zich
zo dicht mogelijk tegen de rugleuning van de
zitplaats achter in de auto is geplaatst en het
optimaal raakt.
Middelste zitplaats achter
Een kinderzitje met steun mag nooit op de
middelste zitplaats achter worden bevestigd.
Kinderzitje op de
passagiersstoel voor
► Zet de voorpassagiersstoel in de hoogste
stand en helemaal naar achteren , met de
rugleuning rechtop .
"Gezicht in de rijrichting"
De voorpassagiersairbag moet
ingeschakeld zijn.
Page 83 of 244

81
Veiligheid
5"Met de rug in de rijrichting"
De airbag vóór aan passagierszijde moet
worden uitgeschakeld als u een
kinderzitje “met de rug in de rijrichting” op de
voorstoel plaatst. Wanneer u dat niet doet,
dan kan het kind ernstig of dodelijk letsel
oplopen als de airbag wordt opgeblazen .
Waarschuwingssticker - Airbag vóór aan
passagierszijde
U moet zich aan het volgende voorschrift
houden, dat ook op de waarschuwingssticker
aan beide zijden van de zonneklep aan
passagierszijde wordt vermeld:
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij
het afgaan van de airbag kan het KIND
LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN.
De airbag vóór aan
passagierszijde
uitschakelen
Airbag passagierszijde UIT
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde
ALTIJD uit als u een kinderzitje "met de rug in
de rijrichting" op de voorstoel plaatst. Anders
kan het kind ernstig of dodelijk gewond raken
wanneer de airbag wordt geactiveerd.
Auto's zonder schakelaar voor het
uit-/inschakelen
Het is ten strengste verboden om een
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de
voorpassagiersstoel te plaatsen - kans op
dodelijk of ernstig letsel bij het afgaan van de
airbag!
De airbag vóór aan passagierszijde
uit- of inschakelen
Bij auto's met dit systeem bevindt de schakelaar
zich aan de zijkant van het dashboard of in het
dashboardkastje.
Bij afgezet contact:
► Steek de sleutel in de schakelaar voor de
airbag en draai deze in de stand " OFF" om de
airbag uit te schakelen.
►
Draai de sleutel in de stand " ON
" om de
airbag weer in te schakelen.
Als het contact wordt aangezet:
Page 84 of 244

82
Veiligheid
Dit waarschuwingslampje gaat branden
en blijft branden om aan te geven dat de
airbag is uitgeschakeld.
Of
Dit waarschuwingslampje gaat ongeveer
1 minuut branden om aan te geven dat de
airbag is ingeschakeld.
Aanbevolen kinderzitjes
Kinderzitjes die met een
driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden
vastgemaakt.
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg.
L1
"RÖMER Baby-Safe"
Wordt naar achteren gericht geplaatst.
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L5
"RÖMER KIDFIX 2R"
Kan aan de ISOFIX-bevestigingspunten van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Alleen geschikt voor plaatsing op de buitenste zitplaatsen achter.
De hoofdsteun van de stoel moet worden verwijderd.
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L6
"GRACO Booster"
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Alleen geschikt voor plaatsing op de
voorpassagiersstoel of op de buitenste zitplaatsen achter.
ISOFIX-bevestigingen
De hieronder aangegeven zitplaatsen
zijn uitgerust met de voorgeschreven
ISOFIX-bevestigingen:
Elke zitplaats is voorzien van drie
bevestigingsringen die worden aangegeven door
een markering:
–
T
wee ringen, A, tussen de rugleuning en de
zitting van de stoel.
Deze ringen bevinden zich achter ritssluitingen.
De 2 sloten van ISOFIX-kinderzitjes worden
hieraan verankerd.
–
Ring
B
, aan de achterzijde van de stoel, wordt
de TOP TETHER genoemd en is bedoeld om
zitjes met een bovenste riem te bevestigen.
Page 85 of 244

83
Veiligheid
5
Dit systeem voorkomt dat het kinderzitje naar
voren kantelt bij een frontale aanrijding.
Met de ISOFIX-bevestigingen kan een kinderzitje
veilig, degelijk en snel in de auto worden
gemonteerd.
Kinderzitje vastmaken aan de TOP TETHER:
►
V
erwijder de hoofdsteun van de zitplaats
waarop u het kinderzitje wilt plaatsen en berg de
hoofdsteun op (plaats de hoofdsteun terug zodra
het kinderzitje weer is verwijderd).
►
V
oer de riem van het kinderzitje achter de
rugleuning van de zitplaats langs, tussen de
openingen voor de pennen van de hoofdsteun
door.
►
Maak de haak van de bovenste riem aan ring
B
vast.
►
T
rek de bovenste riem strak.
Voor u een ISOFIX-kinderzitje op de
linkerzitplaats van de achterbank plaatst,
moet u eerst de middelste veiligheidsgordel
achter naar het midden van de auto
verplaatsen zodat deze gordel normaal
gebruikt kan blijven worden.
Wanneer een kinderzitje niet goed in een
auto is bevestigd, kan de veiligheid van
het kind bij een ongeval in gevaar komen.
Houd u nauwgezet aan de
montagevoorschriften die zijn vermeld in de
gebruiksaanwijzing van het kinderzitje.
Raadpleeg het overzicht voor meer
informatie over de bevestiging van
ISOFIX-kinderzitjes in uw auto.
Aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes
Raadpleeg de montage-instructies van
de fabrikant voor het aanbrengen en
verwijderen van het kinderzitje.
"RÖMER Baby-Safe met ISOFIX-basis" (lengtecategorie: E)
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg.
"RÖMER Baby-Safe met ISOFIX-basis" (lengtecategorie: E)
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg. Dit kinderzitje wordt met de rug in de
rijrichting geplaatst met behulp van een
ISOFIX-basis die aan de ogen ( A) wordt
bevestigd.
De basis is voorzien van een in hoogte
verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het
zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd.
"RÖMER Duo Plus ISOFIX "
(lengtecategorie: B1)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Page 86 of 244

84
Veiligheid
"RÖMER Duo Plus ISOFIX"
(lengtecategorie: B1)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het wordt aan de ringen ( A) en (B), en met de
bovenste riem, de TOP TETHER, bevestigd.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op
zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX- bevestigingspunten. In dat geval moet het
zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de
voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.
i-Size-kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes A) moeten worden bevestigd.
Deze i-Size-kinderzitjes zijn ook uitgerust met:
–
een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan bevestiging\
sring B
.
–
of een steun die op de vloer rust, vóór de voor i-Size-kinderzitje\
s geschikte zitplaats van de auto.
Ze voorkomen dat het kinderzitje bij een ongeval naar voren kantelt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over ISOFIX-bevestigingen.
Universele, ISOFIX- en i-Size-kinderzitjes plaatsen
In overeenstemming met de Europese regelgeving toont dit overzicht de mo\
gelijkheden voor het bevestigen van universeel goedgekeurde kinderzitjes\
(a)
met de veiligheidsgordel en van de grootste ISOFIX- en i-Size-kinderzitjes op plaatsen in de auto die zijn voorzien van ISOFIX-verankeringspunten.
Page 87 of 244

85
Veiligheid
5Stoelnummer
Voorstoelen (j) Achterbank
(j)
1 3456
3 1456
Airbag vóór aan passagierszijde Uitgeschakeld
"OFF" (b) Ingeschakeld "ON"
(c)
Plaats geschikt voor een universeel (a)
kinderzitje nee
ja (d) (h) ja (d) (i)jaja (e) ja
Plaats geschikt voor een i-Size-kinderzitje nee nee (f)ja nee (f)ja
Plaats voorzien van een TOP
TETHER-haak nee
nee (f) ja nee (f)ja
Kinderzitje van het type Carrycotnee nee (f) nee
ISOFIX -kinderzitje met de rug in de
rijrichting nee
nee (f) R3 (g)nee (f) R3 (g)
ISOFIX -kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting nee
nee (f) F3 (g)nee (f) F3 (g)
Kinderzitje met zitverhoger neeB3 (f) (k) B3 (g)B3 (f)B3 (g)
Regels:
–
Een plaats die geschikt is voor i-Size
is ook
geschikt voor R1, R2 en F2X, F2, B2. –
Een plaats die geschikt is voor R3
is ook
geschikt voor R1 en R2.
–
Een plaats die geschikt is voor F3
is ook
geschikt voor F2X en F2. –
Een plaats die geschikt is voor B3
is ook
geschikt voor B2.
Page 88 of 244

86
Veiligheid
(a)Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
auto's met de veiligheidsgordel kan worden
bevestigd.
(b) Wanneer u een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op deze plaats wilt
installeren, dan moet de airbag vóór aan
passagierszijde worden uitgeschakeld
("OFF").
(c) Op deze plaats mag alleen een kinderzitje
met het gezicht in de rijrichting worden
geplaatst wanneer de airbag vóór aan
passagierszijde is ingeschakeld (" ON").
(d) Stel een stoel met hoogteverstelling in op
de hoogste stand en zet deze volledig naar
achteren, met de rugleuning rechtop.
Zet een stoel zonder hoogteverstelling
volledig naar achteren, met de rugleuning
rechtop.
(e) Plaats een kinderzitje met steun nooit op de
middelste zitplaats achter.
(f) Stoelen zonder "ISOFIX"-bevestigingen.
(g) Zet de voorpassagiersstoel in de middelste
stand van de verstelling in lengterichting,
met de rugleuning rechtop.
(h) Voor een universeel kinderzitje met de rug
in de rijrichting en / of met het gezicht in de
rijrichting (U) in de groep 0, 0+, 1, 2 of 3. (i)
Voor een universeel kinderzitje met het
gezicht in de rijrichting (UF) in de groep 1,
2 of 3.
(j) Raadpleeg afhankelijk van de uitvoering
de wetgeving in uw land voordat u een
kinderzitje op deze zitplaats bevestigt.
(k) Zet de voorpassagiersstoel helemaal naar
achteren.
BelangrijkPlaatsen waar geen kinderzitje mag
worden geïnstalleerd.
Airbag voorpassagier uitgeschakeld.
Airbag voorpassagier ingeschakeld.
Plaatsen die geschikt zijn voor het
installeren van een universeel
Page 89 of 244

87
Veiligheid
5goedgekeurd kinderzitje dat met de
veiligheidsgordel wordt bevestigd met de rug
en/of het gezicht in de rijrichting , voor alle
lengtes en gewichtsgroepen.
Plaatsen die geschikt zijn voor het
installeren van een universeel
goedgekeurd kinderzitje met de veiligheidsgordel
en met het gezicht in de rijrichting voor de
groepen 1, 2 en 3.
Plaatsen waar het installeren van een
i-Size-kinderzitje is toegestaan.
Plaatsen waar geen kinderzitje met steun
kan worden geplaatst.
Aanwezigheid van een TOP TETHER-
verankeringspunt aan de achterzijde
van de rugleuning zodat een universeel
ISOFIX-kinderzitje kan worden gemonteerd.
ISOFIX-kinderzitje met de rug in de
rijrichting:
–
R1
: ISOFIX -kinderzitje voor baby.
–
R2
: ISOFIX kleiner formaat kinderzitje.
–
R3
: ISOFIX groot formaat kinderzitje.
ISOFIX -kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting:
–
F2X
: ISOFIX -kinderzitje voor kleuters.
–
F2
: ISOFIX lager kinderzitje.
–
F3
: ISOFIX volledige hoogte kinderzitje.
Zitverhoger:
–
B2
: lage zitverhoger.
–
B3
: hoge zitverhoger. Zie de tabel "Universele, ISOFIX- en i-Size-
kinderzitjes plaatsen" voor het afstellen van de
stoel.
Mechanische
kinderbeveiliging
Het systeem voorkomt dat een van de
achterportieren van binnenuit met de handgreep
kan worden geopend.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren (aangegeven door een label op
de carrosserie).
Inschakelen / uitschakelen
► Draai de ingebouwde sleutel voor
inschakelen helemaal: •
Draai naar rechts op het achterportier links.
•
Draai naar links op het achterportier rechts.
►
V
oor deactiveren draait u deze in de
tegenovergestelde richting.
Page 90 of 244

88
Rijden
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
►
Let goed op uw omgeving en houd uw
handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
►
Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer
op situaties waarbij u moet remmen en houd
afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht
weer
.
►
Zet de auto stil wanneer u handelingen wilt
uitvoeren waarvoor u uw aandacht nodig hebt
(zoals voor het veranderen van instellingen).
►
Bij lange ritten is het raadzaam om elke 2 uur
pauze te nemen.
Belangrijk!
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Risico
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat de motor bij zeer winterse
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23 °C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk
voor de goede werking en de levensduur van
de mechanische onderdelen van uw auto (de
motor en de transmissie).
Rijd nooit met aangetrokken
parkeerrem . Risico op oververhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer de auto niet of laat de motor
niet draaien op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren
enz).Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten van de
motor nog enkele minuten warm.
Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten, trek dan
de parkeerrem aan en zet de versnellingsbak
in de neutraalstand of in stand N of P,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in
de auto achter.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, de versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Als u toch over een overstroomde weg moet
rijden:
►
Controleer of het water nergens meer dan
15
cm diep is en houd daarbij rekening met de
golven die kunnen worden veroorzaakt door
andere gebruikers.
►
Schakel de functie Stop & Start uit.
►
Rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h.
►
Zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter
u hebt gelaten, rem dan meerdere keren licht
af zodra de verkeerssituatie dat toelaat om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Geluid (elektrisch)
Buiten
De auto maakt onder het rijden bijna geen
geluid; daarom moet de bestuurder extra goed
opletten.
Bij snelheden tot 30 km/h waarschuwt het
geluidssignaal voor voetgangers andere
weggebruikers dat uw auto eraan komt.
Koelen van de tractiebatterij
De ventilator gaat tijdens het laden
aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Binnen
Onder het rijden kunt u bepaalde geluiden horen
die bij een elektrische auto horen. Deze geluiden
zijn bijvoorbeeld:
– Het relais van de tractiebatterij bij het starten.
– De vacuümpomp bij het remmen.
– Afrolgeluiden van de banden of windgeruis
tijdens het rijden.
– Schokkende en kloppende geluiden bij het
wegrijden op een helling.
Trekken van een aanhanger
Wanneer de auto met een aanhanger
rijdt, wordt de auto zwaarder belast en
moet u extra voorzichtig zijn.
Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.