display CITROEN C5 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2016Pages: 384, PDF Size: 19.75 MB
Page 152 of 384

150
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Hulpsystemen bij het remmen
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
scherpe bochten, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het antiblokkeersysteem.
Door deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP en ABS ,
een geluidssignaal en een melding op
het display van het instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.ra adpleeg in beide gevallen het CIt roËn-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt
en dat de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
uw a
uto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot
stilstand te brengen:
-
h
et antiblokkeersysteem (A
b
s
)
,
-
de
elektronische remdrukregelaar (
e
b
D
),
-
b
r
ake Assist
s
y
stem (
bAs)
.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de
voorschriften van de constructeur voldoen.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het pedaal niet
los.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Veiligheid
Page 157 of 384

155
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Veiligheidsgordels achter
Gordel vastmaken
F trek aan de gordel en steek vervolgens de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gesp goed vergrendeld is
door even aan de riem te trekken.
Gordel losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
De drie zitplaatsen achter zijn voorzien van
driepuntsgordels met oprolautomaat met
gordelkrachtbegrenzer.
Dit display is in de dakconsole aangebracht.
Als de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt, zal
het waarschuwingslampje van de desbetreffende
zitplaats gaan branden of knipperen.
A.
Waarschuwingslampje niet vastgemaakte/
losgemaakte veiligheidsgordels voor en/of achter.
B. W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksvoor.
C.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsvoor.
D.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter.
E.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
middenachter.
F.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksachter.
G. Controlelampje passagiersairbag uitgeschakeld.
H. C ontrolelampje passagiersairbag ingeschakeld.
Display waarschuwingslampjes
veiligheidsgordels en
passagiersairbag vóór
6
Veiligheid
Page 160 of 384

158
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Frontairbags
Activering
De beide airbags worden geactiveerd - behalve
de frontairbag aan passagierszijde wanneer
deze is uitgeschakeld - bij een krachtige
frontale aanrijding binnen de zone voor frontale
aanrijdingen (A), waarbij de botsingsenergie de
hartlijn van de auto in het horizontale vlak volgt
richting de achterzijde van de auto.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
borst en het hoofd van de inzittende voorin
en het stuur wiel (bestuurderszijde) of het
dashboard (passagierszijde), om de inzittende
op te vangen bij het naar voren bewegen. Dit controlelampje brandt op het
display van de dakconsole bij
aangezet contact, zolang de airbag is
uitgeschakeld.
Uitschakelen
u kunt alleen de frontairbag aan
pa ssagierszijde uitschakelen:
F
z
et het contact af , steek de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde 1 ,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
sc
hakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan de
schakelaar 1
weer op "ON" om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.
De frontairbags verbeteren de veiligheid van de
bestuurder en de voorpassagier bij een frontale
aanrijding door de kans op letsel aan hoofd en
borst te beperken.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Veiligheid
Page 161 of 384

159
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Zij-airbags*
Activering
De zij-airbags worden bij een ernstige
zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone aan de zijkant (B) aan
de desbetreffende zijde opgeblazen. De
krachten die vrijkomen bij de aanrijding moeten
loodrecht op de lengteas van de auto inwerken,
en in een horizontaal vlak van de buitenzijde
naar de binnenzijde van de auto zijn gericht.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de heup
en de schouder van de inzittende vóór en het
desbetreffende portierpaneel.
StoringDe zij-airbags verbeteren de veiligheid van de
bestuurder en voorpassagier bij een ernstige
zijdelingse aanrijding en verkleinen de kans op
letsel aan het bovenlichaam, tussen de heup
en de schouder.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren
in de rugleuningen van de voorstoelen
aangebracht.
Als dit pictogram op het display
van het instrumentenpaneel
wordt
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, laat
het systeem dan zo snel mogelijk
controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbags bij een
zware aanrijding niet afgaan.
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel en
laat ook geen volwassenen op deze zitplaats
plaatsnemen als het pictogram en het
controlelampje permanent blijven branden.
Laat het systeem controleren door
het CIt roËn- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats als
dit controlelampje knippert.
* Volgens land van bestemming.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij
6
Veiligheid
Page 162 of 384

160
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Storing
Als dit pictogram op het display
van het instrumentenpaneel wordt
weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal en een melding,
raadpleeg dan het CI
tro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
bi
j een lichte zijdelingse aanrijding of bij
over de kop slaan, kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
bi
j een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zij-
airbags niet geactiveerd.
Window-airbags*
De window-airbags verbeteren de veiligheid
van de bestuurder en de passagiers
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
bij een ernstige zijdelingse aanrijding en
verkleinen de kans op letsel aan de zijkant van
het hoofd.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en het bovenste gedeelte van het
i n t e r i e u r.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met de zij-
airbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen
bij een ernstige aanrijding van opzij binnen (een
gedeelte van) de impactzone aan de zijkant ( B).
De krachten die vrijkomen bij de aanrijding moeten
loodrecht op de lengteas van de auto inwerken, en
in een horizontaal vlak van de buitenzijde naar de
binnenzijde van de auto zijn gericht.
De hoofdairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende vóór of achter in de auto en de ruiten.
* Volgens land van bestemming.
Veiligheid
Page 178 of 384

176
C5_nl_Chap07_securite-enfant_ed01-2015
elektrische kinderbeveiliging
Inschakelen
F Druk op de knop A.
Het controlelampje van de knop A gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display van het instrumentenpaneel. De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden
geopend en blokkeert de bediening van de achterportierruiten.
De schakelaar bevindt zich bij de schakelaars van de ruitbediening op het bestuurdersportier.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de knop A .
Het controlelampje van de knop A gaat uit en
er verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld. Dit systeem werkt onafhankelijk van
de centrale vergrendeling; gebruik het
nooit in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
ne
em vóór het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, zelfs
voor korte periodes.
bi
j een ernstige aanrijding wordt
de elektrische kinderbeveiliging
automatisch uitgeschakeld, zodat de
achterpassagiers de auto ongehinderd
kunnen verlaten. Als het lampje een ander signaal geeft,
wijst dit op een storing in de elektrische
kinderbeveiliging. Laat dit controleren
door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Veilig vervoeren van kinderen
Page 179 of 384

177
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 71 liter*.
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau
is bereikt, gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
branden, in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op het
display. Als dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 5
liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
F
D
ruk linksboven op de klep en trek
vervolgens aan de rand om de klep te
openen. De brandstoftank mag alleen gevuld
worden als het contact uit staat.
F
D
raai de sleutel een kwartslag om de
tankdop te openen of te sluiten.
F
P
laats de tankdop tijdens het tanken op de
daarvoor bestemde steun A .
F
V
ul de brandstoftank, maar stop met
tanken als het vulpistool al drie keer
is afgeslagen , aangezien er anders
storingen in de werking van uw auto
kunnen optreden.
Voor benzinemotoren met een katalysator
moet u loodvrije benzine tanken.
De opening in de vulhals heeft een aangepaste
diameter, waardoor u uitsluitend loodvrije
brandstof kunt tanken.
Openen van de
brandstoftankklep Brandstof tanken
Voor een juiste weergave van de
brandstofmeter is het raadzaam
minimaal 5
liter brandstof te tanken.
bi
j het openen van de brandstoftankdop
kan een aanzuiggeluid van lucht
hoorbaar zijn. Dit is normaal en
komt doordat de afdichting van
het brandstofcircuit een onderdruk
veroorzaakt.
ta
nk nooit als de motor door het
st
op & s
t
art-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel.
* 55
liter voor s
l
owakije.
8
Praktische informatie
Page 209 of 384

207
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
Zekeringkast C
Zekeringnr.StroomsterkteFunctie
F1 15
A Achterruitenwisser (
tou
rer)
F2 30
A
re
lais vergrendeling en supervergrendeling
F3 5
A Airbags
F4 10
A Automatische transmissie - Module extra verwarming (diesel) -
e
l
ektrochromatische spiegels
F5 30
A
ru
itbediening voor -
s
c
huif-/kanteldak - Instapverlichting voorpassagier - Verstelling buitenspiegel aan passagierszijde
F6 30
A
ru
itbediening achter
F7 5
A Verlichting make-upspiegel - Verlichting dashboardkastje - Plafonniers - Zaklamp (
to
urer)
F8 20
A
Autoradio - be dieningstoetsen op het stuurwiel - Display -ba ndenspanningcontrole - el ektronische eenheid elektrisch bediende achterklep
F930 AAansteker - 12V-aansluiting vóór
F10 15
AAlarm -
b
e
diening op het stuurwiel, verlichting en ruitenwissers
F11 15
AContactslot met circuit lage stroomsterkte
F12 15
A
elektrisch verstelbare bestuurdersstoel - Instrumentenpaneel - Waarschuwingslampjes niet-vastgemaakte veiligheidsgordels - be diening airconditioning
F135 Ab sM - ond erbrekingsrelais pomp hydraulische vering - Voeding van de elektronische eenheid airbags
F14 15
A
re
gen-/lichtsterktesensor - Parkeerhulp - e
l
ektrisch verstelbare passagiersstoel -Aanhangermodule -
el
ektronische eenheid hifi-versterker - Handsfree kit - Lane Departure Warning s
y
stem
F15 30
A
re
lais vergrendeling en supervergrendeling
F17 40
AAchterruitverwarming - Verwarmde buitenspiegels
FSH SHUNT
sHu
nt
t
ijdens opslag
8
Praktische informatie
Page 215 of 384

213
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
na
dat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal
maximaal 40
minuten gebruiken.Inschakelen van de
eco-mode
Vervolgens geeft een melding op het display
van het instrumentenpaneel aan dat de eco-
mode is ingeschakeld en worden de actieve
functies in de ruststand gezet.Als u op het moment dat de eco-mode
wordt ingeschakeld aan het telefoneren
bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10
minuten worden
voortgezet via de handsfree set van uw
autoradio.
Uitschakelen van de
eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
st
art om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
ne
em de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden (zie de rubriek
"Ac cu").
8
Praktische informatie
Page 232 of 384

230
C5_nl_Chap09_verification_ed01-2015
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CItroËn- netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
een te laag additiefniveau
wordt aangegeven door dit
verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, wordt een te laag
vloeistofniveau van de ruiten- en
koplampsproeiers aangegeven door een
geluidssignaal en een melding op het display.
Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorkomen is
het (bij)vullen van het reservoir met water niet
toegestaan.
Inhoud reservoir (volgens uitvoering):
-
r
uitensproeiervloeistof: circa 3,5
liter,
-
v
loeistof ruitensproeiers en
koplampwissers: circa 6,15
liter.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het
reservoir bij.
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers
bij het CIt roËn- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud