CITROEN C5 AIRCROSS 2022 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2022, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2022Pages: 276, PDF Size: 7.91 MB
Page 41 of 276

39
Toegang tot de auto
2
 
U kunt de achterklep op verschillende manieren 
openen of sluiten:
A.Met de elektronische sleutel van het systeem 
Keyless entry and start.
B. Met de schakelaar aan de buitenzijde van de 
achterklep.
C. Met de knop aan de binnenzijde van de 
achterklep.
D. Met de toets op het dashboard*.
E. Met de functie"Handsfree toegang"onder de 
achterbumper.
Openen/sluiten
► Houd de middelste knop  A  van de 
elektronische sleutel ingedrukt.
* Afhankelijk van de uitvoering.
of
►  Druk kort op schakelaar  B
 aan de buitenzijde 
van de achterklep terwijl u de elektronische 
sleutel bij u hebt.
of
►
 
Druk kort op schakelaar  C
 aan de binnenzijde 
van de achterklep (alleen voor het sluiten).
of
►
 
Druk twee keer achter elkaar op schakelaar 
D
 op het dashboard.
of
►
 
Gebruik de functie Handsfree toegang E
 door 
een snelle voetbeweging te maken onder de 
achterbumper bij de kentekenplaat terwijl u de 
elektronische sleutel bij u hebt.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer 
informatie over de  handsfree-functieHandsfree 
toegang.
De achterklep gaat volledig open 
(standaardinstelling) of tot de vooraf 
opgeslagen positie.
Als de elektrische werking van de achterklep 
is uitgeschakeld, wordt de achterklep door 
deze acties op een kier gezet.
Wanneer de auto is vergrendeld, zal het 
openen van de bagageruimte.met schakelaar 
A, B of E de auto ontgrendelen. Als selectieve 
ontgrendeling is geactiveerd voordat de 
bagageruimte wordt geopend, gaat alleen de 
bagageruimte open.
Door de achterklep met de functie Handsfree 
toegang te sluiten kunt u de gehele auto 
vergrendelen.
U kunt het openen of sluiten van de 
achterklep op elk moment onderbreken.
Als u nogmaals een van deze methoden 
gebruikt, wordt de beweging onderbroken.
Als u na het onderbreken van de beweging 
weer een van de methoden gebruikt, wordt de 
beweging omgekeerd.
Handsfree-functie ("Handsfree 
toegang")
Terwijl u de elektronische sleutel bij u hebt , 
opent, sluit of stopt deze functie de beweging 
van de achterklep wanneer u een voetbeweging 
onder de achterbumper maakt.
De functie "Handsfree achterklep/
toegang" stelt u in via het menu 
Rijverlichting/Auto  op het touchscreen
Zorg ervoor dat u stabiel staat wanneer u 
de voetbeweging onder de achterbumper 
maakt.
Raak het mogelijk warme uitlaatsysteem niet 
aan – kans op brandwonden!  
Page 42 of 276

40
Toegang tot de auto
► houd de knop  C of de knop B aan de 
buitenzijde langer dan 3 seconden ingedrukt 
(het opslaan wordt bevestigd door een kort 
geluidssignaal).
Opslaan is alleen mogelijk vanaf een 
openingshoogte groter dan of gelijk aan 
1 meter tussen de onderste en bovenste 
positie van de achterklep.
Voor het wissen van de opgeslagen 
openingshoek:
►  open de achterklep tot een willekeurige 
positie.
►  houd de knop  C of de knop B aan de 
buitenzijde langer dan 3 seconden ingedrukt 
(het wissen wordt bevestigd door een kort 
geluidssignaal).
Handmatige bediening
De achterklep kan met de hand worden 
bewogen, zelfs als de elektrische werking 
ingeschakeld is.
De achterklep mag niet bewegen.
Bij het handmatig openen en sluiten van de 
elektrisch bedienbare achterklep is er geen 
ondersteuning van gasveren. Het is daarom 
normaal dat u weerstand ondervindt bij het 
openen en sluiten.
Als de achterklep herhaaldelijk elektrisch  wordt geopend en gesloten, kan het 
voorkomen dat de elektromotor te warm wordt 
Plug-in hybride
Deze functie is niet beschikbaar als de 
auto is aangesloten.
 
 
► Ga achter de auto bij de kentekenplaat 
staan en maak een voetbeweging in de 
detectiezone
  "OK".
Maak een vloeiende en niet te snelle 
voetbeweging voorwaarts, waarbij uw voet 
verticaal beweegt van beneden naar boven. Haal 
de voet voldoende omhoog en haal hem meteen 
weer weg.
De detectie van de voetbeweging wordt 
bevestigd door het branden van de 
richtingaanwijzers.
Zijwaartse voetbewegingen werken niet. 
Als de voetbeweging niet is 
gedetecteerd, wacht dan minimaal 2 
seconden voordat u het weer probeert.
Voer geen herhaaldelijke voetbewegingen uit.
Gaat de achterklep niet open, controleer dan of:
–
 
de functie is geactiveerd.
–
 
u de elektronische sleutel bij u hebt en dat 
deze zich buiten de auto en in de detectiezone 
aan de achterzijde bevindt.
–
 
de voetbeweging is uitgevoerd in de 
detectiezone, dicht bij de bumper
.
–
 
u uw voet snel genoeg bij de bumper vandaan 
hebt gehaald.
Automatische vergrendeling met de 
handsfree-functie
De automatische vergrendeling van de 
auto met de handsfree-functie kan 
worden in-/uitgeschakeld via het menu 
Rijverlichting/Auto  op het touchscreen.
Adviezen over de handsfree-functie 
("Handsfree toegang")
Als het systeem niet werkt, controleer dan of 
de elektronische sleutel wellicht wordt gestoord 
door hoogfrequente signalen (smartphone enz.).
De functie kan worden uitgeschakeld bij zware 
regenval en als er een laag sneeuw op de 
achterklep ligt.
De functie werkt wellicht niet correct bij een 
prothesebeen.
In sommige gevallen gaat de achterklep mogelijk 
vanzelf open of dicht, met name:
–
 
bij het vast- of loskoppelen van een 
aanhanger;
–
 
bij het bevestigen of verwijderen van een 
fietsendrager;
–
 
bij het plaatsen of verwijderen van fietsen op/
van een fietsendrager;
–
 
wanneer u iets neerzet of optilt achter de auto;
–
 
wanneer een dier de achterbumper nadert;
–
 
als de auto wordt gewassen;
–
 
bij het uitvoeren van onderhoud aan de auto;
–
 
bij het pakken van het reservewiel.
Houd de elektronische sleutel uit de buurt van de 
detectiezone of deactiveer de handsfree-functie 
om dergelijke problemen te voorkomen.
De montage van een trekhaak kan het 
detectiesysteem verstoren.
Opslaan van een 
openingshoek
Voor het opslaan van de positie voor het 
beperken van de openingshoek bij een elektrisch 
bedienbare achterklep:
►
 
open de achterklep handmatig of door op de 
knop te drukken tot de gewenste hoek.  
Page 43 of 276

41
Toegang tot de auto
2► houd de knop C  of de knop B aan de 
buitenzijde langer dan 3 seconden ingedrukt 
(het opslaan wordt bevestigd door een kort 
geluidssignaal).
Opslaan is alleen mogelijk vanaf een 
openingshoogte groter dan of gelijk aan 
1 meter tussen de onderste en bovenste 
positie van de achterklep.
Voor het wissen van de opgeslagen 
openingshoek:
►
 
open de achterklep tot een willekeurige 
positie.
►
 
houd de knop  C
 of de knop B aan de 
buitenzijde langer dan 3 seconden ingedrukt 
(het wissen wordt bevestigd door een kort 
geluidssignaal).
Handmatige bediening
De achterklep kan met de hand worden 
bewogen, zelfs als de elektrische werking 
ingeschakeld is.
De achterklep mag niet bewegen.
Bij het handmatig openen en sluiten van de 
elektrisch bedienbare achterklep is er geen 
ondersteuning van gasveren. Het is daarom 
normaal dat u weerstand ondervindt bij het 
openen en sluiten.
Als de achterklep herhaaldelijk elektrisch  wordt geopend en gesloten, kan het 
voorkomen dat de elektromotor te warm wordt 
waardoor elektrische bediening tijdelijk niet 
meer mogelijk is.
Wacht ten minste 10 minuten met het 
bedienen van de achterklep om de 
elektromotor te laten afkoelen.
Bedien de achterklep handmatig als u niet zo 
lang wilt wachten.
Handmatig sluiten van 
de elektrisch bedienbare 
achterklep bij een storing
Deze procedure is  alleen nodig in het geval 
van een storing van de achterklepmotor.
Als de storing wordt veroorzaakt door de accu, 
wordt aanbevolen deze opnieuw op te laden of 
te vervangen bij  gesloten achterklep.
In deze situatie is wellicht veel kracht nodig om 
de achterklep te sluiten.
►
 
Sluit de achterklep voorzichtig (zo langzaam 
mogelijk) zonder hem dicht te slaan door op het 
midden van de achterklep te duwen.
Sluit de achterklep niet door op een van 
de zijkanten te duwen, dit kan schade 
veroorzaken!
Gebruiksvoorschriften
Om te voorkomen dat de achterklep 
ongewenst opengaat bij het gebruik van 
de trekhaak:
–
 
Schakel vooraf de Handsfree toegang-
functie uit via het configuratiemenu van de 
auto.
–
 
Of verwijder de elektronische sleutel uit de 
detectiezone als de achterklep is gesloten.
Onder winterse omstandigheden
Om bedieningsproblemen te voorkomen, 
moet sneeuw van de achterklep worden 
verwijderd voordat deze automatisch wordt 
geopend.
Bij het wassen van de auto
Als u de auto in een automatische 
wasstraat laat wassen, vergeet dan niet 
om de auto eerst te vergrendelen om te 
voorkomen dat het kofferdeksel/de achterklep 
per ongeluk wordt geopend.  
Page 44 of 276

42
Toegang tot de auto
► Verlaat de auto.
►  Vergrendel de auto meteen met de 
afstandsbediening of het Keyless entry and 
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld: 
het rode controlelampje in de toets knippert één 
keer per seconde.
Deze uitschakelprocedure moet elke 
keer na het afzetten van het contact 
opnieuw worden uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de 
interieur- en wegsleepbeveiliging
►  Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto 
met de afstandsbediening of het Keyless entry 
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
►  Schakel alle beveiliging opnieuw in door de 
auto met de afstandsbediening of het Keyless 
entry and start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert 
weer één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking 
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende 
30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden 
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert 
bij het ontgrendelen van de auto met de 
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering) 
 
 
 
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en 
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt 
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de 
bagageruimte of de motorkap probeert te 
openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert op bewegingen in het 
interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt 
ingeslagen, als iets of iemand het interieur 
binnendringt of als iets of iemand in de auto 
beweegt.
Wegsleepbeveiliging
Het systeem controleert op veranderingen in de 
positie van de auto.
Het alarm gaat af wanneer de auto wordt 
opgetild of wordt verplaatst.
Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het 
alarm niet af als de auto wordt 
aangestoten of aangetikt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Het systeem controleert of systeemcomponenten 
niet goed werken.
Het alarm gaat af als iemand probeert de 
accu, de bedieningseenheid of de kabels 
van het hoorbare alarm uit te schakelen of te 
beschadigen.
Werkzaamheden aan het 
alarmsysteem
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto 
met volledig ingeschakeld 
alarm
Inschakelen/uitschakelen
► Vergrendel of supervergrendel/ontgrendel de 
auto met de afstandsbediening of het systeem 
"Keyless entry and start" (bevestigd door het 
branden/doven van het rode controlelampje in de 
toets en het branden van de richtingaanwijzers).
De omtrekbeveiliging wordt na 5 
seconden geactiveerd en de interieur- en 
wegsleepbeveiliging na 45 seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt  vergrendeld (als binnen 30 seconden niet 
een van de portieren of de bagageruimte 
wordt geopend), wordt ook het alarmsysteem 
automatisch weer ingeschakeld.
Wanneer een portier, de achterklep of de 
motorkap niet goed is gesloten, wordt de 
auto niet vergrendeld, maar worden de 
omtrekbeveiliging, de interieurbeveiliging en 
de wegsleepbeveiliging na 45 seconden wel 
ingeschakeld.
Vergrendelen van de 
auto met alleen de 
omtrekbeveiliging 
ingeschakeld
Schakel het interieuralarm uit om te voorkomen 
dat het systeem in bepaalde gevallen een loos 
alarm geeft, zoals:
–
 
Het raam staat een klein stukje open.
–
 
De auto wordt gewassen.
–
 
Er wordt een wiel verwisseld.
–
 
De auto wordt gesleept.
–
 
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieur- en 
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10 
seconden op de alarmtoets tot het rode 
controlelampje blijft branden.  
Page 45 of 276

43
Toegang tot de auto
2► Verlaat de auto.
► V ergrendel de auto meteen met de 
afstandsbediening of het Keyless entry and 
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld: 
het rode controlelampje in de toets knippert één 
keer per seconde.
Deze uitschakelprocedure moet elke 
keer na het afzetten van het contact 
opnieuw worden uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de 
interieur- en wegsleepbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto 
met de afstandsbediening of het Keyless entry 
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
►
 
Schakel alle beveiliging opnieuw in door de 
auto met de afstandsbediening of het Keyless 
entry and start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert 
weer één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking 
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende 
30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden 
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert 
bij het ontgrendelen van de auto met de  afstandsbediening of het Keyless entry and start-
systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid 
afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als 
het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:
►
 Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot 
van het bestuurdersportier
.
►
 
Open het portier; het alarm gaat af.
►
 
Zet het contact aan; het alarm stopt. Het 
lampje in de toets gaat uit.
Vergrendelen van de auto 
zonder het alarm in te 
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de 
supervergrendeling in met de sleutel 
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot 
van het bestuurdersportier.
Automatisch inschakelen  van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 
2 minuten nadat het laatste portier of de 
bagageruimte is gesloten.
►
 
Om het afgaan van het alarm bij het openen 
van een portier of de achterklep te voorkomen, 
moet u eerst op de ontgrendelknop van de 
afstandsbediening drukken of moet u de  auto ontgrendelen met het Keyless entry and 
start-systeem.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode 
lampje van de toets blijft branden, duidt dit op 
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Elektrische ruitbediening
1.
Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening 
bij de achterbank
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek 
aan de schakelaar zonder het weerstandspunt 
te passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar 
wordt losgelaten.  
Page 46 of 276

44
Toegang tot de auto
van het contact of na het vergrendelen van de 
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het 
zonnedak wanneer de auto rijdt - kans 
op ernstig letsel! 
Controleer of de op de allesdragers 
gemonteerde accessoires of vervoerde 
lading de beweging van het dak niet kunnen 
hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het 
beweegbare glazen deel van het zonnedak.
Als het dak door regen of het wassen van  de auto nat is geworden, wacht dan 
totdat het volledig droog is voordat u het dak 
bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is 
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het 
dak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer geregeld de staat van de 
rubbers van het dak (aanwezigheid van 
vuil, dode bladeren enz.).
Als u de auto in een wasstraat of met een 
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer 
dan eerst of het dak volledig is gesloten en 
houd de hogedrukreiniger altijd op meer dan 
30 cm van de rubbers.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op 
of trek aan de schakelaar voorbij het weerstand: 
de ruit opent of sluit volledig wanneer de 
schakelaar wordt losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of 
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45 
seconden na het uitschakelen van het 
contact of na vergrendeling van de auto 
worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. 
U kunt de bediening weer inschakelen door 
het contact in te schakelen of de auto te 
ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel 
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat 
gedeeltelijk weer omlaag.
Blokkering van de 
ruitbediening voor de 
elektrische achterruiten
Druk vanwege de veiligheid van uw 
kinderen op toets  5 om de ruitbediening 
voor de elektrische achterruiten uit te schakelen, 
ongeacht hun positie.
Het rode controlelampje in de toets gaat 
branden en er wordt een melding ter bevestiging 
weergegeven. Het lampje blijft branden totdat de 
bediening weer wordt ingeschakeld.
De elektrische achterruiten kunnen nog altijd 
worden bediend met de ruitbediening bij de 
bestuurderspositie.
Resetten van de 
ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of 
wanneer de ruit een abnormale beweging maakt, 
moet de beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens 
de volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
 
Open de ruit volledig en sluit de ruit. 
 Telkens 
als de schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit 
de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar 
los en trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit 
volledig is gesloten.
►
 
Blijf de ruitbediening nog minimaal 1 seconde 
omhoog trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de 
ruit iets tussen de elektrische ruit en de 
sponning bekneld raakt, moet de ruit weer 
worden geopend. Druk hiervoor op de 
betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische 
ruitbediening aan passagierszijde bedient, 
moet hij/zij controleren of de ruit zonder 
problemen kan worden gesloten.
Het is belangrijk dat passagiers de elektrische 
ruiten juist gebruiken.
Let vooral goed op als kinderen de ruiten 
bedienen.
Let goed op passagiers en/of andere 
personen wanneer u de ruiten met de sleutel 
of het "Keyless entry and start"-systeem sluit.
Panoramadak
Het panoramadak bestaat uit een beweegbaar 
glazen deel dat over het dak schuift en een 
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden 
geopend. Als het panoramadak wordt geopend, 
opent automatisch het zonnescherm.
►
 
Gebruik de knoppen in de dakconsole om het 
panoramadak of het zonnescherm te bedienen.
 
 
A. Bediening zonnescherm
B. Bediening schuif-/kanteldak
Het schuif-/kanteldak of zonnescherm kan 
worden bediend wanneer het contact is 
aangezet (als de accu voldoende is geladen), 
bij een draaiende motor, in de STOP-stand van 
Stop & Start, en 45 seconden na het afzetten   
Page 47 of 276

45
Toegang tot de auto
2van het contact of na het vergrendelen van de 
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het 
zonnedak wanneer de auto rijdt - kans 
op ernstig letsel! 
Controleer of de op de allesdragers 
gemonteerde accessoires of vervoerde 
lading de beweging van het dak niet kunnen 
hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het 
beweegbare glazen deel van het zonnedak.
Als het dak door regen of het wassen van  de auto nat is geworden, wacht dan 
totdat het volledig droog is voordat u het dak 
bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is 
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het 
dak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer geregeld de staat van de 
rubbers van het dak (aanwezigheid van 
vuil, dode bladeren enz.).
Als u de auto in een wasstraat of met een 
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer 
dan eerst of het dak volledig is gesloten en 
houd de hogedrukreiniger altijd op meer dan 
30 cm van de rubbers.
Laat de auto nooit achter met geopend 
dak.
Werking
Wanneer u het schuif-/kanteldak volledig opent, 
beweegt het beweegbare glazen deel eerst naar 
de gedeeltelijk geopende positie en schuift het 
vervolgens over het dak. Alle tussenstanden zijn 
toegestaan.
Afhankelijk van de rijsnelheid kan de  gedeeltelijk geopende positie verschillen 
om het geluidscomfort te verbeteren.
Voor het bedienen van de knoppen van 
het dak en zonnescherm moet u 
controleren of geen voorwerpen of personen 
de verplaatsing kunnen belemmeren.
Let vooral op kinderen tijdens het bedienen 
van het dak of het zonnescherm.
Als er iets klem komt te zitten tijdens de 
bediening van het schuif-/kanteldak of het 
zonnescherm, moet u de beweging van het 
schuif-/kanteldak of zonnescherm omdraaien 
door op de desbetreffende schakelaar te 
drukken.
De bestuurder moet zich ervan vergewissen 
dat de passagiers het dak en het 
zonnescherm correct bedienen.
Antiklemvoorziening
Als het dak of zonnescherm tijdens het sluiten 
op een obstakel stuit, wordt de beweging 
automatisch omgedraaid.
De antiklemvoorziening van het dak werkt 
doeltreffend tot een snelheid van 120
  km/h.
Openen/sluiten
► Om het schuif-/kanteldak of het zonnescherm 
te  openen, bedient u het deel van de knop dat 
naar achteren is gericht.
►
 
Om het schuif-/kanteldak of het zonnescherm 
te 
sluiten, bedient u het deel van de knop dat 
naar voren is gericht.
Bediening van knoppen
► Door voorbij het weerstandspunt van de knop 
te drukken, wordt het dak volledig geopend of 
gesloten.
►
 
Door nog een keer op de knop te drukken 
stop de huidige beweging.
►
 
W
 anneer u een knop ingedrukt houdt (zonder 
voorbij het weerstandspunt te gaan), stopt het 
bewegen van het schuif-/kanteldak wanneer 
deze knop wordt losgelaten.
►
 
Schuif-/kanteldak gesloten: druk de knop één 
keer in zonder het weerstandspunt te passeren 
om het schuif-/kanteldak in de gedeeltelijk 
geopende positie te zetten.
►
 
Schuif-/kanteldak gedeeltelijk open: 
druk één keer op de knop zonder voorbij 
het weerstandspunt te gaan om het schuif-/
kanteldak helemaal te openen of te sluiten.  
Page 48 of 276

46
Toegang tot de auto
Het dak en de ramen, en vervolgens het 
zonnescherm, kunnen worden gesloten 
door de portiervergrendelingsknop ingedrukt 
te houden. De bediening stopt zodra de 
vergrendelingsknop wordt losgelaten.
Het sluiten van het zonnescherm is 
beperkt door de stand van het dak: het 
scherm kan slechts tot het voorste gedeelte 
van het beweegbare deel van het dak worden 
gesloten. Tijdens gelijktijdige bewegingen van 
het schuif-/kanteldak en het zonnescherm, 
stopt of hervat, afhankelijk van de stand van 
het schuif-/kanteldak, het zonnescherm 
automatisch de beweging.
Resetten
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de 
accu, bij een storing van het schuif-/kanteldak of 
het zonnescherm of bij het schokkerig bewegen 
hiervan, is een reset nodig:
►
 
Controleer dat niets het dak of het 
zonnescherm belemmert en dat de afdichtingen 
schoon zijn.
►
 
Sluit bij aangezet contact het dak en het 
zonnescherm volledig.
►
 
Houd het voorste deel van de schakelaar  B
 
ingedrukt tot het dak en het zonnescherm iets 
bewegen, en houd de schakelaar vervolgens 
nog 1 seconde ingedrukt voordat u hem loslaat.
►
 
W
 acht 2   seconden en houd vervolgens het 
voorste deel van de schakelaar  B ingedrukt. 
Het zonnescherm en het dak zullen een voor 
een openen en sluiten. Houd wanneer ze beide 
weer volledig gesloten zijn de schakelaar nog 2 
seconden ingedrukt voordat u hem loslaat.
Voer bij een storing de hele procedure 
nogmaals uit.  
Page 49 of 276

47
Ergonomie en comfort
3Juiste zitpositie
Stel alvorens te gaan rijden en om optimaal te 
profiteren van de ergonomische lay-out van 
de instrumenten en bedieningselementen de 
zitpositie in de volgende volgorde af:
– 
de hoogte van de hoofdsteun,
–
 
de hoek van de rugleuning,
–
 
de hoogte van de zitting van de stoel,
–
 
de positie in lengterichting van de stoel,
–
 
de hoogte en diepte van het stuurwiel,
–
 
de binnenspiegel en buitenspiegels. 
 
Controleer vervolgens of u vanuit uw 
zitpositie een goed zicht hebt op het 
instrumentenpaneel.
Voorstoelen
Waarschuwing bij 
het verstellen van de 
voorstoelen
Stel om veiligheidsredenen de stoelen 
alleen af als de auto stilstaat.
Zorg er bij het verstellen van de stoel 
naar achteren voor dat het schuiven van 
de stoel niet wordt verhinderd door personen 
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de 
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel 
als grote voorwerpen op de vloer achter de 
stoel zijn geplaatst.
Hoofdsteunen vóór
Hoogteverstelling
De hoofdsteun is correct geplaatst als de 
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter 
hoogte van de bovenzijde van het hoofd 
bevindt.
Model met verstelling in twee richtingen 
 
Omhoog:
►  trek de hoofdsteun omhoog tot de gewenste 
hoogte; een klik geeft aan dat de hoofdsteun is 
vergrendeld.
Omlaag:
►
 
druk de blokkeerpal  A
 in en duw de 
hoofdsteun omlaag tot de gewenste hoogte.
Model met verstelling in vier richtingen 
 
Omhoog:
►  trek de hoofdsteun omhoog tot de gewenste 
hoogte; een klik geeft aan dat de hoofdsteun is 
vergrendeld.  
Page 50 of 276

48
Ergonomie en comfort
► Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag 
tot de gewenste stand is bereikt.
Elektrisch verstelbare 
stoelen
Voer deze verstellingen alleen bij 
draaiende motor uit om te voorkomen dat 
de accu leeg raakt.
Verstelling in lengterichting 
 
►  Duw de schakelaar naar voren of naar 
achteren om de stoel in lengterichting te 
verplaatsen tot de gewenste positie is verkregen.
Verstellen van de rugleuning 
 
►  Duw de schakelaar naar voren of naar 
achteren.
Omlaag:
►  houd knop  B
 ingedrukt en duw de hoofdsteun 
omlaag tot de gewenste hoogte.
Hoek verstellen
Model met “vierweg-verstelling” 
 
► houd knop  B  ingedrukt en duw het onderste 
deel van de hoofdsteun vooruit of achteruit.
Een hoofdsteun verwijderen 
 
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot tegen de 
aanslag.
► druk vervolgens de pal(len)  A  (afhankelijk 
van de uitvoering) in om de hoofdsteun te 
ontgrendelen en beweeg hem helemaal omhoog.
►
 
Berg de hoofdsteun veilig op.
Een hoofdsteun aanbrengen
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de 
geleiders van de desbetreffende rugleuning.
►
 
Duw de hoofdsteun omlaag tot tegen de 
aanslag.
►
 
Druk de pal(len)  A
 in (afhankelijk van de 
uitvoering) om de hoofdsteun te ontgrendelen en 
duw de hoofdsteun omlaag.
►
 
Stel de hoogte van de hoofdsteun af.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn 
verwijderd. Deze moeten zijn 
aangebracht en correct zijn afgesteld voor de 
desbetreffende inzittende.
Handmatig verstelbare 
stoelen
Lengterichting 
 
► Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel 
naar voren of naar achteren. ►
 
Laat de stang los om de stoel in de 
betreffende positie te vergrendelen.
Hoek rugleuning 
 
► Draai de knop naar voren of naar achteren.
Lendensteun
(alleen bestuurder) 
 
► Draai de knop naar voren of naar achteren 
om de lendensteun in de gewenste stand te 
zetten.
Hoogte