CITROEN DS4 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2013, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2013Pages: 408, PDF Size: 13.3 MB
Page 181 of 408

179Veiligheid
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstopzeer krachtig in en laat het pedaal niet
los.
Stabiliteitscontrolesystemen (ESP)
Antislipregeling
(ASR) en dynamische
stabiliteitscontrole
(ESC)
De antislipregeling verbetert de tractie van de wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven wielen en op het motorkoppel. De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de grenzen
van de natuurkundige wetmatigheden) weer in
de juiste koers te brengen.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat
geval gaat dit controlelampje ophet instrumentenpaneel knipperen.
Intelligente Tractiecontrole
("Snow motion")
Deze auto is uitgerust met een systeem dat
zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weiniggrip, zoals wegrijden en voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente tractiecontrolehet doorslippen
van de voor wielen om voor een optimale
grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en debestuurbaarheid verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is hetraadzaam te rijden op winterbanden.
Page 182 of 408

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn deze systemen even uit teschakelen. U kunt dan de wielen laten spinnen
zodat u weer verder kunt rijden.
) Druk op de toets "ESP OFF", die
zich vlak bij het stuur wiel bevindt.
Opnieuw inschakelen
Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h. ) Druk nogmaals op de toets "ESP OFF"om de systemen handmatig weer in te schakelen.
Storing
De stabiliteitscontrolesystemen zorgenvoor meer veiligheid tijdens het rijden.De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of het te hard rijden.
De goede werking van de systemenwordt verzekerd, mits de voorschriftenvan de constructeur worden nageleefd op het gebied van:
- de wielen (banden en velgen),
- de remcomponenten,
- de elektronische componenten,
- de montage en reparaties.
Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
.
Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt
dit op een storing in deze systemen.
Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het is raadzaam om deze systemen zodra het
mogelijk is weer in te schakelen.
Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel en het verklikkerlampje van de toets branden, zijn
deze s
ystemen uitgeschakeld.
Page 183 of 408

Veiligheid
Veiligheidsgor dels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en eenspankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extrabescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen depyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.
Omdoen
)Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting. )Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
)Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )Houd de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.
Controlelampje veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt(op instrumentenpaneel)
Als het contact wordt aangezet,gaat dit controlelampje branden
om aan te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel nog niet heeft
vastgemaakt.
Als de snelheid hoger is dan 20 km/h, knipper t
het controlelampje gedurende 2 minuten incombinatie met een steeds sterker wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft hetcontrolelampje branden zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Hoogteverstelling
) Knijp de knop Ain en schuif deze omlaag
om het bevestigingspunt lager te plaatsen. ) Schuif de knop Aomhoog om hetbevestigingspunt hoger te plaatsen.