sensor CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018Pages: 400, PDF Size: 17.17 MB
Page 224 of 400

222
Als het automatische noodremsysteem niet is
ingeschakeld, wordt u hiervoor gewaarschuwd
door het permanent branden van dit lampje in
combinatie met een melding.
Intelligente noodremassistentie
(AFUi)
Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt
om de aanrijding te voorkomen, zorgt het
systeem voor voldoende remkracht.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Uitschakelen / inschakelen van
de waarschuwing en het remmen
Standaard wordt de functie automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De functie kan worden uit- of ingeschakeld via
het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu "Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Autom.
noodremfunctie ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Waarschuwing kans op aanrijding
en automatisch remmen ".
Storing
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd
door het branden van dit lampje, in
combinatie met de weergave van
een melding en een geluidssignaal.
Als de storing aanhoudt, neem dan contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. Als een van de twee sensoren (camera of
radar) is afgedekt of een beperkt bereik
heeft ter wijl de andere normaal werkt,
blijft het systeem werken maar minder
nauwkeurig dan normaal. Dit wordt niet
aangegeven door een melding of een
lampje.
Om storingen in de werking van de radar
te voorkomen, mag de bumper niet
worden gespoten.
Slechte weersomstandigheden (zware
regenval, opeenhoping van sneeuw
rond de radar en de camera) kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. In dat geval verschijnt er
een storingsmelding. De functie is niet
beschikbaar zolang deze melding wordt
weergegeven.
Rijden
Page 229 of 400

227
Met audiosysteem
Uitschakelen van het systeem:
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Dodehoekbewaking ".
De systeemstatus blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen. Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door CITROËN gehomologeerde
trekhaak.
Storing
Inschakelen van het systeem:
F
D
ruk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan gaat
branden; het systeem is
ingeschakeld.
F
D
ruk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan dooft;
het systeem is uitgeschakeld. Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
of
Het lampje van deze knop
knippert en er wordt een melding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm
leiden (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
vo e r tui g).
Houd de sensoren bij slecht of winters
weer vrij van modder, ijs of sneeuw.
Plak geen stickers of andere zaken
op het gedeelte van de buitenspiegels
waar de verklikkerlampjes zitten
of op de detectiezones op de
voor- en achterbumper, omdat de
dodehoekbewaking dan mogelijk niet
goed werkt.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
cm van de sensoren, omdat
ze anders beschadigd kunnen raken.
Bij een storing gaan deze lampjes knipperen.
Inschakelen / uitschakelen
6
Rijden
Page 230 of 400

228
Parkeerhulp
Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven.
Parkeerhulp achter
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
GeluidssignalenGrafische weergave
Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze
zich in de dode hoek van het detectiebereik van
de sensoren bevinden.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via
de luidspreker (rechts of links) is te herkennen
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het
obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter,
klinkt het geluidssignaal ononderbroken.De grafische weergave is een aanvulling op
het geluidssignaal. Op het scherm worden
balken weergegeven die het pictogram van de
auto steeds dichter naderen. Als de auto het
obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het
symbool "Gevaar".
Rijden
Page 231 of 400

229
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een rijsnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de rijsnelheid hoger is dan 10
km/h.
Aan de hand van het geluid dat via
de luidspreker (voor of achter) wordt
weergegeven, is te herkennen of het obstakel
zich voor of achter de auto bevindt.
Uitschakelen/inschakelen
Het systeem kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Parkeerhulp ".
Met touchscreen
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld als een aanhanger wordt
aangekoppeld of een fietsendrager op
de trekhaak wordt bevestigd (indien de
auto is uitgerust met een volgens de
voorschriften van het CITROËN-netwerk
gemonteerde trekhaak).
Storing
Als bij het inschakelen van de
achteruitversnelling een storing wordt
gedetecteerd, gebeurt afhankelijk van de
uitvoering het volgende:
Dit lampje gaat branden en
er verschijnt een melding, in
combinatie met een geluidssignaal.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren mogelijk vuil zijn.
Bepaalde omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren enz.) kunnen
de geluidssignalen van de parkeerhulp
activeren.
Activeer of deactiveer in het
menu "
Rijden/Auto " de functie
" Parkeerhulp ".
6
Rijden
Page 233 of 400

231
Visiopark 1
Werkingsprincipe
De door camera's geleverde beelden
kunnen door de omgeving zijn ver vormd
(externe omstandigheden, manier van
rijden enz.).
Bij schaduwzones achter de auto (bij
zonnig weer) of bij onvoldoende licht
kan het beeld donkerder worden en het
contrast afnemen.
De weergave verdwijnt bij een wagensnelheid
van ongeveer 10 km/h.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
ongeveer 7
seconden na het uit de
achteruitversnelling schakelen of als een portier,
een schuifdeur, een achterdeur wordt geopend.
Met dit systeem kunt u op het scherm de nabije
omgeving van uw auto zien dankzij de camera
aan de achterzijde van de auto.
Ter aanvulling wordt voor het beeld van bovenaf
van de omgeving van uw auto (birdview-beeld,
rechter gedeelte) gebruik gemaakt van de
informatie van de parkeersensoren achter en/
o f vo o r.
Naast het birdview-beeld (rechter gedeelte)
kunnen andere typen beelden worden
weergegeven (linker gedeelte):
-
s
tandaardbeeld van de omgeving achter de
auto,
-
1
80°-beeld van de omgeving achter de auto,
-
i
ngezoomd beeld achter. Het systeem geeft een aan de omstandigheden
aangepast beeld (linker gedeelte) en een
birdview-beeld van de auto in zijn nabije
omgeving weer.
Standaard is de stand AUTO geactiveerd.
In deze modus bepaalt het systeem zelf, op
basis van de informatie van de parkeerhulp,
welk beeld (standaard of ingezoomd) het beste
kan worden weergegeven.
Het 180°-beeld kan alleen via de menu's
worden geselecteerd. De camera achter neemt tijdens het
achteruitrijden beelden van de omgeving van
de auto op. Tijdens het manoeuvreren wordt
in real time een birdview-beeld van uw auto in
zijn directe omgeving (weergegeven tussen de
blauwe haken) samengesteld.
Dit beeld maakt het correct inparkeren
gemakkelijker en biedt u de mogelijkheid alle
obstakels in de buurt van de auto te zien.
Dit samengestelde beeld verdwijnt automatisch
als de auto langere tijd stilstaat.
6
Rijden
Page 235 of 400

233
"Modus AUTO"
Snelstartmodus
Activeren
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie wordt weergegeven op het
touchscreen. Druk op het rode kruis links boven op
het venster om het weergegeven venster te sluiten. De functie wordt automatisch
uitgeschakeld zodra een aanhanger wordt
aangekoppeld of een fietsendrager op de
trekhaak wordt gemonteerd (auto's met
een trekhaak die volgens de voorschriften
van de fabrikant is gemonteerd).
Controleer regelmatig of de lens van de
camera nog goed schoon is.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
Deze stand is standaard geactiveerd.
Met behulp van de sensoren in de achterbumper
wordt, wanneer de auto een obstakel nadert op
het niveau van de rode lijn (minder dan 30
cm),
automatisch overgeschakeld van het beeld aan de
achterzijde naar het bovenaanzicht. Een melding (in het Engels) geeft aan dat u
de omgeving van de auto moet controleren
voordat u de manoeuvre uitvoert.
Door op deze zone te drukken kunt u op elk
gewenst moment de weergavemodus kiezen.
Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de
omgeving van de auto (linker gedeelte) en de
bovenzijde van de auto worden weergegeven. Wanneer het submenu wordt weergegeven,
kunt u een van de vier beeldopties kiezen:
"Standaardbeeld". "180°-beeld".
"Ingezoomd beeld".
" M o dus AUTO ".
6
Rijden
Page 236 of 400

234
Bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de
waakzaamheid van de bestuurder niet door het
systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand en
telkens voordat u een lange rit gaat maken de
bandenspanning te controleren (ook die van het
reservewiel).
Het rijden met een te lage bandenspanning heeft
een nadelige invloed op het weggedrag en de
remweg van de auto en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder zware omstandigheden
(zware belading, hoge snelheden, een lange rit).
Een te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik.
De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
voertuigidentificatie .
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil of
er is minder dan 10
km gereden met een
beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden (bij warme
banden) moet de bandenspanning ten
opzichte van de op de sticker vermelde
spanning met 0,3
bar worden verhoogd.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te worden
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
Reser vewiel
Het stalen reser vewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor.Waarschuwing te lage bandenspanning
Deze waarschuwing wordt aangegeven
door permanent branden van het
lampje, een geluidssignaal en,
afhankelijk van de uitvoering een
melding op het scherm.
F Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Z
et de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Een te lage bandenspanning is niet altijd
aan de band te zien. Een visuele controle
is dus niet voldoende.
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(afhankelijk van de uitvoering).
of
F
c
ontroleer als u een compressor in
de auto hebt, bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset, de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld,
of
F
r
ijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
Rijden
Page 270 of 400

268
F Laat de auto weer volledig zakken.
F V ouw de krik 2 op en ver wijder deze.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 1
en de dop 4 vast.
F
D
raai de overige wielbouten vast met alleen
de wielsleutel 1 .
F
B
erg het gereedschap op in de
gereedschapskist. Bandenspanningscontrolesysteem
Het stalen reser vewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor.
Na het ver wisselen van een wiel
Berg het wiel met de lekke band correct op in
de reservewielhouder.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat het wiel met de lekke band controleren.
Na nadere inspectie kan de technicus u
vertellen of de band gerepareerd kan worden
of moet worden vervangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten worden
uitgeschakeld, bijv. Active Safety Brake .
Controleer als uw auto is uitgerust met
een bandenspanningscontrolesysteem de
bandenspanning en reset het systeem.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem .Wiel met naafdop
Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de
rand er van ver volgens rondom met de
hand vast.
Monteren van het stalen reser vewiel
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen is het normaal dat bij het monteren
van het reser vewiel de ringen van de
bouten de velg niet raken. Als de bouten
volledig zijn aangedraaid, zorgt het
conische draagvlak van de bouten voor de
bevestiging van het reservewiel.Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
Storingen verhelpen
Page 283 of 400

281
ZekeringN r. Stroomsterkte
(A) Functies
F1 10Elektrische stuurbekrachtiging, koppelingspedaalschakelaar.
F4 15Claxon.
F5 20Ruitensproeierpomp voor en achter.
F6 20Ruitensproeierpomp voor en achter.
F7 1012V-aansluiting achter.
F8 20Ruitenwisser(s) achter.
F10/F11 30Interne/externe sloten, voor en achter.
F13 10Bediening airconditioning vóór, bediening audiosysteem,
keuzeschakelaar transmissie, head-up display.
F14 5Inbraakalarm, Urgence- en Assistance-oproep.
F17 5Instrumentenpaneel.
F19 3Stuurkolomschakelaars.
F21 3"Keyless entry and start" of diefstalbeveiliging.
F22 3Regen-/lichtsensor, multifunctionele detectiecamera.
F23 5
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt/niet vastgemaakt.
F24 5Touchscreen, achteruitrijcamera en parkeerhulp.
F25 5Airbags.
F29 20Audiosysteem, touchscreen, CD-speler, navigatiesysteem.
F31 15Audiosysteem (+ accu).
F32 1512V-aansluiting vóór
F34 5Dodehoekbewaking, elektrische functies buitenspiegels.
F35 5Ruitensproeierverwarming, hoogteverstelling koplampen.
F36 5Opladen uitneembare lamp, plafonnier achter.
Versie 1 (Eco)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
8
Storingen verhelpen
Page 284 of 400

282
Versie 2 (Full)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto. Zekeringnr.
N r.
Stroomsterkte (A) (A)Functies
F1 3"Keyless entry and start" of diefstalbeveiliging.
F5 5Touchscreen, achteruitrijcamera en parkeerhulp.
F7 10Bediening airconditioning achter, hifi-versterker.
F8 20Ruitenwisser(s) achter.
F10/F11 30Interne/externe sloten, voor en achter.
F12 3Alarm.
F17 1012V-aansluiting achter.
F18 5Urgence- en Assistance-oproep.
F21 3Opladen uitneembare lamp, plafonnier achter.
F22 3Verlichting dashboardkastje, plafonniers achter.
F23 5Dodehoekbewaking, elektrische functies buitenspiegels.
F24 5Stuurkolomschakelaars.
F25 5Hoogteverstelling koplampen.
F26 3
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt/niet vastgemaakt.
F273Regen-/lichtsensor, multifunctionele detectiecamera.
F28 10Bediening airconditioning vóór, bediening autoradio,
keuzeschakelaar transmissie, head-up display.
F30A of B 15Audiosysteem (+ accu).
F31 5Airbags.
F33 1512V-aansluiting vóór
F35 5Instrumentenpaneel.
F36 20Audiosysteem, touchscreen, CD-speler, navigatiesysteem.
Storingen verhelpen