display CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020Pages: 324, PDF Size: 11 MB
Page 151 of 324

149
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen
in de auto) de auto nooit bij draaiende
motor.
Handmatig schakelen
F Druk, terwijl de selectiehendel in stand D staat, op de toets M
om sequentieel te schakelen
tussen de 6 of 8 versnellingen.
Het lampje van de toets gaat uit. Bij handmatig schakelen is het niet
noodzakelijk om bij het schakelen het
gaspedaal los te laten.
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de snelheid van
de auto en het toerental van de motor dit
toestaan. Bij een te laag of te hoog toerental
knippert de geselecteerde versnelling
enkele seconden waarna de werkelijk
ingeschakelde versnelling wordt
weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest
de transmissie automatisch de stand M1
.
In een steile en/of lange afdaling is het om
de remmen te ontzien raadzaam om terug
te schakelen of in een lage versnelling te
blijven rijden.
Voortdurend remmen kan leiden tot
over verhitting van de remmen waardoor
het remsysteem beschadigd of buiten
werking kan raken.
Rem alleen als dit noodzakelijk is om
snelheid te minderen of te stoppen.
Op wegen met steile hellingen
(bijvoorbeeld een bergweg) is het
raadzaam handmatig te schakelen.
Het automatische schakelprogramma
werkt onder zulke omstandigheden niet
optimaal en biedt geen mogelijkheid om
op de motor af te remmen.
Ongeldige waarde bij
handmatig schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de keuzeschakelaar bevindt zich
tussen twee standen in). F
Z
et de keuzeschakelaar "goed" in de
gewenste stand.
Stilzetten van de auto
Selecteer voordat u de motor afzet de stand P
en trek ver volgens de parkeerrem aan om de
auto te blokkeren.
Het lampje van de toets gaat branden.
F
B
edien de flipper " +" of " -" aan de
stuurkolom.
Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding M en
verschijnen achtereenvolgens de
ingeschakelde versnellingen.
F
U k
unt op elk moment terugkeren naar
automatisch schakelen door nogmaals op
de toets M te drukken. U kunt bij het selecteren van de stand P
een zwaar punt voelen.
Als de selectiehendel niet in de stand
P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer 45
seconden een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P ;
het geluidssignaal stopt en de melding
verdwijnt.
Wanneer de auto zwaar beladen is en u
deze op een steile helling parkeert, houd
dan het rempedaal ingetrapt , selecteer
de stand P , trek de parkeerrem aan en laat
vervolgens het rempedaal weer los.
Controleer voordat u uitstapt altijd of de
keuzeschakelaar in de stand P staat.
6
Rijden
Page 152 of 324

150
Storing
Bij aangezet contact wordt een melding
op het display van het instrumentenpaneel
weergegeven die duidt op een storing in de
transmissie.
De transmissie werkt dan met een
noodprogramma en de 3
e versnelling blijft
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van R vanuit de
stand
P , of R vanuit de stand N . Dit is niet
schadelijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt (bedien deze pedalen
uitsluitend met uw rechtervoet),
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de keuzeschakelaar vanuit de
stand P geforceerd naar een andere
stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende
motor (file, enz...) te beperken, de
keuzeschakelaar in de stand N en trek
de parkeerrem aan. Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.Elektronisch gestuurde
versnellingsbak
Elektronische versnellingsbak
met
6 versnellingen, met elektronische regeling
van schakelingen. De versnellingsbak biedt
ook een handmatige modus om sequentieel te
schakelen via schakelflippers achter het stuur.
Selectiehendel
Bij het bedienen van de keuzeschakelaar
is het om veiligheidsredenen raadzaam
om het rempedaal ingetrapt te houden.
Stuurwielflippers
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand.
A. Auto (automatisch schakelen). M.
Handmatig (handmatig schakelen
met sequentieel schakelen tussen de
versnellingen).
F
T
rek de rechter flipper "
+" of linker flipper " -"
naar u toe om op of terug te schakelen.
Met de flippers kunt u de neutraalstand
niet selecteren en de achteruitversnelling
niet in- en uitschakelen.
Rijden
Page 153 of 324

151
Weergave op het
instrumentenpaneel
Starten van de auto
F Selecteer de stand N.
F H oud het rempedaal volledig ingetrapt.
F
S
tart de motor. Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding N .
Wanneer de motor niet wil star ten:
Als de aanduiding N op het display
knippert in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, zet de
keuzeschakelaar dan in de stand A en
ver volgens in de stand N .F
Sel
ecteer de automatische bediening
(stand
A
), de handmatige bediening
(stand
M
) of de achteruitversnelling
(stand
R
).
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los, de auto
zet zich direct in beweging.
Automatische werking
F Selecteer bij draaiende motor de stand A om het automatische schakelprogramma in
te schakelen.
Op het instrumentenpaneel
worden de aanduiding AUTO
en de ingeschakelde versnelling
weergegeven.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling en houdt hierbij rekening
met:
-
de
rijstijl,
-
h
et profiel van de weg. Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal
volledig in.
Tijdelijk handmatig schakelen
U kunt tijdelijk zelf schakelen met de
flippers " +" en " -” aan het stuur wiel. Als
het motortoerental het toestaat, wordt de
gevraagde versnelling ingeschakeld.
Met deze functie kunt u anticiperen op
bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een
voorligger of het naderen van een bocht.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op
de automatische stand.
Handmatige werking
F Selecteer bij draaiende motor de stand M om sequentieel te schakelen.
Wanneer de selectiehendel wordt verplaatst,
wordt het lampje en de desbetreffende
versnelling weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Wanneer "
-" wordt weergegeven, is de waarde
ongeldig.
Als op het instrumentenpaneel
het pictogram Voet op het
rempedaal brandt in combinatie
met een geluidssignaal en de
melding "Voet op rempedaal",
houd het rempedaal dan steviger
ingetrapt. F
B
edien de flipper " +" of " -" aan de
stuurkolom.
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de snelheid
van de auto en het toerental van de
motor dit toestaan, anders wordt er
tijdelijk overgegaan op de automatische
bediening. Op het instrumentenpaneel
worden de aanduiding AUTO
en de ingeschakelde versnelling
weergegeven.
6
Rijden
Page 160 of 324

158
Onderhoudscontroles
Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig.
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 cm van de radar, sensoren en
camera's.
Matten
Het gebruik van matten die niet door
CITROËN zijn goedgekeurd, kan de
bediening van de snelheidsbegrenzer of
de snelheidsregelaar hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
F
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
F
l
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Snelheidseenheden
Als u in een ander land bent, controleer
dan of de eenheid van snelheid die door
het instrumentenpaneel wordt gebruikt
(mph of
km/h), overeenkomt met de in het
land geldende eenheid.
Zo niet, verander dan bij stilstaande auto
de door het instrumentenpaneel gebruikte
eenheid van snelheid zodat deze
overeenkomt met de ter plaatse geldende
eenheid.
Neem bij twijfel contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.Head-up display
Systeem dat bepaalde informatie op een getint
scherm projecteert, in het directe gezichtsveld
van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet
van de weg hoeft af te wenden.
Informatie op het head-up
display
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft
het de volgende informatie weer: Raadpleeg voor meer informatie over het
navigatiesysteem
de rubriek Audio en
telematica .
Knoppen
A.De rijsnelheid.
B. De informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer.
C. Indien uw auto met deze systemen is
uitgerust: informatie van de Distance
Alert, waarschuwingen van het
automatische noodremsysteem en
aanwijzingen van het navigatiesysteem.
D. Indien uw auto met dit systeem
is uitgerust: informatie van de
snelheidsbegrenzer. 1.
Aan.
2. Uit (lang indrukken).
3. Instellen van de lichtsterkte.
4. Instellen weergavehoogte.
Inschakelen/uitschakelen
F Druk bij draaiende motor op de toets 1 om
het systeem in te schakelen en het scherm
uit te klappen.
Rijden
Page 161 of 324

159
Hoogteverstelling
F Stel het display bij draaiende motor op de gewenste hoogte af met de knoppen 4:
-
o
mhoog om het display hoger af te
stellen,
-
o
mlaag om het display lager af te stellen.
Helderheid instellen
F Stel bij een draaiende motor de helderheid van het informatiedisplay in met toets 3 :
-
"
zon" om de lichtsterkte te verhogen,
-
"
maan" om de lichtsterkte te verlagen. Leg nooit voorwerpen rondom het scherm
(of in de uitsparing) zodat het uitklappen
en de goede werking van het scherm niet
verhinderd worden.
Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, ...)
kan de informatie op het head-up display
tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen
van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of
microvezeldoekje) om het projectiescherm
te reinigen. Gebruik nooit een droge doek,
een schuurspons, of een schoonmaak-
of oplosmiddel om te voorkomen dat er
krassen ontstaan op het scherm of de
anti-reflecterende laag beschadigd raakt.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en
de instellingen worden opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Snelheden opslaan
Via deze functie kunnen
snelheidsinstellingen worden opgeslagen
die ver volgens worden gebruikt ter
configuratie van twee systemen:
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
Programmeren
De snelheidsdrempels kunnen
worden ingesteld via het
configuratiemenu van de auto met
behulp van het touchscreen.
F
S
electeer de functie waar voor u nieuwe
snelheden wilt programmeren:
•
snelheidsbegrenzer
of •
snelheidsregelaar.
F
H
oud de toets 2 ingedrukt om het systeem
uit te schakelen en het scherm in te
klappen.
De ingeschakelde/uitgeschakelde status van
het head-up display blijft behouden als de
motor opnieuw wordt gestart. U kunt voor elke functie zes snelheden opslaan
in het geheugen van het systeem.
6
Rijden
Page 162 of 324

160
F Voer de nieuwe waarde in met de nummertoetsen en bevestig.
F
E
r zijn standaard al enkele snelheden
opgeslagen.
U kunt de opgeslagen snelheden
weergeven door op deze toets te
drukken.
F
D
ruk op de toets van de snelheid die u wilt
wijzigen.
snelheidslimietherkennings-
en snelheidsadviessysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem geeft de maximaal toegestane
snelheid op het instrumentenpaneel weer,
conform de snelheidslimieten die gelden in het
land waarin u rijdt, op basis van: -
I
nformatie over snelheidslimieten uit de
kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Om er zeker van te zijn dat de informatie
over snelheidslimieten afkomstig van
het navigatiesysteem actueel is, dienen
de kaartgegevens geregeld te worden
geüpdatet.
De eenheid voor de snelheidslimieten
(km/h of mph) hangt af van het land waarin
u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen
dat u de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u in een ander land bent, moet
de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven
gelden voor het land waarin u rijdt; anders
werkt het systeem niet correct.
Het verkeersbordherkenningssysteem is
een hulpsysteem; het geeft niet altijd de
juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven
de weg hebben altijd prioriteit boven
de door het systeem weergegeven
snelheidslimieten.
Het systeem is ontworpen voor het
detecteren van borden die voldoen aan
de regels van het Verdrag van Wenen
betreffende verkeersborden.
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden
in- en uitgeschakeld in het
configuratiemenu van de auto.
Weergave op het
instrumentenpaneel
- Door de camera gedetecteerde verkeersborden met een snelheidslimiet. 1.
Weergave van de snelheidslimiet.
Head-up display
Rijden
Page 164 of 324

162
Weergave op het
instrumentenpaneel
Head-up display
3.Weergave van de snelheidslimiet.
4. Opslaan van de snelheid.
5. Actuele ingestelde snelheid.
Opslaan van de snelheid
Bij de detectie van een verkeersbord met
een andere snelheidslimiet geeft het systeem
de waarde aan en knippert MEM een paar
seconden om u voor te stellen deze nieuwe
snelheid als ingestelde snelheid op te slaan.
Bij een verschil van minder dan 9
km/h
tussen de ingestelde snelheid en de
door de snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem weergegeven
snelheid wordt het symbool " MEM" niet
weergegeven.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
verschillende snelheden worden weergegeven.
F
Druk eenmaal op toets 2 om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Er wordt een melding weergegeven om het
verzoek te bevestigen.
F
Druk nogmaals op toets 2 om te bevestigen
en deze snelheid als nieuwe ingestelde
snelheid op te slaan.
Het display keert na enige tijd terug naar de
vorige weergave. F
S
chakel de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt weergegeven.
Snelheidsbegrenzer
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem voorkomt dat de auto
de door de bestuurder ingestelde
snelheid overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig
worden ingeschakeld .
De minimale snelheid die ingesteld kan worden
is 30
km/h.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie
over deze toets en de adaptieve
snelheidsregelaar .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
het opslaan van snelheden .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning en
in het bijzonder het opslaan van de
weergegeven snelheidslimiet.
Rijden
Page 165 of 324

163
StuurkolomschakelaarsRaadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
opslaan van snelheden of over het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem .
Weergave op het
instrumentenpaneel
Head-up display
6.Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7. Indicatie van selecteren van de
snelheidsbegrenzer.
8. Ingestelde snelheid.
Inschakelen / onderbreken
Instellen van de
snelheidslimiet (ingestelde
snelheid)
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Wijzigen van de ingestelde snelheidslimiet,
uitgaande van de actuele wagensnelheid:
F
i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2 of 3 ,
F
c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd de
toets 2 of 3 ingedrukt.
Wijzigen van de ingestelde snelheid met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
1.
ON (stand LIMIT )/OFF (stand 0).
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde snelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de
snelheidsbegrenzer met de eerder
opgeslagen snelheid
5. Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de snelheidsdrempels
in het geheugen met behulp van opslaan
van snelheden.
of
Gebruiken van de door het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem ( MEM)
weergegeven snelheid.
6. Weergeven en instellen van de
opgeslagen afstand tot de voorligger. F
D
raai de knop 1 in de stand LIMIT
: de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
A
ls de ingestelde snelheid (laatste in het
systeem opgeslagen snelheid) de door u
gewenste snelheidslimiet is, druk dan op
de toets 4 om de snelheidsbegrenzer in te
schakelen.
F
D
ruk nogmaals op de toets 4 om de werking
van de functie tijdelijk te onderbreken
(Pause).
6
Rijden
Page 168 of 324

166
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
opslaan van snelheden of over het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem .
Weergave op het
instrumentenpaneel
Head-up display
6.Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
7. Indicatie van selecteren van de
snelheidsregelaarmodus.
8. Ingestelde snelheid.
Inschakelen/onderbreken
F Draai rolknop 1 in de stand " CRUISE”: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk, wanneer de gewenste snelheid
is bereikt, op toets 2 of 3 om de
snelheidsregelaar te activeren en een
ingestelde snelheid op te slaan. De actuele
rijsnelheid wordt de ingestelde snelheid.
U kunt het gaspedaal nu loslaten.
F
D
ruk nogmaals op toets 4 om de werking
van de functie tijdelijk te onderbreken
(Pause).
F
D
ruk nogmaals op toets 4 om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen
(ON).
De werking van de snelheidsregelaar kan
ook tijdelijk worden onderbroken (Pause):
-
d
oor het rempedaal in te trappen,
-
a
utomatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) in werking
treedt.
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld. Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid:
F
i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2 of 3 ,
F
c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd de
toets 2 of 3 ingedrukt.
Let op: tijdens het ingedrukt houden van
de toets 2 of 3 kan de rijsnelheid zeer snel
veranderen.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid
in die niet al te veel afwijkt van de actuele
wagensnelheid. Zo voorkomt u dat de
auto onver wacht gaat accelereren of vaart
minderen.
De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde
snelheid.
Rijden
Page 172 of 324

170
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het head-up
display.
Meldingen en
waarschuwingen
De weergave van deze meldingen of
waarschuwingen is niet sequentieel.
Werkingslimieten
“Cruise control onderbroken” of
“Cruise control afgebroken” na een
korte acceleratie door de bestuurder.
“Snelheidsregelaar actief”, geen auto
gedetecteerd.
“Snelheidsregelaar actief”, auto
gedetecteerd.
“Snelheidsregelaar actief en snelheid
aangepast”, detectie van een voertuig
dat zich te dicht vóór de auto bevindt
of waarvan de snelheid lager ligt.
“Snelheidsregelaar actief en
snelheid aangepast”, binnenkort
automatische deactivering nadat een
regelgevingslimiet is bereikt.
“Snelheidsregelaar onderbroken”,
automatische deactivering nadat
snelheidslimietaanpassing is
overschreden en geen reactie van de
bestuurder. Het regelingsbereik is beperkt tot een
verschil van maximaal 30
km/h tussen de
ingestelde snelheid en de snelheid van de
voorligger.
Als het verschil groter is, wordt de werking van
het systeem onderbroken als de afstand tot de
voorligger te klein wordt.
De adaptieve snelheidsregelaar vermindert de
rijsnelheid uitsluitend door af te remmen op de
motor. Daardoor neemt de snelheid langzaam
af, zoals dat ook gebeurt bij het loslaten van
het gaspedaal.
De werking van het systeem wordt automatisch
onderbroken:
-
a
ls de voorligger te sterk of te plotseling
afremt en u zelf niet remt,
-
a
ls een voertuig invoegt tussen uw auto en
uw voorligger,
-
a
ls het systeem de snelheid niet voldoende
kan verminderen om een veilige afstand te
bewaren, zoals in een steile afdaling.
Gevallen die niet door de radar worden
gedetecteerd:
-
S
tilstaande voertuigen (file, autopech enz.).
-
T
egemoetkomende voertuigen.
Head-up display
7.Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
8. Snelheidsregelaar geselecteerd of
bijstelfase van de wagensnelheid.
9. Ingestelde snelheid.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Rijden