keyless CITROEN JUMPER SPACETOURER 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2021Pages: 324, PDF Size: 10.5 MB
Page 43 of 324

41
Toegang
2Handmatig
► Druk op deze toets om de auto (portieren,
achterklep of zijdeuren) van binnenuit te
vergrendelen/ontgrendelen.
Het controlelampje gaat branden om te
bevestigen dat de centrale vergrendeling is
ingeschakeld.
De centrale vergrendeling werkt niet als
een van de portieren is geopend.
Bij vergrendeling/supervergrendeling
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld
of de supervergrendeling van buitenaf is
ingeschakeld, knippert het verklikkerlampje
en werkt de knop niet.
►
Als de auto is vergrendeld, trek dan
aan de binnenportiergreep van een van de
portieren om de auto te ontgrendelen.
►
Als
de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u de afstandsbediening, het Keyless
entry and start-systeem of de geïntegreerde
sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.
Wanneer er met vergrendelde portieren
wordt gereden, kunnen de hulpdiensten
in een noodgeval lastig in het interieur komen.
Wanneer er een grote lading wordt
vervoerd (met de achterklep of
achterdeuren geopend), druk dan op de toets
om alleen de portieren van de cabine te
vergrendelen.
Wanneer er een grote lading wordt
vervoerd (met de achterklep of
achterdeuren geopend), druk dan op de toets
om alleen de voor- en achterportieren
(schuifdeuren) te vergrendelen.
Bij het van binnenuit vergrendelen
worden de buitenspiegels niet ingeklapt.
De centrale vergrendeling vanuit het interieur
werkt niet als een van de portieren open is
(aangegeven met een mechanisch geluid uit
de sloten).
Wanneer de achterklep of de achterdeuren
open zijn, dan worden alleen de andere
portieren vergrendeld (het verklikkerlampje in
de toets gaat niet branden).
Automatisch (beveiliging tegen agressie)
De portieren en de achterklep of de zijdeuren
kunnen tijdens het rijden automatisch worden
vergrendeld (bij een snelheid hoger dan
10
km/h).
De functie is standaard ingeschakeld. Voor uit- of
weer inschakelen:
►
Druk op de toets totdat er een geluidssignaal
klinkt en/of er een melding op het scherm wordt
weergegeven.
De laadruimte vergrendelen/
ontgrendelen
Deze toets werkt niet als de auto van
buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling van buitenaf is
ingeschakeld (met de sleutel, de
afstandsbediening of Keyless entry and start,
afhankelijk van de uitvoering), of als een van
de portieren nog open is.
Page 45 of 324

43
Toegang
2► Druk met de volledige ontgrendeling
geactiveerd en het kinderslot uitgeschakeld
op de knop van een schuifdeur om de auto te
ontgrendelen en de betreffende schuifdeur te
laten openen.
►
Druk met de selectieve ontgrendeling
geactiveerd op de knop van de schuifdeur die u
wilt openen om de
laadruimte
te ontgrendelen
en de betreffende schuifdeur te laten openen.
►
Als u in beide gevallen weer op de knop
drukt, keert de bewegingsrichting van de deur
om.
Sluiten
Met de buitenhandgreep
► Trek aan de handgreep en laat hem weer los
om de schuifdeur te laten sluiten. Trek nogmaals
aan de handgreep om de bewegingsrichting van
de schuifdeur om te keren.
Met de afstandsbediening
► Houd dez e knop ingedrukt totdat de
betreffende schuifdeur is gesloten. Trek
nogmaals aan de handgreep om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
De knoppen van de afstandsbediening
werken niet meer als het contact aan
staat.
Met de knop(pen) op de deurstijl
Met de knop(pen) voorin
► Druk op de knop van een schuifdeur
om de betreffende schuifdeur te laten
sluiten. Druk nogmaals op deze knop om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
De knop werkt niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als de
wagensnelheid hoger is dan 30 km/h.
De knop(pen) aan de voorzijde of op de
portierstijl werken niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als:
–
de auto rijdt,
–
de kinderbeveiliging is ingeschakeld (voor
de knoppen op de portierstijlen).
–
van buitenaf de auto is vergrendeld of
de supervergrendeling is ingeschakeld
(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel,
met de afstandsbediening of via het Keyless
entry en start-systeem).
De knop van de linker schuifdeur werkt
niet en er klinkt bij het indrukken een
geluidssignaal als de brandstofvulklep is
geopend.
Page 49 of 324

47
Toegang
2knipperen van de richtingaanwijzers in
combinatie met een geluidssignaal.
De bewegingsrichting wordt omgekeerd als
tijdens de beweging van de schuifdeur de
voetbeweging nogmaals wordt gemaakt.
Afhankelijk van de uitvoering van de
auto worden de buitenspiegels bij het
vergrendelen/ontgrendelen elektrisch
ingeklapt/uitgeklapt.
Automatische vergrendeling
De auto wordt automatisch vergrendeld nadat de
schuifdeur via de handsfree-functie is gesloten.
Als uw auto niet is uitgerust met het alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende ongeveer 2
seconden blijven branden van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de
auto worden gelijktijdig de buitenspiegels
ingeklapt.
Activeren/Deactiveren
Met audiosysteem of touchscreen
De handsfree-functie is standaard ingeschakeld.De functie "Handsfree toegang" of
automatisch vergrendelen van de
auto wanneer de schuifdeur wordt gesloten,
wordt geactiveerd en gedeactiveerd via het
configuratiemenu van de auto.
Storing
Als u een geluidssignaal bestaande uit drie
piepjes hoort tijdens het gebruik van de functie,
is er een storing in het systeem.
Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Als in het menu Auto de optie ""Toegang ""handen vol"" automatische
vergrendeling"" is geselecteerd, controleer
dan na het sluiten van de deur of de auto
goed is vergrendeld.
De auto wordt niet vergrendeld:
–
als het contact aan staat,
–
als een van de portieren/deuren of de
achterklep geopend of niet goed gesloten is,
–
als een "Keyless entry and start"-
afstandsbediening zich in de auto bevindt.
Als meerdere, opeenvolgende
voetbewegingen geen effect hebben gehad,
wacht dan enkele seconden alvorens weer
een voetbeweging te maken.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
bij zware neerslag of opeenhoping van
sneeuw
.
Als de functie niet werkt, controleer dan of de
werking van de afstandsbediening niet wordt
gehinderd door elektromagnetische straling
(smartphone enz.).
De functie werkt bij een beenprothese
mogelijk minder goed.
Ook als er een trekhaakkogel is gemonteerd,
werkt de functie mogelijk niet correct.
De schuifdeur kan mogelijk onverwacht
worden geopend of gesloten als:
–
er een trekhaakkogel is gemonteerd.
–
er een aanhanger wordt aan- of
losgekoppeld.
–
er een fietsendrager wordt gemonteerd of
verwijderd.
–
er fietsen op de fietsendrager worden
geplaatst of van de fietsendrager worden
gehaald.
–
iets achter de auto wordt neergezet of
opgepakt.
–
een dier de bumper nadert,
–
de auto wordt gewassen.
–
er onderhoud aan de auto wordt
uitgevoerd.
–
een wiel wordt verwisseld.
W
e raden aan om de sleutel buiten het
detectiebereik te houden (en buiten de
bagageruimte) of de functie uit te schakelen
via het configuratiemenu van de auto om
te voorkomen dat deze functie plotseling in
werking treedt.
Page 52 of 324

50
Toegang
– Er wordt een wiel verwisseld.
– De auto wordt gesleept.
– De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10
seconden op de toets van het alarm totdat het
verklikkerlampje blijft branden.
► Stap uit de auto.
► Vergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het
rode verklikkerlampje in de toets knippert elke
seconde.
De beveiliging kan alleen worden
uitgeschakeld als het contact is afgezet.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
► Schakel het volledige alarmsysteem weer
in door de auto met de afstandsbediening of
met het Keyless entry and start-systeem te
vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert
weer één keer per seconde.
Het systeem controleert op
bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit
wordt ingeslagen, als iets of
iemand het interieur binnendringt
of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de bedieningseenheid of de kabels
van het hoorbare alarm uit te schakelen of te
beschadigen.
Raadpleeg een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarmsysteem.
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de extra verwarming/
ventilatie.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Activering
► Zet het contact af en verlaat de auto.
► V ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de afstandsbediening
of met het "Keyless entry and start"-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd,
knippert het rode controlelampje van de
toets één keer per seconde en gaan de
richtingaanwijzers gedurende ongeveer 2
seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45
seconden.
Wanneer een portier, de achterklep/een
achterdeur of de motorkap niet goed is
gesloten, wordt de auto niet vergrendeld,
maar worden de omtrek- en
interieurbeveiliging na 45 seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening.
of
►
Ontgrendel de auto met het Keyless entry
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de toets gaat uit en
de richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto, is het alarm tijdens
uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
–
Het raam staat een klein stukje open.
–
De auto wordt gewassen.
Page 53 of 324

51
Toegang
2– Er wordt een wiel verwisseld.
– De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10
seconden op de toets van het alarm totdat het
verklikkerlampje blijft branden.
►
Stap uit de auto.
►
V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het
rode verklikkerlampje in de toets knippert elke
seconde.
De beveiliging kan alleen worden
uitgeschakeld als het contact is afgezet.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
►
Schakel het volledige alarmsysteem weer
in door de auto met de afstandsbediening of
met het Keyless entry and start-systeem te
vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert
weer één keer per seconde.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
► ontgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier;
►
Open het portier; het alarm gaat af.
►
Zet het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Storing
Wanneer het contact wordt aangezet,
betekent het permanent branden van het rode
controlelampje in de toets dat er een storing in
het systeem aanwezig is.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
► Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken of moet u de
auto ontgrendelen met het Keyless entry and
start-systeem.
Elektrische ruitbediening
1. Schakelaar elektrische ruitbediening links.
2. Schakelaar elektrische ruitbediening rechts.
Werking
► Duw of trek de schakelaar tot het
weerstandspunt om de ruit te openen of
sluiten. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt
losgelaten.
►
Duw of trek de schakelaar voorbij het
weerstandspunt om de ruit automatisch te
openen of te sluiten.
Als u de schakelaar hebt
losgelaten, opent of sluit de ruit volledig. Druk
opnieuw op de schakelaar om het openen of
sluiten te stoppen.
De elektrische ruitbediening blijft
ongeveer 45 seconden nadat het contact
Page 100 of 324

98
Verlichting en zicht
Verlichting overdag /
Parkeerlichten
Bij het starten van de motor wordt deze
verlichting (indien aanwezig) automatisch
ingeschakeld als de lichtschakelaar in de stand
"0" of "AUTO" staat.
Automatisch inschakelen verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. Bij
neerslag kan de verlichting gelijktijdig met het
automatisch inschakelen van de ruitenwissers
vóór worden ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
Storing
Bij een storing in de regen-/lichtsensor
gaat de verlichting van de auto branden
en gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dek de regen-/lichtsensor midden aan de
bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel niet af. De aan de sensor
gekoppelde functies worden dan niet meer
geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de regen-/
lichtsensor ten onrechte voldoende licht
waarnemen. De verlichting wordt dan niet
automatisch ingeschakeld.
De binnenkant van de voorruit kan
beslaan en ervoor zorgen dat de regen-/
lichtsensor niet goed werkt.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Follow me home- en
instapverlichting
Follow me home-verlichting
Handmatig
In-/uitschakelen
► Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar om de functie in/uit te
schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatisch
Als de functie "Automatische verlichting" is
ingeschakeld (lichtschakelaar in de stand
"AUTO"), wordt het dimlicht bij weinig
omgevingslicht automatisch ingeschakeld zodra
u het contact uitschakelt.
Met de ring in de stand " AUTO" en bij weinig
licht gaat het dimlicht automatisch branden als
het contact wordt afgezet.
Met audiosysteem of touchscreen
U kunt de functie in- en
uitschakelen en de tijdsduur van
de "follow me home"-verlichting instellen via het
configuratiemenu van de auto.
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar in
de stand "AUTO" staat en de lichtsensor weinig
omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op deze toets op de
afstandsbediening of op een van de
portierhandgrepen bij een auto met het "Keyless
entry and start"-systeem.
Het dimlicht en de parkeerlichten gaan branden
en uw auto wordt ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
Het in- of uitschakelen van de
functie en de tijdsduur van de
Page 101 of 324

99
Verlichting en zicht
4Met audiosysteem of touchscreen
U kunt de functie in- en
uitschakelen en de tijdsduur van
de "follow me home"-verlichting instellen via het
configuratiemenu van de auto.
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar in
de stand "AUTO" staat en de lichtsensor weinig
omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op deze toets op de
afstandsbediening of op een van de
portierhandgrepen bij een auto met het "Keyless
entry and start"-systeem.
Het dimlicht en de parkeerlichten gaan branden
en uw auto wordt ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
Het in- of uitschakelen van de
functie en de tijdsduur van de instapverlichting zijn in te stellen via het
configuratiemenu op het scherm van de auto.
Statische bochtverlichting
Dit systeem zorgt ervoor dat de mistlamp
vóór tijdens het rijden met dim- of groot licht
wordt ingeschakeld om de binnenkant van
de bocht extra te verlichten bij snelheden tot
40
km/h (handig in de stad, op bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages enz).
Zonder/met statische bochtverlichting
Inschakelen / uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld:
– bij het inschakelen van een richtingaanwijzer
of
–
als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
Het systeem wordt uitgeschakeld:
–
bij een geringe stuuruitslag.
–
bij snelheden boven 40
km/u.
–
als de achteruit is ingeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
De instellingen van het systeem
kunnen via het configuratiemenu
van de auto worden aangepast.
Grootlichtassistent
Als de ring in de stand " AUTO” staat,
schakelt dit systeem automatisch tussen
dimlicht en grootlicht op basis van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera aan de bovenkant van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
Page 147 of 324

145
Veiligheid
5Elektrisch kinderslot
Het elektrische kinderslot, dat
met een toets voorin kan worden
ingeschakeld, voorkomt dat de
deuren achter (schuifdeur(en),
achterdeuren of achterklep
(afhankelijk van de uitvoering))
van binnenuit worden geopend.
Deze functie voorkomt dat de achterdeuren
kunnen worden geopend met de
binnenhandgrepen en dat de elektrische
achterruiten kunnen worden bediend.
Activeren/Deactiveren
► Druk met het contact ingeschakeld op
deze toets om de kinderbeveiliging in of uit te
schakelen.
Er wordt een melding weergegeven, om het
in- en uitschakelen van de kinderbeveiliging te
bevestigen.
Als het controlelampje brandt, is de
kinderbeveiliging ingeschakeld.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld.
Als het controlelampje een andere status aangeeft, wijst dit op een storing in de
elektrische kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld, kunnen de deuren nog altijd van buitenaf
worden geopend.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de
centrale vergrendeling; gebruik het nooit
in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van het contact
altijd de stand van de kinderbeveiliging.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel mee.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld, zodat de achterpassagiers de
auto kunnen verlaten.
Kinderslot op de zijruiten
achter
Met dit mechanische systeem
kan het openen van de zijruit
links en/of rechts achter worden
voorkomen.
► Het systeem wordt vergrendeld/ontgrendeld
met de sleutel in de afstandsbediening of
de reservesleutel van het Keyless entry and
start-systeem.
Page 151 of 324

149
Rijden
6geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Het lampje gaat niet branden als de
motor al op bedrijfstemperatuur is.Bij
sommige weersomstandigheden wordt
aanbevolen de volgende voorschriften te
volgen:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
–
W
acht onder winterse omstandigheden na
het aanzetten van het contact met starten tot
het verklikkerlampje voorgloeien uit is.
–
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan
-23
°C) de motor gedurende 4 minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische
onderdelen van de auto, motor en
versnellingsbak ten goede.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit.
Wacht een paar seconden alvorens opnieuw
te starten. Als de motor ook na een aantal
pogingen niet aanslaat, probeer dan niet
langer de motor te starten: de startmotor en
de motor zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Met Keyless entry and start
► Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich in
de auto bevindt, in het detectiegebied.
► Druk op de knop " ST ART/STOP".
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor start
vrijwel direct.
Het waarschuwingslampje gaat niet
branden als de motor al op
bedrijfstemperatuur is. Bij sommige
weersomstandigheden wordt aanbevolen om
de volgende voorschriften te volgen:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd meteen
weg zonder de motor veel toeren te laten
maken.
–
Als het contact onder winterse
omstandigheden wordt ingeschakeld, blijft
het controlelampje voor voorgloeien langer
branden. Wacht totdat het lampje uit is
voordat u de motor start.
–
Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan
-23 °C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit zorgt ervoor
dat de mechanische onderdelen van de auto
(motor en versnellingsbak) goed werken en
langer meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Als, bij een auto met dieselmotor, de temperatuur
onder nul is, start de motor alleen wanneer
het waarschuwingslampje voor het
voorgloeien uit is.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
nadat u op de toets "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of het
koppelingspedaal ingetrapt houden totdat het
lampje dooft. Druk niet nogmaals op de toets
"START/STOP" voordat de motor draait.
De afstandsbediening van het "Keyless
entry and start"-systeem moet zich
binnen het detectiegebied bevinden.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt.
Page 152 of 324

150
Rijden
Als de afstandsbediening zich buiten het
detectiegebied bevindt, wordt er een melding
weergegeven.
Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen
het gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen
terwijl de toets "START/STOP" wordt
ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen. Er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Beveilig de auto tegen wegrollen.
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop)
en verwijder deze vervolgens uit het contact.
►
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd,
zonder de afstandsbediening mee te nemen.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Met Keyless entry and start
► Zet de auto stil.
► Druk op de toets " START/STOP" terwijl de
afstandsbediening zich in het detectiegebied
bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
–
gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht,
–
leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
Bij gebruik van niet door CITROËN
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De door CITROËN goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
Starten/afzetten van de
elektromotor
Starten
De keuzehendel moet in stand P staan.
► Wanneer u een gewone sleutel of de sleutel
met afstandsbediening gebruikt, trap het
rempedaal in en draai de sleutel naar stand 3.
► Wanneer u Keyless entry and start gebruikt,
trap het rempedaal in en druk kort op de toets
"START/STOP".
► Houd uw voet op het rempedaal totdat
het lampje READY gaat branden en u een
geluidssignaal hoort om aan te geven dat u met
de auto kunt gaan rijden.
► Trap het rempedaal in en selecteer stand D
of R.
► Laat het rempedaal los en geef gas.
Bij het starten gaan de lampjes van het
instrumentenpaneel branden, slaat de naald van
de vermogensmeter één keer volledig uit en gaat
dan naar de neutraalstand. De stuurkolom wordt
automatisch ontgrendeld (u kunt een geluid
horen en voelen dat het stuurwiel beweegt).
Afzetten
► Wanneer u een gewone sleutel of sleutel met
afstandsbediening. gebruikt, draai de sleutel
helemaal in stand 1 (Stop).
► Als u Keyless entry and start gebruikt, druk
op de toets "START/STOP".
Controleer voordat u uit de auto stapt of:
– De transmissie in stand P staat.