FIAT 500X 2019 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: 500X, Model: FIAT 500X 2019Pages: 300, PDF Size: 7.73 MB
Page 131 of 300

De ingeschakelde versnelling wordt op
het display weergegeven.
De hendel is voorzien van een knop A
fig. 91, die ingedrukt moet worden om
de hendel van P naar R te verplaatsen.
Om de "sequentiële" modus te
selecteren, de pook van stand D (Drive)
naar links verplaatsen: de stand +
(hogere versnelling) of – (lagere
versnelling) kan bereikt worden; dit zijn
onstabiele standen, hetgeen betekent
dat de pook altijd terugkeert naar de
middelste stand.
Om de stand P (Park) te verlaten, moet
het rempedaal worden ingetrapt en op
de knop A worden gedrukt.
Om van stand N (Vrijstand) naar stand
D (Vooruit) of R (Achteruit) te schakelen,
moet u het rempedaal intrappen.
BELANGRIJK GEEF GEEN gas bij het
schakelen van stand P (of N) naar een
andere stand.
BELANGRIJK Wacht na het selecteren
van een versnelling enkele seconden
alvorens gas te geven. Deze
voorzorgsmaatregel is bijzonder
belangrijk bij een koude motor.AUTOMATISCHE
RIJMODUS
Om de automatische rijmodus te
selecteren, zet u de versnellingspook
op stand D (Vooruit); de elektronische
transmissieregeleenheid kiest de beste
overbrengingsverhouding op basis van
rijsnelheid, motorbelasting (stand
gaspedaal) en hellingsgraad van de
weg.
De stand D kan vanuit sequentiële
bediening onder alle rijomstandigheden
geselecteerd worden.
"Kick Down" functie
Om weer snel snelheid te kunnen
maken, schakelt het regelsysteem van
de versnellingsbak, als het gaspedaal
volledig wordt ingetrapt, naar een
lagere versnelling (kick-downfunctie).
BELANGRIJK Bij het rijden over wegen
met weinig grip (sneeuw, ijs, enz.) wordt
geadviseerd de kick-down functie niet
te gebruiken.
Schakeladvies
Als men met de versnellingsbak in de
automatische modus (versnellingspook
in stand D) wil schakelen met de
schakelpeddels op het stuurwiel (indien
aanwezig), schakelt het systeem over
naar de "sequentiële modus"
("Autostick"), met weergave van de
ingeschakelde versnelling gedurende
ongeveer 5 seconden.Als na deze tijd de schakelpeddels niet
meer bediend worden, keert het
systeem terug naar de automatische
modus (D) (met betreffende weergave
op het display).
AUTOSTICK -
Sequentiële modus
In het geval van veelvuldig schakelen
(bijv. wanneer het voertuig gebruikt
wordt met een zware lading, op
hellingen, sterke tegenwind of bij het
trekken van zware aanhangwagens),
wordt geadviseerd de modus AutoStick
(sequentieel schakelen) te gebruiken
om een lagere vaste
overbrengingsverhouding te selecteren
en behouden.
Onder deze omstandigheden verbetert
het gebruik van een lagere versnelling
de voertuigprestaties en wordt de
gebruiksduur van de versnellingsbak
verlengd door het schakelen te
beperken en oververhitting te
voorkomen.
Het is mogelijk om te schakelen van
stand D (Drive) naar de sequentiële
modus onafhankelijk van de
voertuigsnelheid.
Inschakeling
Met de versnellingspook in stand D
(Drive) de hendel naar links verplaatsen
om de sequentiële rijmodus in te
129
Page 132 of 300

schakelen (indicatie – en + op de
bekleding). . De ingeschakelde
versnelling wordt weergegeven op het
display.
Schakelen vindt plaats door de
versnellingspook naar voren te
verplaatsen, naar symbool – of naar
achteren, naar symbool +.
Uitschakeling
Om de sequentiële rijmodus uit te
schakelen, de versnellingspook
terugzetten in stand D (Drive),
automatische rijmodus.
BEDIENINGSTOETSEN
OP HET STUURWIEL
(indien aanwezig)
41)
Bij sommige versies kan het schakelen
sequentieel plaatsvinden via de flippers
op het stuurwiel fig. 92.Om de flippers op het stuurwiel te
kunnen gebruiken, moet de
versnellingspook in stand D (Vooruit)
tussen (+)en(–) staan:
schakelflipper (+) (door de flipper
naar de bestuurder te trekken ):
inschakelen van hogere
overbrengingsverhouding;
schakelflipper (-) (door de flipper
naar de bestuurder te trekken):
inschakelen van lagere
overbrengingsverhouding.
De inschakeling van een lagere (of
hogere) versnelling is alleen toegestaan
als het motortoerental dit veroorlooft.
DE MOTOR STARTEN
De motor mag alleen gestart worden als
de versnellingspook in stand P of N
staat. Op die manier staat het systeem
op N of P, als de motor gestart wordt
(de eerstgenoemde betekent neutraal,
maar met mechanische geblokkeerde
wielen).
WEGRIJDEN MET DE
AUTO
Trap, om weg te rijden met de auto,
vanuit P het rempedaal in, en druk op
de knop op de versnellingspook om
deze in de gewenste stand (D, R of
sequentieel) te plaatsen. Op het display
verschijnt de ingeschakelde versnelling.Wanneer het rempedaal wordt
losgelaten, beweegt de auto voor- of
achteruit zodra de manoeuvre is
ingeschakeld ("creeping" effect). In dit
geval hoeft het gaspedaal niet ingedrukt
te worden.
BELANGRIJK Als de ingeschakelde
versnelling (weergegeven op het
display) niet overeenstemt met de stand
van de versnellingspook, wordt dit
gemeld door het knipperen van de
betreffende letter op de sierlijst van
versnellingsbak (er wordt ook een
geluidsignaal afgegeven).
Deze toestand moet niet beschouwd
worden als een werkingsfout, maar
eenvoudigweg als een verzoek van het
systeem om de manoeuvre te herhalen.
BELANGRIJK Wees uiterst voorzichtig
met een uitgeschakelde elektrische
parkeerrem en losgelaten rempedaal,
stationair draaiende motor en
versnellingspook in de stand D, R of
sequentieel, want de auto kan ook
voortbewegen zonder dat het
gaspedaal wordt bediend. Deze
toestand kan worden benut met de
auto op een vlakke ondergrond tijdens
scherpe parkeermanoeuvres waarbij
alleen het rempedaal wordt gebruikt.
92F1B0661
130
STARTEN EN RIJDEN
Page 133 of 300

BLOKKERING
INSCHAKELING
VERSNELLING
Dit systeem maakt het onmogelijk de
versnellingspook uit de stand P
(Parkeren) of N (Vrijstand) te zetten als
het rempedaal niet eerst is ingetrapt.
Als de startinrichting op MAR staat
(motor aan of uit):
moet om van P (Parkeren) naar een
andere versnelling of van N naar R te
schakelen, het rempedaal worden
ingetrapt en moet knop A fig. 91 op de
versnellingspook worden ingedrukt;
moet om de versnellingspook van
stand N in stand D te zetten, het
rempedaal worden ingetrapt.
In geval van storing of als de accu leeg
is, blijft de versnellingspook vergrendeld
in stand P. Raadpleeg paragraaf
"Automatische versnellingsbak -
versnellingspook ontgrendelen" in het
hoofdstuk "Noodgevallen", om de
versnellingspook handmatig te
ontgrendelen.
UITSCHAKELING
VOERTUIG
Versies uitgerust met het Keyless
Go-systeem: voor deze functie moet
de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
startinrichting naar STOP gedraaid
wordt.Versies uitgerust met sleutel met
afstandsbediening: voor deze functie
moet de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
sleutel uit de startinrichting wordt
genomen.
Als de accu van het voertuig leeg is en
de contactsleutel is ingebracht, is de
sleutel in het contactslot geblokkeerd.
Zie de paragraaf "Automatische
versnellingsbak - contactsleutel
verwijderen" in het hoofdstuk
"Noodgevallen", om de sleutel
handmatig te verwijderen.
WERKING "RECOVERY"(waar aanwezig)
De werking van de versnellingsbak
wordt continu bewaakt om elke
eventuele storing te detecteren. Als er
een omstandigheid wordt gedetecteerd
die tot schade aan de versnellingsbak
zou kunnen leiden, wordt de functie
"recovery" geactiveerd.
In deze toestand blijft de
versnellingsbak in de 4e versnelling
staan, onafhankelijk van de
geselecteerde versnelling.
Standen P (Parkeren), R
(Achteruitversnelling) en N (Vrijstand)
werken nog. Symbool
kan op het
display gaan branden.In het geval van "recovery" werking
onmiddellijk contact opnemen met de
dichtstbijzijnde werkplaats van de Fiat
Servicenetwerk.
Tijdelijke storing
In het geval van een tijdelijke storing,
kan de correcte werking van de
versnellingsbak voor alle
vooruitversnellingen hersteld worden
door als volgt te werk te gaan:
breng het voertuig tot stilstand;
zet de versnellingspook in P
(Parkeren).
zet de startinrichting in STOP;
wacht ongeveer 10 seconden, start
daarna de motor weer;
selecteer de gewenste versnelling:
de correcte werking van de
versnellingsbak zou hersteld moeten
zijn.
BELANGRIJK In het geval van een
tijdelijke storing wordt toch geadviseerd
zo spoedig mogelijk contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk.
ATTENZIONE
111)Gebruik de stand P (Parkeren) nooit in
plaats van de elektrische parkeerrem.
Schakel de elektrische parkeerrem altijd in
als het voertuig geparkeerd wordt om
onverwachte beweging van het voertuig te
voorkomen.
131
Page 134 of 300

112)Als de stand P (Parkeren) niet is
ingeschakeld, zou het voertuig kunnen
bewegen en letsel kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat de versnellingspook in
stand P staat en dat de elektrische
parkeerrem is ingeschakeld, voordat u het
voertuig verlaat.
113)Schakel de versnellingspook niet naar
N (Vrijstand) en zet de motor niet af
wanneer heuvelafwaarts wordt gereden.
Deze manier van rijden is gevaarlijk en
beperkt de mogelijkheid om in te grijpen in
geval van wijziging van de verkeerssituatie
of het wegdek. U loopt het risico de
controle over het voertuig te verliezen en
ongevallen te veroorzaken.
114)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter; zorg ervoor dat wanneer u
het voertuig verlaat, u de contactsleutel bij
u hebt.
AVVERTENZA
37)Zet de startinrichting in de stand MAR
en trap het rempedaal in, voordat u de
versnellingspook uit stand P (parkeren) zet.
Anders kan de versnellingspook
beschadigd raken.
38)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stil staat, de motor
op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.
39)Schakel altijd de handrem in als de auto
op een helling staat, VOORDAT u de
versnellingspook in P zet.
40)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stilstaat, de motor
op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.41)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd )
kunnen deze afbreken.
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE MET
DUBBELE
KOPPELING
(indien aanwezig)
VERSNELLINGSPOOK
De pook fig. 93 heeft de volgende
standen:
P= Parkeren
R= Achteruitversnelling
N= Vrijstand
D= Drive, (automatische
vooruitversnelling)
"AutoStick": + naar een hogere
versnelling schakelen in sequentiële
rijmodus; – naar een lagere versnelling
schakelen in sequentiële rijmodus.
115) 116) 117) 118)
42) 43) 44)
93F1B0740
132
STARTEN EN RIJDEN
Page 135 of 300

De ingeschakelde versnelling wordt op
het display weergegeven.
Verplaats de hendel van D (Vooruit) naar
links, om de "sequentiële" modus in te
schakelen. De haalbare standen zijn +
(hogere versnelling) of - (lagere
versnelling). Deze standen zijn
onstabiel: de hendel keert altijd terug
naar de centrale stand.
De hendel is voorzien van een knop A
fig. 93, die ingedrukt moet worden om
de hendel van P naar R te verplaatsen.
Schakelen van stand P naar elke
andere stand van de versnellingspook,
met contactsleutel op stand MAR, moet
gedaan worden met ingetrapt
rempedaal en met behulp van de knop
op A fig. 93.
Om van R naar P te gaan moet gedrukt
worden op knop A fig. 93 wanneer de
motor stationair draait.
Om van stand N naar D of R te
schakelen, moet het rempedaal worden
ingetrapt. Aanbevolen wordt geen gas
te geven en ervoor te zorgen dat de
motor stabiel stationair draait.
De overgang van D naar N is vrij, terwijl
voor de overgang van D naar R of P
alleen op de knop A fig. 93 gedrukt
moet worden.AUTOMATISCHE
RIJMODUS
Om de automatische rijmodus te
selecteren, zet u de versnellingspook
op stand D (Vooruit); de elektronische
transmissieregeleenheid kiest de beste
overbrengingsverhouding op basis van
rijsnelheid, motorbelasting (stand
gaspedaal) en hellingsgraad van de
weg.
De stand D kan vanuit sequentiële
bediening onder alle rijomstandigheden
geselecteerd worden.
“Kick-downfunctie”
Om weer snel snelheid te kunnen
maken, schakelt het regelsysteem van
de versnellingsbak, als het gaspedaal
volledig wordt ingetrapt, naar een
lagere versnelling (kick-downfunctie).
BELANGRIJK Bij het rijden over wegen
met weinig grip (sneeuw, ijs, enz.) wordt
geadviseerd de kick-down functie niet
te gebruiken.
Schakeladvies
Als men met de versnellingsbak in de
automatische modus (keuzehendel in
stand D) wil schakelen met de
schakelpeddels op het stuurwiel (indien
aanwezig), schakelt het systeem over
naar de "sequentiële modus"
("Autostick"), met weergave van de
ingeschakelde versnelling gedurende
ongeveer 5 seconden.Als na deze tijd de schakelpeddels niet
meer bediend worden, keert het
systeem terug naar de automatische
modus (D) (met betreffende weergave
op het display).
AUTOSTICK -
Sequentiële modus
In het geval van veelvuldig schakelen
(bijv. wanneer het voertuig gebruikt
wordt met een zware lading, op
hellingen, sterke tegenwind of bij het
trekken van zware aanhangwagens),
wordt geadviseerd de modus AutoStick
(sequentieel schakelen) te gebruiken
om een lagere vaste
overbrengingsverhouding te selecteren
en behouden.
Onder deze omstandigheden verbetert
het gebruik van een lagere versnelling
de voertuigprestaties en wordt de
gebruiksduur van de versnellingsbak
verlengd door het schakelen te
beperken en oververhitting te
voorkomen.
Het is mogelijk om te schakelen van
stand D (Drive) naar de sequentiële
modus onafhankelijk van de
voertuigsnelheid.
Inschakelen
Met de versnellingspook in stand D
(Drive) de hendel naar links verplaatsen
om de sequentiële rijmodus in te
133
Page 136 of 300

schakelen (indicatie – en + op de
bekleding). De ingeschakelde
versnelling wordt weergegeven op het
display.
Schakelen vindt plaats door de
versnellingspook naar voren te
verplaatsen, naar symbool – of naar
achteren, naar symbool +.
Uitschakeling
Om de sequentiële rijmodus uit te
schakelen, de versnellingspook
terugzetten in stand D (Drive),
automatische rijmodus.
BEDIENINGSTOETSEN
OP HET STUURWIEL
(indien aanwezig)
45)
Op enkele versies kunnen de flippers
op het stuurwiel fig. 94 gebruikt worden
om te schakelen.Voor het gebruik van de schakelflippers
op het stuurwiel moet de
versnellingspook in de “Sequentiële
modus” of stand D staan:
bediening van de schakelflipper (+)
(door de flipper naar de bestuurder toe
te trekken): inschakelen van een hogere
versnelling;
bediening van de schakelflipper (−)
(door de flipper naar de bestuurder toe
te trekken): inschakelen van een lagere
versnelling.
De inschakeling van een lagere (of
hogere) versnelling is alleen toegestaan
als het motortoerental dit veroorlooft.
DE MOTOR STARTEN
De motor mag alleen gestart worden als
de versnellingspook in stand P of N
staat. Op die manier staat het systeem
op N of P, als de motor gestart wordt
(de eerstgenoemde betekent neutraal,
maar met mechanische geblokkeerde
wielen).
WEGRIJDEN MET DE
AUTO
Trap, om weg te rijden met de auto,
vanuit P het rempedaal in, en druk op
de knop op de keuzehendel om deze in
de gewenste stand (D, R of sequentieel)
te plaatsen. Op het display verschijnt de
ingeschakelde versnelling.Wanneer het rempedaal wordt
losgelaten, beweegt de auto voor- of
achteruit zodra de manoeuvre is
ingeschakeld ("creeping" effect). In dit
geval hoeft het gaspedaal niet ingedrukt
te worden.
BELANGRIJK Als de ingeschakelde
versnelling (weergegeven op het
display) niet overeenstemt met de stand
van de versnellingspook, wordt dit
gemeld door het knipperen van de
betreffende letter op de sierlijst van
versnellingsbak (er wordt ook een
geluidssignaal afgegeven).
Deze toestand moet niet beschouwd
worden als een werkingsfout, maar
eenvoudigweg als een verzoek van het
systeem om de manoeuvre te herhalen.
BLOKKERING
INSCHAKELING
VERSNELLING
Dit systeem maakt het onmogelijk de
versnellingspook uit de stand P
(Parkeren) of N (Vrijstand) te zetten als
het rempedaal niet eerst is ingetrapt.
Als de startinrichting op MAR staat
(motor aan of uit):
moet om van P (Parkeren) naar een
andere versnelling of van N naar R te
schakelen, het rempedaal worden
ingetrapt en moet knop A fig. 93 op de
versnellingspook worden ingedrukt;
94F1B0661
134
STARTEN EN RIJDEN
Page 137 of 300

moet om de versnellingspook van
stand N in stand D te zetten, het
rempedaal worden ingetrapt.
In geval van storing of als de accu leeg
is, blijft de versnellingspook vergrendeld
in stand P. Raadpleeg de paragraaf
"Automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling - versnellingspook
ontgrendelen" in het hoofdstuk
"Noodgevallen", om de
versnellingspook handmatig te
ontgrendelen.
UITSCHAKELING
VOERTUIG
Versies uitgerust met het Keyless
Go-systeem: voor deze functie moet
de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
startinrichting naar STOP gedraaid
wordt.
Versies uitgerust met sleutel zonder
afstandsbediening: voor deze functie
moet de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
sleutel uit de startinrichting wordt
genomen.
Als de accu van het voertuig leeg is en
de contactsleutel is ingebracht, is de
sleutel in het contactslot geblokkeerd.
Zie de paragraaf "Automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling
- contactsleutel verwijderen" in hethoofdstuk "Noodgevallen", om de
sleutel handmatig te verwijderen.
"HERSTELFUNCTIES"
In geval van een defecte
versnellingspook, zou het display van
het instrumentenpaneel een
bijbehorend bericht weer kunnen
geven, waarin de bestuurder wordt
aanbevolen te blijven rijden zonder de
pook in stand P te zetten.
In dit geval blijft de versnellingsbak zelfs
in de vooruitversnelling staan (met
beperkte prestaties), als de hendel op R
of N wordt gezet.
Als de hendel eenmaal op P is gezet, of
het voertuig is uitgeschakeld, is het niet
meer mogelijk R of de
vooruitversnellingen te selecteren.
Neem in dat geval contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
115)Gebruik de stand P (Parkeren) nooit in
plaats van de elektrische parkeerrem.
Schakel de elektrische parkeerrem altijd in
als het voertuig geparkeerd wordt om
onverwachte beweging van het voertuig te
voorkomen.116)Als de stand P (Parkeren) niet is
ingeschakeld, zou het voertuig kunnen
bewegen en letsel kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat de versnellingspook in
stand P staat en dat de elektrische
parkeerrem is ingeschakeld, voordat u het
voertuig verlaat.
117)Schakel de versnellingspook niet naar
N (Vrijstand) en zet de motor niet af
wanneer heuvelafwaarts wordt gereden.
Deze manier van rijden is gevaarlijk en
beperkt de mogelijkheid om in te grijpen in
geval van wijziging van de verkeerssituatie
of het wegdek. U loopt het risico de
controle over het voertuig te verliezen en
ongevallen te veroorzaken.
118)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als de auto wordt verlaten
en neem de sleutel mee.
BELANGRIJK
42)Zet de startinrichting in de stand MAR
en trap het rempedaal in, voordat u de
versnellingspook uit stand P (parkeren) zet.
Anders kan de versnellingspook
beschadigd raken.
43)Schakel altijd de handrem in als de auto
op een helling staat, VOORDAT u de
versnellingspook in P zet.
44)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stilstaat, de motor
op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.
45)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd )
kunnen deze afbreken.
135
Page 138 of 300

START&STOP-
SYSTEEM
(indien aanwezig)
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder weer wil gaan rijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BELANGRIJK Het systeem wordt
automatisch ingeschakeld wanneer de
motor wordt gestart, ongeacht de
status voorafgaand aan het afzetten
van de motor (systeem in- of
uitgeschakeld).
119)
46)
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met handmatige
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.Versies met automatische
versnellingsbak
Bij stilstaande auto en ingetrapt
rempedaal wordt de motor
uitgeschakeld als de versnellingspook in
een andere stand dan R staat.
OPMERKING Wanneer, bij versies met
automatische versnellingsbak, het
voertuig heuvelopwaarts tot stilstand
wordt gebracht, dan wordt het
uitschakelen van de motor verhinderd
om de "Hill Start Assist" functie (die
alleen bij draaiende motor werkt) te
activeren.
Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om
aan te geven dat de motor werd
uitgeschakeld.
De motor opnieuw starten
Versies met handmatige
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten. Als het voertuig
niet start door het intrappen van het
koppelingspedaal, de versnellingspook
in de vrijstand zetten en de procedure
herhalen. Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het Fiat
Servicenetwerk.Versies met automatische
versnellingsbak
Laat het rempedaal los om de motor
weer te starten.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in automatische
modus - D (Drive) staat - kan de motor
weer gestart worden door de pook naar
R (Achteruit) of N (Vrijstand) te
verplaatsen.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in "AutoStick"-modus
staat - kan de motor weer gestart
worden door de pook naar "+" of "–", of
R (Achteruit) of N (Vrijstand) te
verplaatsen.
Wanneer de motor automatisch is
afgezet kan, door het rempedaal
ingetrapt te houden, de rem gelost
worden terwijl de motor uit blijft, door
de versnellingspook snel naar P
(Parkeren) te zetten.
Om de motor weer te starten, de pook
uit stand P halen.
SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN /
UITSCHAKELEN
Druk op de knop fig. 95 op het
dashboard om het systeem handmatig
in of uit te schakelen.
136
STARTEN EN RIJDEN
Page 139 of 300

Inschakeling van het systeem
Wanneer het systeem wordt
geactiveerd, verschijnt er een bericht op
het display. In dit geval is de led op
fig. 95 de knop gedoofd.
Uitschakeling van het systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld. In deze toestand brandt
de led op de knop fig. 95.
VEILIGHEIDS-
INSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent het
bestuurders- of het passagiersportier,
dan kan de motor alleen opnieuw
gestart worden met behulp van de
startinrichting.De bestuurder wordt hiervan op de
hoogte gebracht door een
geluidssignaal en een bericht op het
display.
BELANGRIJK
119)Laat de accu alleen vervangen door
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Vervang de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (HEAVY DUTY) en met
dezelfde specificaties.
BELANGRIJK
46)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
SNELHEIDS-
BEGRENZER
BESCHRIJVING
Met deze voorziening wordt de snelheid
van het voertuig beperkt tot waarden
die door de bestuurder ingesteld
kunnen worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig worden
ingesteld. De minimumsnelheid die
ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt
de snelheid van het voertuig van de
druk op het gaspedaal af, tot de
geprogrammeerde snelheidslimiet
wordt bereikt (zie paragraaf
"Snelheidslimiet programmeren").
HET SYSTEEM
INSCHAKELEN
Om het systeem in te schakelen op
knop A fig. 96 op het stuurwiel drukken.
95F1B0631C
137
Page 140 of 300

De inschakeling van het systeem wordt
aangegeven met het symbool
op
het display (wit bij versies met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display), samen met een speciaal
bericht en de laatst opgeslagen
snelheidswaarde.
INSCHAKELING/
UITSCHAKELING
SYSTEEM
Inschakeling systeem: druk op de
knoppen SET + of SET -. De
inschakeling van het systeem wordt
aangegeven met de weergave van het
symbool
(groen op het
herconfigureerbare multifunctionele
display).
Uitschakeling van het systeem: druk op
de knop CANC. De uitschakeling van
het systeem wordt aangegeven met de
weergave van het symbool
(wit).Opnieuw inschakelen van het systeem:
druk op de knop RES.
AUTOMATISCHE
UITSCHAKELING VAN
HET SYSTEEM
Het systeem schakelt automatisch uit in
geval van een systeemstoring. Neem in
dat geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer dan
30 km/h op lange, droge en rechte
wegen met weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruise-control wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik het systeem
niet in de stad.
HET SYSTEEM
INSCHAKELEN
120) 121) 122)
Druk op knop A fig. 97 om het systeem
in te schakelen.
Inschakeling van het systeem wordt
aangegeven door het aangaan van het
symbool
op het display en, op
sommige versies, door weergave van
een speciaal bericht.
Als de Speed Limiter ingeschakeld is,
moet knop A fig. 97 tweemaal
ingedrukt worden om de Cruise-Control
in te schakelen (omdat bij de eerste
keer indrukken de Speed Limiter wordt
96F1B0727
138
STARTEN EN RIJDEN