radio FIAT DUCATO 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: DUCATO, Model: FIAT DUCATO 2018Pages: 316, PDF Size: 14.76 MB
Page 12 of 316
BELANGRIJK
1)Druk het knopje B alleen in wanneer de
sleutel ver genoeg van het lichaam (vooral
de ogen) en van voorwerpen die snel
beschadigen (bijvoorbeeld kleding)
is verwijderd. Laat de sleutel nooit
onbewaakt achter om te voorkomen dat
iemand (bijvoorbeeld een kind) per ongeluk
op de knop drukt.
BELANGRIJK
1)Lege batterijen zijn schadelijk voor het
milieu. Lege batterijen moeten
overeenkomstig de wet in speciale bakken
gedeponeerd worden. Ze kunnen ook
ingeleverd worden bij het Fiat
Servicenetwerk dat voor hun verwerking
zal zorgen.
CONTACTSLOT
De sleutel kan naar 3 standen worden
gedraaid fig. 3:
STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden en stuur
geblokkeerd. Sommige elektrische
apparaten (bijv. autoradio, elektrische
ruitbediening enz.) kunnen blijven
werken;
MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
AVV: motor starten (instabiele stand).
Het contactslot is voorzien van een
elektronische beveiliging: als de motor
bij de eerste poging niet aanslaat, moet
de sleutel teruggedraaid worden naar
de stand STOP om opnieuw te kunnen
starten.
2) 3) 4) 5)
STUURSLOT
Inschakeling
Wanneer de sleutel op STOP staat, de
sleutel verwijderen en het stuurwiel
verdraaien tot het vergrendelt.
Uitschakeling
Draai het stuur enigszins terwijl de
contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid.
BELANGRIJK
2)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit
gecontroleerd worden bij het Fiat
Servicenetwerk voordat er verder gereden
wordt.
3)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als het voertuig wordt verlaten,
om onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen te voorkomen.
Vergeet niet de handrem aan te trekken.
Schakel de eerste versnelling in als het
voertuig op een helling omhoog staat
geparkeerd en de achteruitversnelling bij
een helling omlaag. Laat nooit kinderen
zonder toezicht in het voertuig achter.
4)Verwijder de sleutel nooit terwijl
het voertuig rijdt. Het stuurwiel zal
blokkeren zodra eraan gedraaid wordt. Dit
geldt ook voor voertuigen die gesleept
worden.
3F1A0009
10
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 98 of 316
Rijden met onvoldoende
bandenspanning veroorzaakt
oververhitting van de banden en kan tot
defecten van de banden leiden. Een
lage bandenspanning vermindert
tevens de brandstofefficiency en de
duur van het loopvlak en kan de
handling en remwerking van het
voertuig nadelig beïnvloeden.
Het TPMS vervangt niet een correct
onderhoud van de banden. De
bestuurder moet ervoor zorgen dat de
juiste bandenspanning wordt
gehandhaafd, door deze met een
geschikte drukschakelaar te meten. Dit
is ook nodig indien de bandenspanning
nog niet dusdanig is gedaald dat het
controlelampje van de bandenspanning
gaat branden.
Het TPMS waarschuwt de
bestuurder in elke situatie van
onvoldoende bandenspanning. Als
deze om welke reden dan ook onder
de limiet voor onvoldoende
bandenspanning daalt, waaronder lage
temperatuur en normaal
spanningsverlies van de band.
De temperatuurschommelingen van
de seizoenen beïnvloeden de
bandenspanning.Het TPMS maakt gebruik van draadloze
apparaatjes met elektronische
sensoren die op de wielvelgen zijn
gemonteerd om voortdurend de
bandenspanning te controleren. De
sensoren die op elk wiel als deel van
het ventiel gemonteerd zijn, verzenden
diverse gegevens van de banden naar
de ontvangermodule, om de spanning
te kunnen berekenen.
BELANGRIJK De controle en het
behoud van de juiste spanning van alle
banden zijn zeer belangrijk.
Waarschuwing lage spanning
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS)
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel (samen
met een waarschuwingsbericht en
een geluidssignaal).Stop in dit geval het voertuig zo snel
mogelijk, controleer de
bandenspanning van elke band en
blaas ze op tot de voorgeschreven
koude bandenspanning. Het systeem
wordt automatisch bijgewerkt en zodra
de informatie over de herstelde
bandenspanning is ontvangen, dooft
het waarschuwingslampje. Het kan
nodig zijn om 20 minuten met een
snelheid van meer dan 20 km/h
te rijden om ervoor te zorgen dat het
systeem deze informatie ontvangt.
Storingen in de werking van het
TPMS
Een systeemstoring wordt gemeld door
het speciale waarschuwingslampje
dat eerst 75 seconden knippert en
daarna continu blijft branden. Dit kan in
een van de volgende situaties
gebeuren:
interferentie veroorzaakt door
elektronische apparatuur of door de
nabijheid van RF-emissies die lijken op
die van de TPMS-sensoren.
Toepassing van donkere folie die
met de signalen van de radiogolven
interfereert.
Aanwezigheid van sneeuw of ijs op
de wielen of de wielkasten.
Gebruik van sneeuwkettingen.
96
VEILIGHEID
Page 101 of 316
WERKINGS-
OMSTANDIGHEDEN
VOOR INSCHAKELING
Als het systeem eenmaal is
ingeschakeld, wordt het alleen actief als
aan de volgende voorwaarden is
voldaan:
rijrichting vooruit (achteruit niet
ingeschakeld);
het systeem detecteert geen fouten;
kalibratie in uitvoering;
voertuigsnelheid tussen 60 km/h en
maximumsnelheid van het voertuig;
aanwezigheid van niet versleten
rijbaanmarkeringen die aan beide zijden
zichtbaar zijn;
geschikte zichtomstandigheden;
rechte lijn of ruime bochten;
voldoende zicht (veilige afstand
vanaf de voorligger);
richtingaanwijzers niet ingeschakeld
in de richting van waar de rijbaan wordt
verlaten (bijv. rijbaan naar rechts
verlaten en rechterrichtingaanwijzer
ingeschakeld);
rijrichting komt steeds dichter bij
rijbaanmarkeringen (baan van voertuig
valt binnen de rijbaanmarkeringen);
voertuig niet steeds dichtbij
rijbaanmarkeringen.INSCHAKELING/
UITSCHAKELING VAN
HET SYSTEEM
Als het systeem actief is als het voertuig
dichtbij een van de zijmarkeringen of
een van de twee rijbaanmarkeringen
komt, wordt de bestuurder
gewaarschuwd met een geluidssignaal
(afkomstig van de gekruiste lijn als
het voertuig is uitgerust met
radionavigatiesysteem) en het oplichten
van het bijbehorende
richtingswaarschuwingslampje (
of
).
Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om van rijbaan te wisselen of
om te passeren, wordt de
waarschuwing door het systeem
uitgeschakeld.
Blijft de bestuurder opzettelijk bij de
rijbaanwisselmanoeuvre, dan
onderbreekt het systeem de
waarschuwing, maar blijft ingeschakeld
als de werkingsomstandigheden niet
goed zijn of actief als de
omstandigheden worden overschreden
(zie de betreffende paragraaf).HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Handmatige bediening
Het systeem kan uitgeschakeld worden
door de knop A fig. 102 op het
dashboard in te drukken.
De led op de knop gaat branden en er
verschijnt een bericht op het display om
te bevestigen dat het systeem is
uitgeschakeld.
Automatische modus
Als Start&Stop actief is, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld.
Het systeem wordt opnieuw
ingeschakeld en controleert de
werkingsomstandigheden weer nadat
het voertuig is gestart.
SYSTEEMSTORING
In het geval van een storing, informeert
het systeem de bestuurder hierover
via een bericht op het display, een
geluidssignaal en de weergave van het
symbool
op het display (voor
bepaalde versies/markten).
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De Driving Advisor kan niet werken
door een niet goed gebalanceerde en
te zware lading.
99
Page 172 of 316
Zekeringenkast dashboard
Beschermd systeem Zekering Ampère
Rechter dimlicht F12 7,5
Linker dimlicht F13 7,5
Relais zekeringenkast motorruimte, relais zekeringenkast dashboard
(+sleutel)F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Sensor accubewaking voor Start&Stop versies (+accu) F33 7,5
Interieurverlichting minibus (nood) F34 7,5
Radio, Klimaatbeheersingssysteem, Alarm, Tachograaf, regeleenheid
accuschakelaar, Timer Webasto timer (+batterij), TPMS, Voltage
stabilisador voor radio instellingen(S&S)F36 10
Remlichten controle (hoofd), Instrumentenpaneel (+sleutel), Gateway
(voor transformers)F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
Ruitenwisser (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het
stuurwiel, middelste bedieningspaneel, linker bedieningspaneel,
extra paneel, regeleenheid accuschakelaar (+sleutel), trekhaak,
regensensor, voltage stabilisador (voor S&S)F49 5
Klimaatbeheersingssysteem, stuurbekrachtiging regeleenheid,
achteruitrijlichten, Tachograaf (+sleutel), TOM TOM instelling,
Rijstrook waarschuwingssystemen, Achteruitrijcamera, Koplampen
uitlijning correctorF51 5
Instrumentenpaneel (+accu) F53 7,5
Niet beschikbaar F89 -
Linker grootlicht F90 7,5
170
NOODGEVALLEN
Page 218 of 316
BELANGRIJK Reinig het filter met
perslucht, gebruik geen vloeistoffen of
oplosmiddelen. Omdat het luchtfilter
speciaal is ontworpen voor stoffige
omgevingen, is het raadzaam het filter
te laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.ACCU
De accu bevindt zich in de
passagiersruimte, vóór de pedalen.
Verwijder het beschermdeksel voor
toegang tot de accu.
192) 193)
DE BATTERIJ
VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” van dit
hoofdstuk zijn vermeld, niet meer
geldig.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
194) 195)
55) 56)
5)
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer het voertuig wordt
geparkeerd, controleer dan of de
portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn. Hiermee
wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: het
voertuig is in ieder geval uitgerust met
een systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de betreffende
minpool los;
trek de accuklemmen stevig aan.
216
ONDERHOUD EN ZORG
Page 278 of 316
MULTIMEDIA
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste
functies beschreven van de
infotainmentsystemen Uconnect™ 3”
Radio, Uconnect™ 5" Radio en
Uconnect™ 5" Radio Nav, die in het
voertuig kunnen zijn gemonteerd.AUTORADIO ...................................277
TIPS, BEDIENING EN ALGEMENE
INFORMATIE ...................................277
UCONNECT 3” RADIO ....................280
WERKING .......................................285
UCONNECT 5” RADIO –
UCONNECT 5” RADIO NAV ............290
WERKING .......................................295
276
MULTIMEDIA
Page 279 of 316
AUTORADIO
(voor bepaalde versies/markten)
Zie voor de werking van de autoradio
het supplement dat bij dit
Instructieboek is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING
(voor bepaalde versies/markten)
Het systeem bestaat uit:
voedingskabels autoradio;
voedingskabels speakers voor;
voedingskabel antenne;
2 tweeters A in de voorportieren (elk
max. 30 W) fig. 227;
2 mid-woofer luidsprekers B in de
voorportieren (165 mm diameter, elk
max. 40 W) fig. 228;
2 full-range luidsprekers aan de
achterzijden (elk max. 40 W) (voor
Panorama versies);
antennekabel radio;
antenne.De autoradio moet geïnstalleerd
worden op de plaats van het middelste
opbergvak, waar u de bedrading zult
aantreffen.
206)
BELANGRIJK
206)Neem voor verbinding met de
bestaande apparaten in het voertuig
contact op met het Fiat Servicenetwerk om
elk probleem te voorkomen dat de
veiligheid van het voertuig in gevaar zou
kunnen brengen.
TIPS, BEDIENING EN
ALGEMENE
INFORMATIE
VERKEERSVEILIGHEID
Zorg ervoor dat u weet hoe de
verschillende systeemfuncties gebruikt
moeten worden voordat u gaat rijden.
Lees de gebruiksaanwijzingen van
het systeem zorgvuldig door voordat u
gaat rijden.
207) 208)
ONTVANGS-
TOMSTANDIGHEDEN
Tijdens het rijden veranderen de
ontvangstomstandigheden
voortdurend. De ontvangst kan
gestoord worden door de aanwezigheid
van bergen, gebouwen of bruggen,
vooral wanneer u ver verwijderd bent
van de zender.
BELANGRIJK Het volume kan
toenemen wanneer verkeersinformatie
of nieuws wordt ontvangen.
227F1A0139
228F1A0140
277
Page 280 of 316
ONDERHOUD EN ZORG
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht zodat het
systeem optimaal blijft werken:
het glas van het display mag niet in
contact komen met scherpe of harde
voorwerpen die het oppervlak ervan
kunnen beschadigen; gebruik een
zachte, droge anti-statische doek om
het schoon te maken en oefen hierbij
geen druk uit.
gebruik nooit alcohol, benzine en
afgeleide producten om het glas van
het display te reinigen.
voorkom dat vloeistoffen in het
systeem komen: dit kan het systeem
op onherstelbare wijze beschadigen.
62) 63)
DIEFSTALBEVEILIGING
Het systeem is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
informatie-uitwisseling met de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) in het voertuig.
Dit garandeert maximale veiligheid en
voorkomt dat elke keer dat de
stroomvoorziening uitvalt, de geheime
code opnieuw ingevoerd moet worden.Als de controle een positief resultaat
oplevert, dan begint het systeem te
werken. Als de codes bij de vergelijking
echter niet overeenkomen of als de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) wordt vervangen, dan zal
het systeem de gebruiker vragen om de
geheime code in te voeren op de
manier die in de volgende paragraaf is
beschreven.
De geheime code invoeren
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, toont het display, als de
code wordt gevraagd, het opschrift
"Anti-diefstalcode invoeren", gevolgd
door een scherm met een toetsenbord
waarmee de geheime code kan worden
ingevoerd.
De geheime code bestaat uit vier
tekens van 0 tot 9.
Uconnect™ 3” Radio:
De geheime code bestaat uit vier cijfers
van 0 t/m 9: draai voor het invoeren
van de code aan de rechter "BROWSE
ENTER" knop en druk deze in om te
bevestigen.
Uconnect™ 5” Radio – Uconnect™
5” Radio NAVDe geheime code bestaat uit vier cijfers
van 1 t/m 9: druk voor het invoeren
van het eerste cijfer van de geheime
code op de betreffende knop op de
display. Voer de overige cijfers van de
code op dezelfde manier in.
Na het invoeren van het vierde cijfer, de
cursor op "OK" zetten en de rechter
"BROWSE/ENTER" knop indrukken:
het systeem begint te werken.
Als er een verkeerde code is ingevoerd,
geeft het systeem "Code verkeerd"
weer om de gebruiker te laten weten
dat de juiste code ingevoerd moet
worden.
Na 3 mislukte invoerpogingen,
verschijnt op het display "Code
verkeerd. Radio geblokkeerd. 30
minuten wachten a.u.b.". Als dit
opschrift is verdwenen, kan de code
opnieuw worden ingevoerd.
Paspoort autoradio
Dit document is het eigendomsbewijs
van het systeem. In het paspoort van
de autoradio staan het model, het
serienummer en de geheime code
aangegeven.
Neem, in geval van zoekraken van het
paspoort van de autoradio, contact
op met het Fiat Servicenetwerk, neem
uw identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw
voertuig mee.
278
MULTIMEDIA
Page 281 of 316
BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek,
zodat bij diefstal van het systeem de
betreffende informatie aan de bevoegde
instanties gegeven kan worden.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Kijk alleen naar het scherm wanneer dit
nodig en veilig is. Als u langere tijd
naar het scherm moet kijken, ga dan de
weg af en parkeer op een veilige plek,
zodat u niet tijdens het rijden wordt
afgeleid.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing.
Anders kan het systeem beschadigd
raken. Neem zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten repareren.
BELANGRIJK
207)Volg onderstaande
veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond
raken of kan het systeem beschadigd
raken.
208)Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.
BELANGRIJK
62)Maak het glas van het voorpaneel en
display alleen schoon met een zachte,
schone, droge, anti-statische doek.
Reinigings- en polijstmiddelen kunnen het
oppervlak beschadigen. Gebruik nooit
alcohol, benzine en afgeleide producten.
63)Gebruik het display niet als basis voor
steunen met zuignappen of kleefmiddelen
voor externe navigatiesystemen,
smartphones of dergelijke apparaten.
279
Page 282 of 316
Uconnect™ 3” RADIO
BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL
229F0N0890
280
MULTIMEDIA