start FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2016, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016Pages: 379, PDF Size: 20.63 MB
Page 66 of 379

Steek, om de accuverbinding te
herstellen, de contactsleutel in het slot
en draai hem naar de stand MAR.
Nu kan het voertuig op normale wijze
worden gestart.
Na het loskoppelen van de accu kan
het nodig zijn om sommige elektrische
systemen (bv. klok, datum, etc.)
opnieuw in te stellen.
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
Druk op de knop A fig. 79 op de
middenconsole om alle portieren
tegelijkertijd te vergrendelen, ongeacht
de stand van de contactsleutel.
Bij vergrendeling van de portieren gaat
de led op de knop branden.
Op het paneel voor de elektrische
ruitbediening bevindt zich een knop D
fig. 80 waarmee de laadruimte
onafhankelijk kan worden ver-/
ontgrendeld.
.
AFSLUITER
BRANDSTOFTOEVOER
Het voertuig is voorzien van een
afsluiter voor de brandstoftoevoer. Bij
een ongeval springt deze schakelaar
omhoog, waardoor de
brandstoftoevoer wordt gestopt en de
motor afslaat.
Wanneer de afsluiter van de
brandstoftoevoer in werking treedt,
wordt niet alleen de brandstoftoevoer
gestopt, maar worden ook de
waarschuwingsknipperlichten, de
buitenverlichting en de
plafondverlichting ingeschakeld,
worden alle portieren ontgrendeld en
verschijnt er een bericht. Druk op knop
A om uit te schakelen. Er is, bij
sommige versies, ook een extra
veiligheidsschakelaar voorzien die in
werking treedt bij een ongeval
waardoor de elektrische voeding wordt
onderbroken. Zo wordt
brandstoflekkage bij leidingbreuk en
vonkvorming of elektrische ontladingen
bij beschadiging van de elektrische
onderdelen van het voertuig
voorkomen.
29) 30)
79F1A0303
80F1A0085
62
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 74 of 379

AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING
LUCHTVERING
ALGEMENE INFORMATIE
Het systeem werkt alleen op de
achterwielen in.
Het systeem houdt de achterste
rij-instelling van het voertuig onder alle
beladingscondities constant, terwijl een
groter rijcomfort wordt gegarandeerd.
Daarnaast maakt het systeem het
mogelijk de hoogte van het voertuig te
regelen terwijl het voertuig stil staat,
door te kiezen uit 7 verschillende
standen om de toegang tot het
achterste compartiment te
vergemakkelijken.
HOOGTEREGELING
Er zijn 7 van te voren vastgestelde
niveaus voor de vrije hoogte vanaf de
grond: van “rij-instelling -3” tot
“rij-instelling 0” tot “rij-instelling +3”.
Op het multifunctionele display, dat zich
in het midden van het
instrumentenpaneel bevindt, kan de
rij-instelling weergegeven worden.Automatische regeling
Tijdens het rijden geeft het systeem
automatisch aan dat het voertuig zich in
'rij-instelling 0' bevindt en houdt dit
constant.
Tijdens de regeling knippert de led op
de knop (A of B fig. 103) die
overeenkomt met de rijrichting.
Handmatige regeling
4)
De gewenste hoogte kan ingesteld
worden als het voertuig stil staat, met
de motor in- of uitgeschakeld.
De handmatige regeling, bij
uitgeschakelde motor, is alleen een
beperkt aantal keren beschikbaar.Door knop A minder dan 1 seconde in
te drukken, wordt het volgende hogere
niveau geselecteerd. Door knop A
langer dan 1 seconde ingedrukt
te houden, wordt rechtstreeks het
maximumniveau geselecteerd:
“rij-instelling +3”.
Door knop B minder dan 1 seconde in
te drukken, wordt het volgende lagere
niveau geselecteerd. Door knop B
langer dan 1 seconde ingedrukt
te houden, wordt rechtstreeks het
minimumniveau geselecteerd:
“rij-instelling -3”.
Tijdens de regeling knippert de led op
de knop (A of B) die overeenkomt
met de rijrichting.
Als na bediening van een knop de led
blijft branden (gedurende ongeveer
5 seconden) in plaats van te knipperen,
dan betekent dit dat de regeling tijdelijk
niet beschikbaar is.
Mogelijke oorzaken kunnen zijn:
❒onvoldoende luchtreserve: de functie
wordt hersteld door de motor te
starten;
❒het systeem heeft een
drempelbedrijfstemperatuur bereikt:
wacht enkele minuten om het te laten
afkoelen voordat de knoppen weer
worden ingedrukt.
103F1A0170
70
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 87 of 379

❒Onderstuur: treedt op wanneer het
voertuig minder draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Het ESC-systeem bestaat uit de
volgende subsystemen:
❒Hill Holder
❒ASR
❒HBA
❒ERM
❒HDC
58) 59) 60)
TUSSENKOMST VAN HET
SYSTEEM
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van het voertuig kritiek zijn.
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en helpt de bestuurder bij
het wegrijden op hellingen.
Het wordt in de volgende gevallen
automatisch geactiveerd:
❒opwaarts: als het voertuig stilstaat op
een weg met een hellingspercentage
van meer dan 5% met draaiende
motor, ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling (andere
dan achteruit);
❒neerwaarts: als het voertuig stilstaat
op een weg met een
hellingspercentage van meer dan 5%
met draaiende motor, ingetrapt
rempedaal en de versnellingsbak in
de achteruit geschakeld.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal 2
seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.Als na twee seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch geluid hoorbaar zijn. Dit
geluid wijst erop dat het voertuig weldra
in beweging zal komen.
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem
is geen parkeerrem; laat het voertuig
dus nooit achter zonder de handrem te
hebben aangetrokken, de motor te
hebben uitgeschakeld en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld,
zodat het geparkeerde voertuig in
veilige toestand verkeert (lees ook de
paragraaf "Parkeren" in het hoofdstuk
"Starten en rijden").
ASR-SYSTEEM (AntiSlip
Regulation)
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem. Het grijpt automatisch in
als één of beide aandrijfwielen slippen,
grip verliezen op natte wegen
(aquaplaning) en bij het optrekken op
glad, besneeuwd of met ijzel bedekt
wegdek, enz.
83
Page 88 of 379

❒als beide aandrijfwielen doorslippen,
grijpt het ASR-systeem in door het
door de motor doorgegeven
vermogen te reduceren;
❒als slechts één aandrijfwiel doorslipt,
blokkeert het ASR-systeem
automatisch het doorslippende wiel.
62)
Inschakeling/uitschakeling van het
ASR-systeem
Het ASR-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR
uitgeschakeld en vervolgens weer
ingeschakeld worden door op knop
ASR OFF fig. 125 te drukken.
61)
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display.
Wanneer het systeem niet actief is, gaat
de led op de knop ASR OFF branden
en verschijnt er bij sommige versies een
bericht op het display.
Als het ASR tijdens het rijden wordt
uitgeschakeld, dan wordt het
automatisch, de volgende keer dat de
auto gestart wordt, weer ingeschakeld.
Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
HBA-SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
Het HBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van het voertuig tijdens
noodremmen te verbeteren. Het
systeem detecteert het noodremmen
door de snelheid en de kracht waarmee
het rempedaal wordt ingetrapt te
controleren en past vervolgens de
optimale remdruk toe.
Dit kan de remweg verkorten en dus
vormt het HBA-systeem een aanvulling
op het ABS.Er wordt maximale assistentie van het
HBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt.
Tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om
voordelen van het systeem te
verkrijgen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
Het HBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
63) 64) 65)
ERM ELECTRONIC ROLLOVER
MITIGATION SYSTEM
(Electronic Rollover Mitigation)
Het systeem controleert de neiging van
de wielen om van de grond te komen
als de bestuurder extreme manoeuvres
uitvoert zoals snel bijsturen om een
obstakel te vermijden, met name onder
omstandigheden van een slecht
wegdek.
Als dergelijke omstandigheden zich
voordoen, grijpt het systeem in op de
remmen en het motorvermogen om de
mogelijkheid dat de wielen van de
grond komen te beperken.
125F1A0324
84
WEGWIJS IN UW AUTO
Afhankelijk van de slipcondities, kunnen
twee verschillende regelsystemen
worden geactiveerd:
Page 91 of 379

TRACTION PLUS
SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Traction Plus is een rijhulpmiddel bij het
wegrijden en optrekken in
omstandigheden van slechte grip op
niet-homogene wegoppervlakken
(sneeuw/asfalt, ijs/asfalt, modder/asfalt,
enz.), dat de aandrijfkracht gelijkmatig
over de as verdeelt wanneer een van de
aandrijfwielen slipt.
Traction Plus remt het wiel met slechte
grip (of het wiel dat meer slipt dan
het andere) door de aandrijfkracht op
het wiel met de beste grip op het terrein
over te brengen.
De functie kan handmatig geactiveerd
worden door op knop A op het
dashboard fig. 127 te drukken en werkt
onder 50 km/h. Bij het overschrijden
van deze snelheid, wordt de functie
automatisch uitgeschakeld (de led op
de knop blijft branden) en wordt
opnieuw ingeschakeld zodra
de snelheid onder 30 km/h zakt.
67) 68)
Werking Traction Plus
Het systeem wordt bij het starten
uitgeschakeld. Druk op de knop A fig.
127 om het Traction Plus systeem in te
schakelen: de led op de knop gaat
branden.
Wanneer het Traction Plus systeem
wordt ingeschakeld, worden de
volgende functies geactiveerd:
❒de ASR-functie wordt uitgeschakeld
om het motorkoppel optimaal te
kunnen benutten;
❒inwerking van de
differentieelblokkering op de vooras
via het remsysteem voor een betere
trekkracht op onregelmatig wegdek.
Wanneer een storing in het Traction
Plus systeem optreedt, gaat het lampje
op het instrumentenpaneel vast
branden.Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om
Traction Plus in te schakelen en op die
manier de ASR-functie te blokkeren:
onder deze omstandigheden levert het
doorslippen van de aandrijfwielen bij het
wegrijden immers meer trekkracht op.
BELANGRIJK
67) Het Traction Plus systeem werkt
alleen effectief op
wegoppervlakken die niet
homogeen zijn en/of bij
verschillen tussen de twee
aandrijfwielen.
68) Trap het gaspedaal, tot het einde
van de optrekmanoeuvre, volledig
in om het volledige aandrijfkoppel
over te kunnen brengen op het
wiel met de beste grip.
127F1A0325
87
Page 95 of 379

DRIVING ADVISOR
(waarschuwing rijstrookafwijking)
(voor bepaalde versies/markten)
82) 79) 80)
De Driving Advisor is een
waarschuwingssysteem dat de
bestuurder informeert bij
rijstrookafwijking omdat hij/zij afgeleid
is.
Op de voorruit is een videosensor in de
buurt van de achteruitkijkspiegel
gemonteerd die de markeringslijnen op
de weg en de positie van het voertuig
ten opzichte van deze lijnen detecteert.
BELANGRIJK Bij voertuigen met Driving
Advisor wordt geadviseerd contact op
te nemen met het Fiat Servicenetwerk
als de voorruit vervangen moet worden.
Ook al wordt deze ingreep door een
centrum gespecialiseerd in het
vervangen van ruiten verricht, blijft het
noodzakelijk om naar het Fiat
Servicenetwerk te gaan om de camera
te laten kalibreren.WERKING
Het systeem is altijd actief wanneer het
voertuig gestart wordt. Het kan
uitgeschakeld of ingeschakeld worden
met de knop A fig. 128 op het
dashboard (zie volgende beschrijving).
De led op de knop gaat branden om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld en er verschijnt een
speciaal bericht op het display.
Wanneer het systeem ingeschakeld
wordt, gaat de led op de betreffende
knop uit. Als de gebruiker het systeem
uitschakelt, gaat de led op de knop
permanent branden en verschijnt er een
bericht op het display om te bevestigen
dat het systeem uitgeschakeld is.Het systeem wordt bij elke startcyclus
van het voertuig geactiveerd en begint
met de herkenning van de
bedrijfscondities (toestand die aan de
bestuurder gemeld wordt door het
branden van de 2 lampjes van de
richtingaanwijzersenop
het instrumentenpaneel).
Wanneer het systeem de
bedrijfscondities herkent, wordt het
actief, d.w.z. het kan de bestuurder met
visuele en akoestische waarschuwingen
assisteren. Daarom gaan de twee
lampjes van de richtingaanwijzers
en
op het instrumentenpaneel uit om
herhaaldelijke waarschuwingen te
voorkomen tijdens het rijden in de stad
of over bochtige wegen op lage
snelheid.
BELANGRIJK Als de bedrijfscondities
niet langer aanwezig zijn, blijft het
systeem ingeschakeld maar is het niet
actief. Dit wordt aan de bestuurder
gemeld door het permanent gaan
branden van de 2 lampjes van
de richtingaanwijzers
enop het
instrumentenpaneel.
128F1A0322
91
Page 96 of 379

BEDRIJFSCONDITIES
VOOR INSCHAKELING
Zodra het systeem is ingeschakeld,
wordt het alleen actief als aan de
volgende condities is voldaan:
❒vooruit rijden (achteruit niet
ingeschakeld);
❒het systeem detecteert geen fouten;
❒kalibratie bezig;
❒voertuigsnelheid tussen 60 km/h en
max. voertuigsnelheid;
❒aanwezigheid van niet versleten
rijbaanmarkeringen die aan beide
zijden zichtbaar zijn;
❒geschikte zichtomstandigheden;
❒rechte stukken weg of met ruime
bochten;
❒toestand van voldoende gezichtsveld
(veiligheidsafstand tot voorop
rijdende voertuig);
❒richtingaanwijzers niet geactiveerd in
de richting waarin de rijstrook
verlaten wordt (bijv. bij verlaten van
de rijstrook naar rechts, is de rechter
richtingaanwijzer ingeschakeld);
❒voertuigrichting komt constant
dichterbij de rijbaanmarkeringslijnen
(de route van het voertuig ligt binnen
de rijbaanmarkeringslijnen);❒voertuig niet constant naast de
rijbaanmarkeringslijn.
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Wanneer het systeem actief is en het
voertuig een van de zijdelingse
grenslijnen of een van de 2
markeringslijnen van de rijstrook nadert,
wordt de bestuurder gewaarschuwd
met een geluidssignaal (afkomstig van
de zijlijn die overschreden is als het
voertuig uitgerust is met
radionavigatiesysteem) en gaat het
bijbehorende lampje van de
richtingaanwijzer (
of) branden.
Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om van rijbaan te wisselen of
om in te halen, onderbreekt het
systeem de melding aan de bestuurder.
Als de bestuurder volhardt in de
manoeuvre om van rijbaan te wisselen,
wordt de waarschuwing door het
systeem onderbroken, het systeem blijft
ingeschakeld als er niet voldaan wordt
aan de bedrijfscondities of actief als
de bedrijfscondities worden
overschreden (zie de betreffende
paragraaf).SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Handmatig
Het systeem kan uitgeschakeld worden
door knop A fig. 128 op het dashboard
in te drukken.
De led op de knop gaat branden en er
verschijnt een bericht op het display om
te bevestigen dat het systeem
uitgeschakeld is.
Automatisch
Als Start&Stop actief is, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld.
Het systeem wordt weer ingeschakeld
en de bedrijfscondities worden
gecontroleerd nadat het voertuig
gestart is.
92
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 98 of 379

OVERZICHTSTABEL VAN DE MELDINGEN TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE DRIVING
ADVISOR
Toestand van de led
op de knopBericht op het
displayToestand van het
symbool op het
displayGeluidssignaal Betekenis
Uit – – –systeem ingeschakeld
(automatisch bij elke
startcyclus)
UitDriving Advisor
ingeschakeldcontrolelampjes
en
branden vast-systeem ingeschakeld
maar zonder dat aan
bedrijfscondities is
voldaan
UitDriving Advisor
ingeschakeld--systeem ingeschakeld
en aan
bedrijfscondities
voldaan: het systeem
kan akoestische-
visuele meldingen
geven
Uit -controlelampje
knippertjahet systeem is actief
en herkent de
bedrijfscondities: het
waarschuwt over een
afwijking t.o.v. de linker
lijn
94
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 107 of 379

START&STOP
SYSTEEM
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder wil wegrijden. Dit
verhoogt de efficiency van de auto
dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
WERKING
Uitschakelmodus van de
motor
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
OpmerkingDe motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.Het afzetten van de motor wordt
aangegeven door het symbool
op
het display.
Herstartmodus van de
motor
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
HET SYSTEEM
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
Druk op knop
fig. 133 op het
bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit
te schakelen.
Inschakeling
Start&Stop-systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt ingeschakeld. In deze toestand is
de led op de knop
gedoofd.Uitschakeling
Start&Stop-systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt uitgeschakeld.
De led op de knop
brandt wanneer
het systeem is uitgeschakeld.
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
NIET WORDT AFGEZET
18)
Bij ingeschakeld systeem stopt de
motor onder bepaalde omstandigheden
niet, om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid. Deze
omstandigheden zijn:
❒nog koude motor;
❒uitzonderlijk lage buitentemperaturen,
als de betreffende aanduiding wordt
gegeven;
MODEMODE
133F1A0332
103
Page 108 of 379

❒onvoldoende acculading;
❒regeneratie van het roetfilter is bezig
(alleen bij dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
❒automatische klimaatregeling,
wanneer een comfortabele
temperatuur in het interieur moet
worden bereikt of bij ingeschakelde
MAX-DEF-functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd;
❒als het Hill Descent Control systeem
actief is.OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid kan de
motor automatisch weer gestart
worden, zonder tussenkomst van de
bestuurder, onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden)
❒de motor langer dan drie minuten
afzetten via het Start&Stop systeem.
❒automatische klimaatregeling voor
het instellen van de temperatuur in
het interieur of om de MAX-DEF
functie in te schakelen.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal volledig in te trappen.OpmerkingAls de motor onbedoeld is
afgeslagen, bijvoorbeeld door het
koppelingspedaal te snel bij
ingeschakelde versnelling los te laten,
en het Start&Stop-systeem
ingeschakeld is, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
volledig in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand te
zetten.
OpmerkingAls het koppelingspedaal
niet is intrapt, kan de motor, circa 3
minuten na het afzetten, alleen met
behulp van de contactsleutel worden
gestart.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel. De bestuurder wordt op
de hoogte gebracht door een
geluidssignaal, het knipperen van het
symbool
op het display en bij
sommige versies verschijnt ook een
bericht op het display.
104
WEGWIJS IN UW AUTO