reservewiel FIAT FREEMONT 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2012Pages: 356, PDF Size: 8.41 MB
Page 219 of 356
VEILIGHEIDSCONTROLES BUITEN DE
AUTO Banden
Controleer de banden op overmatige of ongelijkmatige
slijtage. Controleer de banden op stenen, spijkers, glas
of andere voorwerpen die in het loopvlak of de wang
vast zijn blijven zitten. Controleer het loopvlak op
insnijdingen en scheuren. Controleer de wangen op
insnijdingen, scheuren en bobbels. Controleer of de
wielmoeren stevig zijn aangedraaid. Controleer de ban-
denspanning (met inbegrip van het reservewiel) terwijl
de banden koud zijn. Lampjes
Laat iemand de werking van de verlichting controleren
terwijl u in de auto de verlichting bedient. Controleer
de controlelampjes voor de richtingaanwijzers en het
grootlicht op het instrumentenpaneel.
Portiersloten
Controleer de sloten op juiste afstelling wat betreft
openen, sluiten en vergrendelen.Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder de auto. Controleer
op brandstof-, koelvloeistof-, olie- of andere vloeistof-
lekkage. Ook als u een benzinelucht ruikt of lekkage
van brandstof of rem- of stuurbekrachtigingsvloeistof
vermoedt, moet direct de oorzaak worden gevonden
en gecorrigeerd.
213
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 245 of 356
(Vervolgd)
Parkeer een auto met aanhanger nooit op een
helling. Als u een auto met aanhanger parkeert ,
bekrachtig dan altijd de handrem van de auto.
Plaats altijd blokken voor de wielen van de aan-
hanger.
Overschrijd nooit het GCWR. Het totale gewicht moet worden verdeeld
tussen de auto en de aanhanger, zodat de
volgende vier waarden niet worden over-
schreden:
1. Maximaal toelaatbaar totaalgewicht
2. GTW
3. GAWR
4. Disselgewichtwaarde voor de gebruikte
trekhaak.
Vereisten voor het trekken van een aanhanger
– Banden Probeer de aanhanger niet te trekken wanneer een nood-
reservewiel is gemonteerd.
Voor een comfortabel en veilig gebruik van uw auto is een juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk. Zie "Banden
– algemene informatie" in "Technische gegevens" voor het
op de juiste wijze op spanning brengen van de banden.
Controleer de bandenspanning van de aanhanger alvorens deze te gebruiken. Controleer de banden op slijtage of zichtbare bescha
di-
gingen alvorens de aanhanger te gebruiken. Zie "Banden
— algemene informatie" in "Technische gegevens" voor
het op de juiste wijze inspecteren van de banden.
Raadpleeg bij het verwisselen van banden het gedeelte "Banden – algemene informatie" in "Technische gegevens"
voor het op de juiste wijze verwisselen van banden. Het
vervangen van banden door exemplaren met een hogere
belastingscapaciteit leidt niet tot verhoging van de
GVWR- en GAWR-limieten van de auto.
Vereisten voor het trekken van een aanhanger
– Aanhangerremmen Sluit het hydraulische remsysteem of vacuümsysteem vanuw auto niet
aan op dat van de aanhanger. Dit kan
leiden tot onjuist remgedrag en lichamelijk letsel.
Bij het trekken van een aanhanger met hydraulisch ger e-
gelde remmen is geen elektronische remregelmodule
voor de aanhanger vereist.
Aanhangwagenremmen worden aanbevolen voor aan-
hangwagens van meer dan 450 kg en zijn verplicht op
aanhangwagens van meer dan 750 kg.
Als de aanhangwagen geladen meer
weegt dan 450 kg, moet deze zijn voor-
zien van eigen remmen met voldoende
capaciteit .Wanneer dit niet het geval is, slijten de
remvoeringen sneller, is meer pedaalkracht ver-
eist en wordt de remweg langer.
239
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 262 of 356
WIEL VERWISSELEN BIJ EEN LEKKE BAND
WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde
van de auto terwijl de auto vlak langs de
weg staat geparkeerd. Zet de auto voor uw vei-
ligheid altijd zo ver mogelijk van het verkeer
vandaan, zodat u niet geraakt kunt worden door
een langsrijdende auto.
Het is gevaarlijk zich onder een opgekrikte
auto te bevinden. De auto kan van de krik glijden
en zo op u vallen. U kunt dan ernstig letsel
oplopen. Zorg er daarom voor dat u met geen
enkel lichaamsdeel onder een opgekrikte auto
komt . Als u werkzaamheden onder de auto moet
uitvoeren, zet deze dan op een hefbrug.
Start de motor niet en laat deze niet draaien
zolang de auto door een krik wordt ondersteund.
De krik is uitsluitend bedoeld als gereedschap
om banden te verwisselen. Gebruik de krik niet
om de auto voor onderhoudswerkzaamheden
omhoog te brengen. De auto mag alleen op een
stevige en vlakke ondergrond worden opgekrikt .
Vermijd een gladde ondergrond. BERGPLAATS KRIK
De krik en de slinger worden opgeborgen onder een
deksel in het opbergvak achterin in de laadruimte.
(afb. 154)
PLAATS RESERVEWIEL
De reserveband wordt onder de achterkant van de
auto opgeborgen en wordt op zijn plaats gehouden
door een kabellierinrichting.
VOORBEREIDINGEN VOOR OPKRIKKEN
1. Parkeer de auto op een stevige en vlakke onder-
grond, zo ver mogelijk verwijderd van het overige
verkeer. Vermijd gladde oppervlakken.
(afb. 154)
Opberglocatie krik
256
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 263 of 356
WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde van
de auto terwijl de auto vlak langs de weg
staat geparkeerd. Zet de auto voor uw veiligheid
altijd zo ver mogelijk van het verkeer vandaan,
zodat u niet geraakt kunt worden door een langs-
rijdende auto.
2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de hendel in PARK.
5. Zet het contact uit (OFF). 6. Blokkeer de voor- en achterkantvan het wiel schuin tegenover het
gebruikte krikpunt. Wanneer u
bijvoorbeeld het rechtervoorwiel
vervangt, blokkeert u het
linkerachterwiel.
OPMERKING: Laat geen passagiers in een auto
zitten terwijl deze wordt opgekrikt.
RESERVEWIEL VERWIJDERENOPMERKING: Klap bij modellen met zeven zitplaat-
sen de stoelen van de derde zitrij neer. Dan is er meer
ruimte om bij de krik en het andere gereedschap te
komen en het liermechanisme te bedienen. 1. Neem de krikonderdelen 1, 2 en 3 uit de bergplaats
en zet ze in elkaar. (afb. 155)
OPMERKING: Monteer onderdelen 2 en 3; dit doet
u door de kleine kogel aan het uiteinde van onderdeel
2 in het gaatje aan het uiteinde van onderdeel 3 aan te
brengen. Zo worden deze onderdelen aan elkaar be-
vestigd. Monteer onderdeel 1en 2 waarbij de wiel-
moerbus aan het uiteinde van onderdeel 1 naar boven
gekeerd is als het is aangebracht op onderdeel 2. Dat
maakt het makkelijker om het geheel te draaien als u
het liermechanisme bedient.
2. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan op de
lieraandrijfmoer die zich in de bergplaats voor de
krik bevindt. Draai de krikhendel naar links tot de
(afb. 155) Het reservewiel ophijsen of laten zakken
257
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 264 of 356
reserveband op de grond rust met voldoende spe-
ling in de kabel om de reserveband van zijn plaats
onder het voertuig te trekken.
Het liermechanisme mag alleen worden
gebruikt met de krikhendel. Het gebruik
van een pneumatische moersleutel of an-
der elektrisch gereedschap wordt afgeraden en
kan de lier beschadigen.
3. Trek de reserveband van zijn plaats onder het voer- tuig en zet deze rechtop zodat het loopvlak van de
band op de grond rust.
4. Kantel de houder aan het eind van de lierkabel en verwijder deze uit het midden van het wiel.
(afb. 156) BERGRUIMTE RESERVEWIEL OPMERKING:
Raadpleeg "Reservewiel verwijde-
ren" voor informatie over het monteren van het lierge-
reedschap.
1. Zet het reservewiel naast de lierkabel. Houd het
reservewiel zodanig rechtop dat het loopvlak op de
grond rust en het ventiel zich boven aan het wiel
bevindt en niet naar de achterkant van de auto wijst.
2. Kantel de houder aan het eind van de lierkabel en laat deze door het midden van het wiel vallen. Leg
het reservewiel vervolgens met de kabel en de
houder onder het voertuig.
3. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan op de lieraandrijfmoer. Draai de in elkaar gezette krikhen-
del naar rechts om het reservewiel in de opberg-
ruimte te tillen. Blijf draaien aan de krikhendel tot u
het liermechanisme drie keer hoort klikken. Te
strak aandraaien is onmogelijk. Duw een paar keer
tegen het wiel om te controleren of het stevig is
bevestigd.
(afb. 156)
Houder reservewiel
258
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 265 of 356
INSTRUCTIES BIJ OPKRIKKEN
WAARSCHUWING!
Neem deze waarschuwingen in acht bij
het verwisselen van een band om per-
soonlijk letsel of schade aan het voertuig te voor-
komen:
Parkeer de auto op een stevige en vlakke on-
dergrond zo ver van de rijbaan als mogelijk voor-
dat u het voertuig opkrikt .
Schakel de alarmknipperlichten in.
Blokkeer het wiel dat zich schuin tegenover het
te vervangen wiel bevindt .
Trek de handrem stevig aan en zet de automa-
tische transmissie in PARK.
De motor nooit starten of laten draaien als de
auto is opgekrikt .
Er mag niemand in het voertuig zitten terwijl
het is opgekrikt .
Niet onder het voertuig kruipen als het is op-
gekrikt .
Gebruik de krik alleen op de aangegeven
plaatsen en om de auto tijdens het verwisselen
van een band op te krikken.
Wees uiterst voorzichtig als u de band moet
verwisselen op of langs de weg.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Om de reservebanden, plat of opgeblazen, vei-
lig op te bergen, moeten ze met het ventiel naar
beneden gericht worden opgeborgen.
(afb. 157)
Probeer niet om de auto op te krikken op
andere plaatsen dan die aangegeven
worden in de Instructies bij opkrikken
voor deze auto.
(afb. 158)
1. Neem het reservewiel, de krik en de krikhendel uit de opbergplaats.
2. Draai de wielmoeren op het wiel met de lekke band los, maar haal ze er niet af. Draai de wielmoeren één
slag linksom terwijl het wiel nog op de grond staat.
3. Plaats de krik onder het krikpunt dat zich het dichtst bij de lekke band bevindt. Centreer de krik-
kop tussen de inkepingen in de dorpelbalk. Draai de
krikas rechtsom totdat de krikkop stevig aangrijpt in
(afb. 157)
Waarschuwingslabel krik
259
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 266 of 356
het krikpunt aan de dorpelbalk. (afb. 159)
(afb. 160)4. Krik het voertuig op door de krikas naar rechts te
draaien met de slinger. Breng de auto zover omhoog
dat de band net loskomt van het wegdek en er
voldoende speling is om het reservewiel te monte-
ren. De voertuigstabiliteit blijft maximaal als de
band zo laag mogelijk boven de grond blijft.
WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan noodza-
kelijk, zal hij minder stabiel staan. De
auto kan van de krik glijden en zo ernstig letsel
veroorzaken. Krik de auto slechts zover op als
nodig is om het wiel te verwijderen.
5. Verwijder de wielmoeren. Verwijder de wieldop, indien aanwezig, van het wiel met de hand. Wrik de
(afb. 158) Krikpunten(afb. 159)
Locatie voor het opkrikken van de vooras
(afb. 160)Locatie voor het opkrikken van de achteras
260
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 267 of 356
wieldop niet los. Trek vervolgens het wiel los van de wielnaaf.
WAARSCHUWING!
Om persoonlijk letsel te voorkomen,
dient u de wieldoppen voorzichtig te
hanteren.Vermijd aanraking met scherpe randen.
6. Breng de reserveband aan.Monteer het reservewiel met het ventiel
naar buiten gericht . De auto kan bescha-
digd raken als het reservewiel incorrect
wordt gemonteerd.
(afb. 161) OPMERKING:
Bij auto's die hiermee zijn uitgerust, moet u niet
proberen een wielmoersierdop of wieldop op het
thuiskomertje te installeren.
Raadpleeg "Noodreservewiel" en "Thuiskomer" on-
der "Banden — Algemene informatie" in "Starten en
rijden" voor nadere waarschuwingen, voorzorgsmaat-
regelen en informatie over het reservewiel, het gebruik
en de werking ervan.
7. Breng de wielmoeren aan met de conische zijde van
de moer naar het wiel gekeerd. Draai de wielmoe-
ren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de
op de krik uitgeoefende kracht ver-
schuift , mogen de wielmoeren pas definitief wor-
den vastgezet als de auto weer vast op de grond
staat . Als aan deze waarschuwing geen gehoor
wordt gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolgzijn.
8. Draai de krikas met de slinger naar links om het voertuig te laten zakken.
9. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de moersleutel aan het einde van de hendel omlaag voor meer
(afb. 161)
Reservewiel monteren
261
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 268 of 356
hefboomwerking. Trek de wielmoeren in stervolg-
orde aan totdat iedere moer twee keer aangetrok-
ken is. Het correcte aanhaalmoment voor de moe-
ren is 130 Nm. Als u twijfelt of de moeren goed zijn
vastgezet, laat dit dan bij uw erkende dealer of
servicecenter controleren met een momentsleutel.
10. Laat de krik weer zakken tot de sluitstand.
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een nood-
stop of ongeval naar voren schieten en
zo de inzittenden ernstig letsel toebrengen. Berg
de krik en het reservewiel altijd op de daartoe
bestemde plaatsen op. Laat de leeggelopen
(lekke) band onmiddellijk repareren of vervan-
gen.
11. Leg de lege (lekke) band in de laadruimte. De
lekke band niet wegbergen op de plaats van
de reserveband. Laat de lege (lekke) band zo
snel mogelijk repareren of vervangen.
12. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan over de lieraandrijfmoer om de lierkabel en houder op te
bergen. Draai de in elkaar gezette krikhendel naar
rechts tot u het liermechanisme drie keer hoort
klikken. Te strak aandraaien is onmogelijk.
13. Berg de krikhendel en krik op.
14. Controleer de bandenspanning zo spoedig moge- lijk. De bandenspanning zo nodig aanpassen. WIEL MONTEREN
Auto's uitgerust met wieldoppen
1. Monteer het wiel op de as.
2. Breng om het monteren van stalen wielen met
wieldoppen gemakkelijker te maken twee wielmoe-
ren aan op de tapeinden die zich aan beide zijden van
het ventiel bevinden. Breng de wielmoeren aan met
het conusvormige uiteinde van de moer in de rich-
ting van het wiel. Haal de wielmoeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de
op de krik uitgeoefende kracht ver-
schuift , mogen de wielmoeren pas definitief wor-
den vastgezet als de auto weer vast op de grond
staat . Als aan deze waarschuwing geen gehoor
wordt gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolgzijn.
(afb. 162)
3. Zet de ventieluitsparing in de wieldop in lijn met het ventiel op het wiel. Breng de wieldop met de hand
aan en klik de dop over de twee wielmoeren. Ge-
bruik nooit een hamer of buitensporige kracht om
de wieldop aan te brengen.
4. Breng de resterende wielmoeren aan met het co- nusvormige uiteinde van de moer in de richting van
het wiel. Haal de wielmoeren licht aan.
262
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 327 of 356
RADIAALBANDEN
WAARSCHUWING!
Het gecombineerd monteren van radi-
aalbanden en andere bandentypes heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van uw
auto. Dit stabiliteitsverlies kan ongevallen ver-
oorzaken. Als u radiaalbanden gebruikt , moeten
dat er altijd vier zijn. Combineer ze nooit met
andere bandtypes.
Een gat of scheur in het loopvlak van een radiaalband is
mogelijk nog te repareren, in tegenstelling tot schade
aan de zijkant van de band. Vraag advies aan uw erkende
bandenleverancier over reparatie van radiaalbanden.
RESERVEWIEL PASSEND BIJ STANDAARD
GELEVERDE BANDEN EN VELGEN (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Uw voertuig kan zijn uitgerust met een reserveband en
velg die zowel in uiterlijk als in gebruik gelijk zijn aan de
standaard geleverde banden en velgen op de voor- en
achteras van uw voertuig. Dit reservewiel mag worden
gebruikt bij het rouleren van banden voor uw auto. Als
uw voertuig beschikt over deze optie kunt u een
erkende bandenleverancier raadplegen voor het aanbe-
volen roulatieschema.
Als uw auto niet is uitgerust met een reservewiel dat
past bij de standaard geleverde banden en wielen, dan kan uw auto worden uitgerust met een niet-passend
noodreservewiel. Noodreservewielen zijn ontwikkeld
om alleen te worden gebruikt bij uw auto. Uw auto kan
zijn uitgerust met een van de volgende typen niet-
passende noodreservewielen; compact, volmaats of
thuiskomer. Monteer tegelijkertijd nooit meer dan één
niet-passend noodreservewiel of niet-passende reser-
veband aan de auto.
Door de verminderde grondspeling kunt
u uw auto niet in een automatische was-
straat wassen wanneer het noodreserve-
wiel is gemonteerd. De auto kan zo schade oplo-pen.
THUISKOMER (voor bepaalde uitvoeringen/
markten)
Het noodreservewiel mag alleen in noodgevallen wor-
den gebruikt. U kunt vaststellen of uw auto is uitgerust
met een noodreservewiel door te kijken naar de be-
schrijving van het reservewiel op de band- en beladings-
informatiesticker op de portieropening aan bestuur-
derszijde of op de bandwang. Beschrijvingen van
noodreservewielen beginnen met de letter "T" of "S"
vóór aanduiding van de maat. Voorbeeld: T145/80D18103M.
T, S = Tijdelijke reserveband
Omdat het profiel op deze band een beperkte levens-
duur heeft, moet de originele band zo snel mogelijk 321
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD