FIAT TALENTO 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2018Pages: 244, PDF Size: 4.75 MB
Page 171 of 244

SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
183) 184) 185)
41) 42) 43)
He stuurwiel moet niet vergrendeld
worden; de startinrichting moet in stand
"M" (starten) staan om te kunnen
signaleren ("remlichten",
alarmknipperlichten). In het donker
moet de buitenverlichting van het
voertuig aan blijven.
Ontkoppel de aanhanger, indien
aanwezig.
Bovendien moet u de sleepcondities
naleven, vastgesteld door de geldende
regelgevingen in het land waarin u zich
bevindt.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Gebruik nooit de versnelling of de
aandrijfassen om het voertuig te slepen.
Gebruik de ringen uitsluitend voor het
slepen; ze mogen in geen geval
gebruikt worden om het voertuig op te
tillen, direct noch indirect.
Gebruik aan de achterzijde
uitsluitend:
sleeppunt 2 fig. 262 op voertuigen
zonder een sleepsysteem;
sleeppunt 3 fig. 263 op voertuigen
met een sleepsysteem;
Raadpleeg voor de montage van de
trekhaak 3 de installatie-instructies van
de inrichting.Gebruik aan de voorzijde
uitsluitend:
Sleepring 6 fig. 264 (in de
gereedschapskist) en sleeppunt 4.Voorste sleeppunt
Gebruik een schroevendraaier om
bescherming 5 fig. 264 te verwijderen.
Draai de sleepring 4 fig. 264 volledig
vast: (eerst met de hand en dan met de
wielmoersleutel).
BELANGRIJK
183)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel naar de stand M en
vervolgens naar S worden gedraaid,
zonder hem uit het contactslot te nemen.
Als de sleutel uit het contactslot wordt
genomen, wordt automatisch het stuurslot
ingeschakeld waardoor het voertuig niet
kan worden bestuurd.
184)Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog
volledig op de schroefdraadpen is gedraaid
alvorens het voertuig te slepen. Start de
motor niet wanneer het voertuig wordt
gesleept.
262T36697
263T36698
264T36699
169
Page 172 of 244

185)Vergeet niet dat tijdens het slepen
meer kracht op het rempedaal moet
worden uitgeoefend om te remmen,
aangezien de rembekrachtiging geen
ondersteuning biedt. Gebruik voor het
slepen geen soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Zorg tijdens het
slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Bij het slepen van de auto
moet men zich aan de
wegenverkeerswetgeving houden, zowel
voor de trekhaak als voor het slepen zelf.
Start de motor niet wanneer het voertuig
wordt gesleept.
BELANGRIJK
41)Als de motor is afgezet, werken de
stuurbekrachtiging en de rembekrachtiging
niet meer.
42)Neem tijdens het slepen de
contactsleutel niet uit het contactslot of de
lezer.43)Gebruik de sleepogen voor en achter
alleen voor noodgevallen op de weg. Het is
toegestaan de auto over korte afstanden te
slepen m.b.v. geschikte middelen conform
de verkeerswetgeving (starre stang), om de
auto over de weg te verplaatsen om hem
gebruiksklaar te maken voor het slepen of
voor transport met takelwagen. Sleepogen
MOGEN NIET worden gebruikt om
voertuigen off-road (d.w.z. op het terrein) te
slepen of waar hindernissen zijn en/of voor
het slepen met kabels of andere niet-starre
hulpmiddelen. In overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden, moeten er
voor het slepen twee voertuigen worden
gebruikt (een slepend en een gesleept
voertuig), die zich beide zo veel mogelijk op
één lijn bevinden.
170
NOODGEVALLEN
Page 173 of 244

ONDERHOUD EN ZORG
Correct onderhoud biedt u de
mogelijkheid om ook na verloop van tijd
de prestaties van het voertuig te
behouden, de gebruikskosten te
drukken en de efficiëntie van de
veiligheidssystemen te behouden.
In dit hoofdstuk ontdekt u hoe.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD..............172
ONDERHOUDSPROCEDURE. . . .177
VERIFICATIE VAN DE PEILEN. . . .178
FILTERS..................182
ACCU...................182
WIELEN EN BANDEN.........183
RUITENWISSER/-
ACHTERRUITWISSER........186
CARROSSERIE.............187
INTERIEUR................189
171
Page 174 of 244

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig onder
optimale omstandigheden.
Daarom heeft Fiat een reeks controles
en onderhoudsbeurten opgesteld die
op vaste afstandsintervallen uitgevoerd
moeten worden en, voor bepaalde
versies/markten, op vaste tijdstippen,
zoals beschreven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema.
Ongeacht het bovenstaande, is het
altijd noodzakelijk de aanwijzingen in
het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema op te volgen (bijv.
regelmatige controle van de
vloeistofniveaus, bandenspanning,
enz.).
Geprogrammeerde Onderhoudsbeurten
worden door alle werkplaatsen van het
Fiat Servicenetwerk uitgevoerd op basis
van de vaste intervallen in tijd of
kilometers/mijlen. Eventuele reparaties
die nodig blijken tijdens het uitvoeren
van de diverse inspecties en controles
van het geprogrammeerd onderhoud,
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
na uitdrukkelijke toestemming van de
eigenaar. Als de auto dikwijls gebruikt
wordt voor het trekken van aanhangers,
dan moet een korter interval tussen de
geprogrammeerde onderhoudsbeurten
worden aangehouden.BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De onderhoudsbeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Het
niet uitvoeren ervan kan het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Het is raadzaam het Fiat
Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende onderhoudsbeurt.
172
ONDERHOUD EN ZORG
Page 175 of 244

ONDERHOUDSSCHEMA
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/6 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
km x 100040 80 120 160 200
Jaren246810
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning,
indien nodig, herstellen; vervaldatum/conditie
"Bandenopblaaskit" controleren (voor bepaalde
versies/markten)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen(1) (2)
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
De diagnosestekker gebruiken om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie
(1) Bijvullen met vloeistoffen aangeduid in de paragraaf “Vloeistoffen en smeermiddelen” van het hoofdstuk “Technische gegevens” en pas na het controleren dat
het systeem in tact is.
(2) Het verbruik van additieven voor AdBlue (Ureum) emissies is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met een controlelampje
en bericht op het instrumentenpaneel (voor bepaalde versies/markten).
173
Page 176 of 244

km x 100040 80 120 160 200
Jaren246810
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en
leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber
elementen (hoezen, balgen, bussen, enz.)
Stand en conditie van wisserbladen van de uitenwissers
voor/achter controleren (voor bepaalde versies/markten)
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem
controleren en zo nodig de sproeiers afstellen
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, schoonmaken en mechanismen smeren;
Conditie en slijtage remblokken schijfremmen vóór visueel
controleren
Conditie en slijtage remblokken schijfremmen achter
visueel controleren
Conditie aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren
Spanning van aandrijfriem(en) hulporganen controleren
Motorolie verversen en oliefilter vervangen(3)
(3) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van het voertuig en wordt aangegeven
met een brandend lampje of een bericht op het instrumentenpaneel. Het mag nooit 2 jaar of 40.000 km overschrijden. Ververs motorolie en filter elk jaarals het
voertuig voornamelijk in de stad wordt gebruikt.
174
ONDERHOUD EN ZORG
Page 177 of 244

km x 100040 80 120 160 200
Jaren246810
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen(4)
Brandstoffilterelement vervangen(5)
Luchtfilterelement vervangen(6)
Remvloeistof verversen(6)
Motorkoelvloeistof verversen(7)
Interieurfilter vervangen
(4) Voor gebieden waar weinig stof is wordt een maximale kilometerstand van 160.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet de riem om de 6 jaar
vervangen worden. In stoffige omgevingen en/of onder zware omstandigheden (koude klimaten, gebruik in de stad, periodes van langdurig stationair lopen): er
wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand, moet de riem om de 4 jaar vervangen worden.
(5) Als met het voertuig brandstof wordt getankt van een kwaliteit die niet voldoet aan de relevante Europese specificatie, moet dit filter iedere 20.000 km vervangen
worden
(6) Aanbevolen wordt deze iedere 4 jaar of 120.000 km te verversen
(7) Aanbevolen wordt deze iedere 6 jaar of 160.000 km te verversen
175
Page 178 of 244

Tabellen met landen voor het olieverversings- en oliefiltervervangingsinterval
Land Olieverversings- en oliefiltervervangingsinterval
WIT-RUSLAND
15.000 km/1 jaar RUSSISCHE FEDERATIE
SINGAPORE
OEKRAÏNE
ALGERIJE
10.000 km/1 jaar CHILI
COLOMBIA
EGYPTE
HONG KONG
LIBANON
MAROKKO
NIEUW CALEDONIË
FRANS POLYNESIË
TAIWAN
TUNESIË
ANGOLA
8.000 km/1 jaar KAMEROEN
MADAGASCAR
176
ONDERHOUD EN ZORG
Page 179 of 244

PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1.000km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Elke3.000km controleren en motorolie
bijvullen.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt onder de volgende
omstandigheden:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
ONDERHOUDS-
PROCEDURE
Het voertuig voldoet aan de
recyclingcriteria en de beoordeling van
sloopvoertuigen die in 2016 wettelijk
van kracht worden.
Daarom is een aantal voertuigen
ontworpen met het oog op uiteindelijke
recyclage.
De onderdelen kunnen eenvoudig
worden gedemonteerd om te worden
teruggewonnen en hergebruikt in de
recyclingindustrie.
Bovendien voldoet het voertuig, dankzij
het geavanceerde ontwerp, de originele
opzet en het geringe brandstofverbruik
aan de geldende milieuwetgeving. We
zetten ons actief in om de uitstoot van
verontreinigende gassen te verlagen en
energie te besparen. Maar de
hoeveelheid verontreinigende gassen
die wordt uitgestoten en het
brandstofverbruik zijn mede van u
afhankelijk. Gebruik en onderhoud uw
voertuig daarom correct.
Vergeet niet dat door niet-naleving van
de milieuwetgeving de eigenaar van het
voertuig administratieve sancties
kunnen worden opgelegd. Bovendien
maakt het vervangen van de motor, het
brandstofsysteem en uitlaatonderdelen
door andere niet-originele onderdelen
de naleving van de milieuwetgeving
ongeldig.
177
Page 180 of 244

Laat aanpassingen aan en inspecties
van het voertuig over aan het Fiat
Servicenetwerk, zodat ze voldoen aan
de instructies in het geprogrammeerde
onderhoudsschema: alle middelen en
materiële middelen die garanderen dat
de originele registratie van het voertuig
behouden kan blijven, zijn hier
beschikbaar.
AFSTELLING VAN DE
MOTOR
Luchtfilter, dieselfilter: een vuil
patroon verlaagt het rendement. Het
filter moet worden vervangen.
Stationair: geen enkele afstelling
vereist.
VERIFICATIE VAN DE
PEILEN
MOTOROLIE
Een motor verbruikt normaal gesproken
olie om de motor te smeren en de
bewegende delen te koelen; het is
normaal om het smeercircuit tussen
twee olieverversingen te moeten
bijvullen.
Maar als het olieverbruik meer is dan
0,5 liter elke 1000 km na de
inloopperiode, moet u contact
opnemen met een Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Controleer regelmatig en
in ieder geval voor lange reizen het
oliepeil, anders loopt u het risico de
motor te beschadigen.
188) 186) 187) 189) 190) 191) 192) 193) 194)
44) 45) 46) 47)
5)
Oliepeil controleren
Het oliepeil dient met afgezette en
koude motor en met het voertuig op
een vlakke ondergrond te worden
gecontroleerd.
Om het exacte oliepeil te meten en
zeker te zijn dat het maximumpeil niet is
overschreden (risico op beschadiging
van de motor) moet de peilstok worden
gebruikt.Het display op het instrumentenpaneel
waarschuwt alleen als het peil op het
minimum staat.
Neem de peilstok uit en doe hem af
met een schone doek;
steek de peilstok zover mogelijk naar
binnen;
neem de peilstok weer uit;
controleer het peil: het mag nooit
lager staan dan "min" A fig. 265 noch
hoger staan dan het "max" peil B.
Steek de peilstok weer zover mogelijk
naar binnen, als u het peil heeft
gecontroleerd.
BELANGRIJK Om spetteren te
voorkomen, kan voor het bijvullen een
trechter worden gebruikt.
Olie vullen/bijvullen
Het voertuig moet op een vlakke
ondergrond staan, de motor moet
uitstaan en koud zijn (bijv. voordat de
auto 's ochtends wordt gestart).
265T29990
178
ONDERHOUD EN ZORG