display FIAT TALENTO 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2020, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2020Pages: 248, PDF Size: 4.87 MB
Page 61 of 248

BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht, R134a van R1234yf (aangeduid
op een specifiek plaatje in de motorruimte).
Het gebruik van andere koelmiddelen heeft
invloed op de efficiency en de conditie van
het systeem. Ook de
compressorkoelmiddelen moeten
compatibel zijn met het aangeduide
koelmiddel.
PARKEERRADAR
57) 56)
13) 14) 15)
Werkingsprincipe
De ultrasone sensoren die in de
achterbumpers zijn aangebracht
(afhankelijk van de versie van het
voertuig) "meten" de afstand tussen het
voertuig en een obstakel.
Als de sensoren een obstakel
detecteren, geven ze een geluidssignaal
af, waarvan de frequentie toeneemt
naarmate het voertuig het obstakel
nadert, tot het een enkel geluid wordt
als het obstakel ongeveer 30 cm van
het voertuig is verwijderd.
OPMERKING Controleer of de
ultrasone sensoren niet zijn afgedekt
(met vuil, modder, sneeuw, enz.)
OPMERKING: het systeem van de
parkeerassistent houdt geen rekening
met sleep- en vervoersystemen.Werking
Wanneer u de versnellingspook in zijn
achteruit zet, worden de meeste
objecten binnen 1,2 m van de
achterkant van het voertuig
gedetecteerd, wordt een geluidssignaal
afgegeven en, afhankelijk van het type
voertuig, gaat display 1 fig. 102 aan.
Volume van de parkeerassistent
verstellen
Enkele parameters van het
multimediascherm 1 fig. 102 kunnen in
overeenstemming met het
uitrustingsniveau van het voertuig
worden aangepast.
Systeem tijdelijk uitschakelen
Druk op knop 2 fig. 103 om het
systeem uit te schakelen.
101T36541
102T36519-2
59
Page 63 of 248

15)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden. Het verkeerd opbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.CAMERA
ACHTERZIJDE
Werking
58)
16)
Als het voertuig in zijn achteruit staat,
biedt videocamera 1 fig. 104 op de
achterklep of op het openslaande
achterportier van het voertuig,
afhankelijk van de versie, zicht over het
gebied achter het voertuig op de
binnenspiegel 2 fig. 105 of op het
multimediadisplay 3 fig. 106, samen
met één of twee omtrekken 4
fig. 107 en 5 fig. 107 (bewegend of
stilstaand).
OPMERKING Controleer of de
achteruitkijkcamera niet is afgedekt
(vuil, modder, sneeuw, condens, enz.).OPMERKING Afhankelijk van de versie,
moeten een aantal parameters op het
multimediadisplay 3 fig. 106 worden
afgesteld.
Bewegende vorm 4 (afhankelijk van
het voertuig):wordt in het blauw op
het multimediadisplay 3
fig. 106weergegeven. De vorm duidt
het traject van het voertuig volgens de
positie van het stuurwiel aan.
104T36620
105T36621
106T36519-3
61
Page 64 of 248

Stilstaande vorm 5: de stilstaande
vorm bestaat uit gekleurde referenties
A, B en C fig. 107 die de afstand achter
het voertuig aanduiden:
A (rood) ongeveer 30 cm vanaf het
voertuig;
B (geel) ongeveer 70 cm vanaf het
voertuig;
C (groen) ongeveer 150 cm vanaf het
voertuig.
Deze vorm blijft stil en duidt het traject
van het voertuig aan als de wielen zijn
uitgelijnd.
Dit systeem wordt in principe gebruikt
met behulp van een of meerdere
vormen (bewegend voor het traject,
stilstaand voor de afstand). Wanneer u
de rode zone nadert, gebruik dan de
weergave van de bumper om
nauwkeurig te stoppen.BELANGRIJK Op het display verschijnt
een bijbehorend bericht. De omtrekken
zijn een weergave op een vlak
oppervlak. Negeer deze informatie als
die wordt weergegeven op een verticaal
object of een object op de grond. De
voorwerpen die aan de rand van het
scherm worden weergegeven, kunnen
vervormd zijn. Als het licht te fel is
(sneeuw, voertuig staat in de zon) kan
het zicht van de camera belemmerd
worden. Wanneer de achterportieren
open staan of niet goed dicht zijn,
wordt een speciaal bericht
weergegeven en verdwijnt, afhankelijk
van het voertuig, het beeld van de
videocamera.
BELANGRIJK
58)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
BELANGRIJK
16)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
107T39009
62
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 78 of 248

Onmogelijk een bepaalde snelheid
aan te houden
In geval van steile hellingen kan het
systeem de snelheid niet aanhouden:
de opgeslagen snelheid gaat knipperen
op het instrumentenpaneel om u
hierover te informeren.
De functie op stand-by zetten
De functie kan worden opgeheven:
door op knop 5 (O) fig. 154 te
drukken;
door het koppelingspedaal te
gebruiken;
door het koppelingspedaal te
gebruiken.
In deze drie gevallen blijft de snelheid
opgeslagen en wordt een bericht
daaromtrent op het display
weergegeven.
De inschakeling wordt bevestigd door
het uitgaan van het lampje
.De opgeslagen snelheidslimiet
weer oproepen
Als u een snelheid hebt opgeslagen,
kunt u deze opnieuw oproepen als u
zeker bent dat de rijomstandigheden dit
toestaan (verkeer, toestand van de weg,
weer, enz.). Druk op knop 4 fig. 154 als
de rijsnelheid meer dan 30 km/h is. Als
een opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen, wordt de inschakeling
bevestigd door het aangaan van het
controlelampje
.
OPMERKING Als de eerder opgeslagen
snelheid veel hoger is dan de huidige
snelheid, geeft het voertuig krachtig gas
totdat deze limiet is behaald.
BELANGRIJK Wanneer de functie op
stand-by staat en op schakelaar 2
fig. 154 wordt gedrukt, wordt de
regelfunctie weer ingeschakeld zonder
inachtneming van de opgeslagen
snelheid: de rijsnelheid van het voertuig
zal worden gebruikt.Functie onderbreken
De functie kan worden uitgeschakeld
door op knop 1 fig. 155 te drukken. De
groene lampjes
enop het
instrumentenpaneel gaan uit om te
bevestigen dat de functie is
uitgeschakeld.
84) 85) 86)
154T36544155T36543
76
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 81 of 248

De functie op stand-by zetten
De snelheidsbegrenzer kan worden
uitgeschakeld met de schakelaar 5 (O)
fig. 160. In dit geval wordt de
snelheidslimiet opgeslagen en samen
met de opgeslagen snelheid in een
speciaal bericht op het display
weergegeven.
De opgeslagen snelheidslimiet
weer oproepen
Als de snelheidsgegevens zijn
opgeslagen, kunt u ze weer oproepen
door op knop 4 (R) fig. 160 te drukken.
Wanneer de cruise-control op stand-by
staat en op schakelaar 2 fig. 160 wordt
gedrukt, wordt de regelfunctie weer
ingeschakeld zonder inachtneming van
de opgeslagen snelheid: de rijsnelheid
van het voertuig zal worden gebruikt.Functie onderbreken
De cruise-control kan worden
uitgeschakeld; in dat geval blijft de
snelheid niet opgeslagen. Het oranje
lampje
op het instrumentenpaneel
gaat uit om aan te geven dat de
snelheidsbegrenzer werd
uitgeschakeld.
BELANGRIJK
87)De snelheidsbegrenzer is op generlei
wijze van invloed op het remsysteem.
MILIEUBE-
SCHERMING
Temperatuur van de uitlaatgassen
Met het systeem dat de uitlaatgassen
regelt, kunt u de storingen van de
voorziening tegen luchtverontreiniging
van het voertuig detecteren. Deze
storingen kunnen leiden tot een te hoge
uitstoot van verontreinigende stoffen en
mechanische schade.
Dit controlelampje op het
instrumentenpaneel duidt
systeemstoringen aan:
neem zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk, als het
aanblijft;
als het knippert, verlaag dan de
belasting van de motor tot het
knipperen stopt. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Raadpleeg de informatie in de
paragraaf "AdBlue (Ureum) additieftank"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig".
Milieu
Het voertuig is speciaal ontworpen met
het oog op milieuvriendelijkheid
gedurende de gehele levenscyclus:
vanaf de productie, tijdens het gebruik
en tot het eind van zijn levenscyclus.
160T36544
79
Page 84 of 248

KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Dit deel van het handboek levert u alle
informatie die nuttig is voor kennis,
begrip en een correct gebruik van het
instrumentenpaneel.DISPLAY..................83
CONTROLELAMPJES..........85
BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN........93
82
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 85 of 248

DISPLAY
89)
Toerenteller 1 fig. 162
(Schaal x1000)
Snelheidsmeter 2 fig. 163
Aangegeven in km of mijlen per uur.Geluidssignaal bij te hoge snelheid
Afhankelijk van de versie van het
voertuig, wordt bij een snelheid hoger
dan 120 km/h iedere 40 seconden
gedurende ongeveer 10 seconden een
geluidssignaal afgegeven.
Rijstijlindicator 4 fig. 163
Raadpleeg het hoofdstuk "Tips voor het
rijden".
Sensorindicator motoroliepeil 3
fig. 163
Bij een laag motoroliepeil wordt daar op
display 3 melding van gemaakt als de
motor wordt gestart. Raadpleeg de
paragraaf "Motoroliepeil".
Brandstofmeter 5 fig. 164Instrumentenpaneel 6 fig. 165
Met aanduidingen in mijlen en de
mogelijkheid om over te schakelen
naar km/h.
Druk als het contact uitstaat op knop
9 of 10 onderaan hendel 7 fig. 166 en
op startknop 8 fig. 165.
De eenheid van de meter knippert
ongeveer tien seconden, waarna de
nieuwe eenheid wordt weergegeven:
laat knop 9 of 10 fig. 166 los zodra de
eenheid niet meer knippert.
162T40396-1
163T40395
164T36504-1
165T36517
83
Page 86 of 248

Ga terug naar de vorige modus en
herhaal dezelfde handeling.
Opmerking Als de accu wordt
ontkoppeld, keert de boordcomputer
automatisch terug naar de originele
meeteenheid.
Tijd en buitentemperatuur
Display A (afhankelijk van de versie
van het voertuig) fig. 167Druk op knop 2 of 3 fig. 169 en wacht
een paar seconden, om de
tijdsinstellingen op display A te openen.
Als de uren en minuten knipperen, kunt
u deze instellen door lang op knop 2 of
3 fig. 169 te drukken en de uren aan te
passen. Druk, zodra de uren knipperen,
kort op knop 2 of 3 fig. 169 of lang om
de uren in te stellen.Druk nadien langdurig op knop 2 of 3
fig. 169 om de ingestelde uren te
bevestigen.
De minuten knipperen: druk kort op
knop 2 of 3 fig. 169 of lang om de uren
in te stellen.
Na de instelling worden de uren en
minuten 2 seconden weergegeven
zonder te knipperen: nu zijn ze
ingesteld.
BELANGRIJK Als de stroomtoevoer
wordt onderbroken (accu ontkoppeld,
stroomdraad onderbroken, enz.), moet
de klok opnieuw worden ingesteld. We
raden u aan dergelijke handelingen niet
tijdens het rijden uit te voeren.
Display
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Alleen op voertuigen uitgerust met een
multimediadisplay B fig. 170,
navigatiesysteem, telefoon, enz.
166T35570
167T36518-1
168TIMAGE-1
169T35570-5
170T36519
84
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 92 of 248

Waarschuwingslampje Wat het betekent
VOORGLOEISYSTEEM
Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer de startschakelaar naar stand ON wordt gezet, en het dooft als
de voorgloeibougies de vereiste temperatuur hebben bereikt. De motor kan worden gestart zodra het lampje
gedoofd is.
SCHAKELINDICATOREN
Deze gaan aan om te adviseren om van versnelling te veranderen, om op (pijl omhoog) of terug (pijl omlaag) te
schakelen.
ECOMODUS
Deze gaan aan wanneer de ECOMODUS is geactiveerd.
Raadpleeg het hoofdstuk "Tips voor het rijden".
CONTROLELAMPJE VEILIGHEIDSGORDELS VAN DE VOORSTOELEN NIET OMGELEGD
Deze bevindt zich op het middendisplay en gaat aan als de motor wordt gestart. Als vervolgens de gordel van de
bestuurder niet is vastgezet en het voertuig de snelheid van 16 km/h bereikt, gaat het knipperen en klinkt
gedurende circa 2 minuten als waarschuwing een geluidssignaal.
Afhankelijk van de versie knippert die als de passagier voorin de gordel niet heeft vastgemaakt.
PORTIER OPEN
90
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 95 of 248

BEDIENINGSPANEEL
EN BOORD-
INSTRUMENTEN
Boordcomputer 1 fig. 172
Afhankelijk van de versie van het
voertuig, is het voorzien van de
volgende functies:
afgelegde afstand;
reisparameters:
informatieberichten;
storingsberichten (in combinatie met
controlelampjes
);
alarmberichten (in combinatie met
controlelampjeSTOP).
Selectieknoppen voor weergave
Scrol omhoog (knop 9) of omlaag (knop
10) voor de volgende informatie, door
een paar keer kort op de knoppen te
drukken (het display is afhankelijk van
de uitrusting van het voertuig en het
land van verkoop) fig. 173.De volgende informatie kan op het
scherm worden weergegeven:
totale en gedeeltelijke kilometerteller
voor de afgelegde afstand;
verbruikte brandstof;
gemiddeld brandstofverbruik;
huidig verbruik;
verwachte resterende afstand met
resterende hoeveelheid brandstof;
afgelegde afstand;
gemiddelde snelheid;
onderhoudslimiet, teller
olieverversing;
bandenspanning reïnitialiseren;
snelheid ingesteld op de
Cruisecontrol / snelheidsbegrenzer;
tijd en temperatuur;
boordlog, scrollen door
informatieberichten en operationele
storing;
volumepercentage resterende
hoeveelheid additief.Trip kilometerteller resetten
Wanneer de weergave van de "tripteller"
geselecteerd is, druk dan op knop 9 of
10 fig. 173 tot de kilometerteller op nul
staat.
Reisparameters resetten
Wanneer een van de tripparameters is
geselecteerd op het display, druk dan
op knop 9 of 10 fig. 173 totdat het
display gereset is.
Inzicht in bepaalde weergegeven
waarden na het resetten
Naarmate verder is gereden na de
laatste reset, worden het gemiddelde
verbruik, de autonomie en de
gemiddelde snelheid steeds
nauwkeuriger en beduidender.
Tijdens de eerste afgelegde kilometers
na het resetten, merkt u dat de
autonomie toeneemt naarmate u verder
reist. Dit is omdat het systeem rekening
houdt met het gemiddelde
brandstofverbruik vanaf de laatste
reset. Het gemiddelde verbruik kan
afnemen wanneer:
het voertuig niet meer versnelt;
de motor de bedrijfstemperatuur
behaalt (reset: koude motor);
over wordt gegaan van rijden binnen
de bebouwde kom naar rijden buiten de
bebouwde kom.
172T36518
173T35570
93