ESP FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2020, Model line: TIPO 5DOORS STATION WAGON, Model: FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2020Pages: 316, PDF Size: 9.17 MB
Page 2 of 316

Dit Instructieboek is bedoeld om de bedrijfsomstandigheden van het voertuig te verduidelijken.
Voor de enthousiaste gebruiker die de inzichten, curiositeiten en gedetailleerde informatie over de eigenschappen en functies van het
voertuig wil weten, biedt Fiat de gelegenheid om een speciaal gedeelte te raadplegen dat beschikbaar is in elektronisch formaat.
ONLINE INSTRUCTIEBOEK
Het volgende symbool is weergegeven in de tekst van het Instructieboek, naast de onderwerpen waarvoor updates worden verschaft.
Ga naar de website www.mopar.eu/owner
en open uw persoonlijke zone.
Op de pagina “Onderhoud en zorg” vindt u alle informatie over uw voertuig en de link om toegang te krijgen tot eLUM, waar u alle details van het
Instructieboek zult kunnen vinden.
Of ga voor toegang tot deze informatie naar de website http://aftersales.fiat.com/elum/
.
De eLUMwebsite is gratis en zal u in de gelegenheid stellen, naast heel veel andere dingen, gemakkelijk de boorddocumenten te raadplegen van alle
andere voertuigen van de Group.
Veel leesplezier en goede reis!
Page 3 of 316

Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te
gebruiken.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het
maximum uit de technologische eigenschappen kunt halen.
Het wordt geadviseerd het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de
bedieningselementen en met name die elementen die betrekking hebben op de remmen, stuurinrichting en versnellingsbak,
tegelijkertijd kunt u het gedrag van het voertuig op verschillende wegdekken begrijpen.
In dit document vindt u een beschrijving van de speciale kenmerken en tips, evenals essentiële informatie over veilig rijden,
onderhoud van en zorg voor uw voertuig.
Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in de toekomst
gemakkelijk kunt raadplegen en om ervoor te zorgen dat het aan boord van het voertuig blijft indien het verkocht mocht
worden.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die Fiat haar klanten biedt, het
Garantiecertificaat en de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service
van de mensen bij Fiat zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst. ... en goede reis!
Dit instructieboekje beschrijft alle voertuigversies. Opties, uitrusting die bestemd is voor bepaalde markten of
versies zijn niet expliciet in de tekst aangegeven: derhalve dient uitsluitend de informatie in beschouwing te
worden genomen die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie die u gekocht hebt.
Bijzonderheden die tijdens de fabricage van het model geïntroduceerd zijn, behalve het speciale verzoek om
opties op het moment van de aanschaf, zullen aangegeven worden met de tekst(waar aanwezig).
Alle in deze publicatie vermelde gegevens zijn bedoeld om u te helpen uw voertuig op de best mogelijke wijze te
gebruiken. FCA Italy S.p.A. streeft naar een constante verbetering van de gefabriceerde voertuigen. Daarom
behoudt zij zich het recht voor wijzigingen aan het beschreven model aan te brengen om technische en/of
commerciële redenen.
Neem voor meer informatie contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Page 21 of 316

13)Zorg ervoor dat de rugleuningen aan
beide zijden (niet zichtbare "rode
merktekens) goed zijn vergrendeld om te
voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kunnen klappen en zo eventueel
de passagiers kunnen verwonden.
14)Mensen die geen pijn op de huid
voelen door vergevorderde leeftijd,
chronische ziekten, diabetes, beschadiging
van het ruggenmerg, medicatie, alcohol,
uitputting of andere fysieke condities,
moeten voorzichtig zijn met het gebruik van
de stoelverwarming. Deze kan
brandwonden veroorzaken zelfs bij een
lage temperatuur, in het bijzonder bij
gebruik voor lange periodes.
15)Plaats geen voorwerpen op de stoel of
op tegen de rugleuning die de warmte
kunnen isoleren, zoals een afdekking of een
kussen. Het kan ervoor zorgen dat het
stoelverwarmingssysteem oververhit raakt.
Zitten op een oververhitte stoel kan
ernstige brandwonden veroorzaken door
de toename van de temperatuur op het
oppervlak van de stoel.
BELANGRIJK
4)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen slijtage
bij normaal gebruik van het voertuig. Er
moeten wel enkele voorzorgsmaatregelen
getroffen worden. Vermijd excessief
schuren tegen kledingaccessoires zoals
metalen gespen en klittenband die, als ze
veel druk uitoefenen in een klein gebied,
zouden kunnen afbreken, met beschadiging
van de bekleding als gevolg.
HOOFDSTEUNEN
16)
HOOFDSTEUNEN VOOR
Verstellen
Deze kunnen op 4 hoogtestanden
worden afgesteld (volledig omhoog /
2 tussenstanden / volledig omlaag).
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop 1
fig. 19 en breng de hoofdsteun omlaag.Verwijderen
Ga als volgt te werk om de hoofdsteun
te verwijderen:
Klap de rugleuning naar voren (om te
voorkomen dat de hoofdsteun het dak
raakt);
druk op beide knoppen 1 and 2
fig. 19 aan de zijkanten van de twee
steunen, en verwijder de hoofdsteun.
BELANGRIJK Zet de hoofdsteunen
altijd weer op hun plaats als ze
verwijderd zijn alvorens normaal verder
te rijden.
HOOFDSTEUNEN
ACHTER
Verstellen
Twee hoofdsteunen aan de zijkant en
één in het midden (waar voorzien)
kunnen in 3 standen in hoogte worden
versteld (volledig omhoog / tussenstand
/ volledig omlaag) en zijn voorzien voor
de achterbank
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
1904076J0001EM
19
Page 28 of 316

INTERIEUR-
VERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING
VOOR
Schakelaar 1 fig. 32 wordt gebruikt om
de plafondverlichting in/uit te schakelen.
Standen schakelaar 1:
middenpositie: lampjes 2 en
5 worden in- resp. uitgeschakeld als de
portieren geopend resp. gesloten
worden;
links ingedrukt (OFF): de lampjes
2 en 5 blijven altijd gedoofd;
rechts ingedrukt (): de lampjes
2 en 5 blijven altijd ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Schakelaar 3 schakelt lampje 2 aan/uit.
Schakelaar 4 schakelt lampje 5 aan/uit.Als de lichten handmatig worden
ingeschakeld, zullen ze, alleen als het
contact in de stand STOP staat, na
15 minuten automatisch uitschakelen
om de acculading te behouden.
BELANGRIJK Controleer, voordat het
voertuig verlaten wordt, of de
plafondverlichting uit is; zo wordt
voorkomen dat de accu ontlaadt als de
portieren eenmaal gesloten zijn. Als er
een lampje per ongeluk is blijven
branden, wordt de plafondverlichting in
ieder geval ongeveer 15 minuten na het
uitzetten van de motor automatisch
uitgeschakeld.
Tijdregeling plafondverlichting
Bij sommige versies zijn er om het
in-/uitstappen in het donker en op
slecht verlichte plaatsen te
vergemakkelijken twee tijdregelingen
voorzien.Tijdregeling bij het instappen
De plafondverlichting schakelt op de
volgende manieren in:
een paar seconden wanneer de
portieren worden ontgrendeld;
ongeveer 3 minuten wanneer een
portier worden geopend;
een paar seconden wanneer de
portieren worden vergrendeld.
De tijdregeling wordt onderbroken
wanneer de contactinrichting naar MAR
wordt gedraaid.
Tijdschakeling bij het uitstappen
De plafondverlichting gaat aan wanneer
de sleutel wordt verwijderd uit de
ontsteking binnen 2 minuten nadat de
motor uit is gezet, bij het openen en
sluiten van een portier met de
verwijderde sleutel.
De tijdsregeling stopt automatisch
wanneer de portieren vergrendeld
worden.
Met de contactsleutel op STOP zal de
plafondverlichting automatisch
uitgeschakeld worden na 15 minuten
om de accu niet te laten ontladen.
3204136J0001EM
26
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 49 of 316

ECO-FUNCTIE
(waar aanwezig)
Druk op de ECO-knop fig. 70 om de
functie in te schakelen.
De ECO-functie werkt alleen in de
automatische modus en zorgt voor een
schakelwijze waarbij de rijstijl zo
brandstofzuinig mogelijk is.
De ECO-functie wordt geactiveerd
wanneer de motor wordt gestart.
Wanneer de functie actief is, brandt de
LED op de knop. Deze functie wordt
opgeslagen: wanneer het voertuig
opnieuw wordt gestart, behoudt het
systeem de instelling die het vóór het
afzetten van de motor had. Druk
opnieuw op de ECO-knop om de
functie uit te schakelen en de normale
rij-instelling te herstellen.
BELANGRIJK Als de accu wordt
losgekoppeld/aangesloten zal de
ECO-functie worden uitgeschakeld en
zullen de normale rij-instellingen worden
hersteld.
BELANGRIJK Voor versies met
adaptieve Cruise-Control (ACC) werkt
de ECO-functie ook op de
acceleratierespons van de adaptieve
cruisecontrol. Als meer responsief
gedrag gewenst is, kan de ECO-functie
worden uitgeschakeld of het gaspedaal
worden bediend. In dit laatste geval zal
de normale adaptieve Cruise-Control
worden hervat als het pedaal wordt
losgelaten.
70P2000155
47
Page 54 of 316

DISPLAY
BESCHRIJVING
Het voertuig is uitgerust met een
display waarop nuttige informatie voor
de bestuurder weergegeven kan
worden tijdens het rijden.
Met de startinrichting in de STOP-stand
en verwijderde contactsleutel, schakelt
het display in en toont enkele seconden
de tijd en de totaalstand van de
kilometerteller (in km of mijlen) wanneer
een portier geopend/gesloten wordt.
SCHAKELINDICATOR
Het GSI-systeem (Gear Shift Indicator)
geeft een melding (2 fig. 74 voor versies
met multifunctioneel display of 4
fig. 75 voor versies met multifunctioneel
display) op het instrumentenpaneel om
de bestuurder te adviseren wanneer
moet worden geschakeld.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het symbool
op het
display verschijnt, stelt GSI voor naar
een hogere versnelling te schakelen.
Wanneer het symbool
wordt
weergegeven, stelt de GSI voor te
schakelen naar een lagere versnelling.De aanduiding op het display blijft
branden tot er een versnelling wordt
ingeschakeld of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
Bij sommige versies worden de
gekozen en de aanbevolen versnelling
weergegeven naast het
symbool
of.
Het pictogram
ofkan
verschijnen als het GSI aanbeveelt twee
versnellingen op te schakelen ten
opzichte van de versnelling die nu is
gekozen. Bij deze versies toont het
systeem alleen de gekozen versnelling
als de rijomstandigheden geen
schakeling vereisen om het
brandstofverbruik te optimaliseren.
De meldingen van de gekozen
versnelling en de aanbevolen
schakeling verdwijnen tijdelijk van het
display tijdens de schakeling en
verschijnen weer zodra de schakeling is
voltooid.
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Op het display fig. 74 wordt de
volgende informatie weergegeven:
1: Stand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
2: Schakelindicator (GSI)
3: Indicatie ingeschakelde versnelling
4: Tijd
5: Buitentemperatuur (voor bepaalde
versies/markten)
7405036J0001EM
52
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 65 of 316

Waarschuwingslampje Wat het betekent
amberSTORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Onder normale omstandigheden, wanneer de startinrichting in MAR wordt gezet, gaat het lampje branden
maar dit moet doven zodra de motor is gestart. De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur
waarmee de werking van het lampje kan worden gecontroleerd. Neem in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin u rijdt.
22)
Storing inspuitsysteem
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, werkt het inspuitsysteem niet goed. Een
continu brandend lampje duidt op een storing in het inspuit-/ontstekingssysteem die zou kunnen leiden tot
overmatige uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte rijeigenschappen en een hoog
brandstofverbruik. Het lampje dooft nadat de storing is verdwenen, maar de storing wordt toch door het
systeem in het geheugen opgeslagen. Onder deze omstandigheden kan met gematigde snelheid verder
gereden worden, maar niet op hoge snelheid en zonder te veel van de motor te eisen. Het langdurig rijden
met brandend lampje kan schade veroorzaken. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Katalysator beschadigd
Als het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat de katalysator beschadigd kan zijn. Laat het
gaspedaal los om het motortoerental te verlagen tot het lampje stopt met knipperen. Rijd verder met
gematigde snelheid en voorkom rijomstandigheden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van
het lampje. Neem zo spoedig mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
STORING UREUM-INSPUITSYSTEEM (dieselversies)
(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er wordt een speciaal bericht op het display weergegeven
(voor bepaalde versies/markten), als een vloeistof die niet voldoet aan de nominale eigenschappen wordt
ingespoten of als een gemiddeld UREUM-verbruik van meer dan 50% wordt gedetecteerd.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Als het probleem niet verholpen is, zal een specifiek bericht op het instrumentenpaneel worden
weergegeven wanneer een bepaalde drempel bereikt wordt tot het moment dat de motor niet langer kan
worden gestart.
Wanneer nog 200 km over zijn voordat het herstarten van de motor wordt verhinderd, wordt op het
dashboard continu een speciaal bericht weergegeven (voor bepaalde versies/markten) en klinkt er een
geluidssignaal.
63
Page 87 of 316

De RESET-procedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel
verwisseld wordt;
wanneer de banden worden
gedraaid of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de RESET-procedure niet wordt
uitgevoerd kan, in alle bovenstaande
gevallen, het waarschuwingslampje
onjuiste aanduidingen over een of
meer banden geven.
Om de RESET uit te voeren, met
stilstaand voertuig en de motor aan, de
Resetknop
ingedrukt houden op het
linker bedieningspaneel
fig. 83 gedurende tenminste
2 seconden.
Wanneer de RESET procedure
uitgevoerd is, en afhankelijk van het
type instrumentenpaneel, klinkt er alleen
een zoemer of het bericht "reset
opgeslagen" verschijnt samen met dezoemer om aan te duiden dat het
zelfleren is gestart.
BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In enkele situaties zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen) kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan een
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
auto asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van de "Fix&Go"-
bandenreparatiekit, gebruik van
sneeuwkettingen, verschillende bandenop de assen gemonteerd) kan het
systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld worden.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en blijft
daarna vast branden; tegelijkertijd
wordt op het display een
waarschuwingsbericht weergegeven.
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven na het afzetten en
opnieuw starten van de motor, als de
correcte bedrijfsomstandigheden niet
hersteld zijn.
In het geval van abnormale signalen,
wordt het aanbevolen om de
RESET-procedure uit te voeren. Als de
waarschuwingen opnieuw verschijnen
wanneer de RESET-procedure is
begonnen, controleer dan of het type
banden dat wordt gebruikt hetzelfde is op
alle vier de wielen en of de banden niet
beschadigd zijn; als het ruimtebesparende
wiel wordt gebruikt, plaats dan zo snel
mogelijk een band met normale
afmetingen in plaats van het
ruimtebesparende wiel, verwijder indien
mogelijk de sneeuwkettingen, zorg ervoor
dat de lading correct verdeeld is en
herhaal de RESET-procedure, en rijd op
een schoon en verhard wegdek. Als het
probleem aanhoudt, contact opnemen
met het Fiat Servicenetwerk.
8306056J0008EM
85
Page 90 of 316

GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Om de gordels vast te maken, de gesp
1 fig. 84 vastpakken en deze in sluiting
2 steken, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Om de gordel los te maken, druk op
knop 3 fig. 84 en begeleid de gordel
tijdens het teruglopen met de hand,
zodat hij niet draait.
72) 73)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
Eenmaal zittend op de stoel, de
achterste veiligheidsgordels vastzetten
zoals getoond in fig. 85.HOOGTE VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL
VAN DE VOORSTOEL
INSTELLEN
(voor bepaalde versies/markten)
74) 75)
Er zijn vier verschillende
hoogteverstellingen mogelijk.
Om de hoogte aan de bovenkant in te
stellen, van boven naar onder, moet
knop 1 fig. 86 worden ingedrukt, en
moet de handgreep naar beneden
geschoven worden.
Om de hoogte aan de kant van de ruit
in te stellen, van boven naar onder,
moet de handgreep verschoven worden
(zonder iets in te drukken).
8406056J0004EM
85P103FI84-000-000
8606056J0003EM
88
VEILIGHEID
Page 126 of 316

buitengewoon lage
buitentemperatuur;
onvoldoende acculading;
bezig met regeneratie van het
roetfilter (DPF) (alleen bij
Dieselmotoren);
bestuurdersportier niet gesloten;
veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
alleen bij versies met een
automatische klimaatregeling, wanneer
een comfortabele temperatuur in het
interieur moet worden bereikt of bij
ingeschakelde MAX-DEF functie;
tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd.
VOORWAARDEN
WAARONDER DE MOTOR
WEER GESTART WORDT
Uit oogpunt van comfort,
emissieregeling en veiligheid kan de
motor automatisch opnieuw worden
ingeschakeld, dus zonder tussenkomst
van de bestuurder. Dit is het geval
wanneer er voor de auto en de
klimaatregeling in de passagiersruimte
aan bepaalde voorwaarden wordt
voldaan, zoals:Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch weer worden gestart door
het koppelingspedaal helemaal in te
trappen.
VEILIGHEIDS-
INSTELLINGEN
Als het Stop/Start-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent het
bestuurders- of het passagiersportier,
dan kan de motor alleen opnieuw
gestart worden met de startinrichting.
De bestuurder wordt hiervan op de
hoogte gebracht door een
geluidssignaal en een bericht op het
display.
"ENERGY SAVING"
FUNCTIE
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige tijd
(ongeveer 3 minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen.
In dergelijke gevallen kan de motor
alleen opnieuw gestart worden met
behulp van de startinrichting.
OPMERKING De motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door het
systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Stop/Start-systeem uitgeschakeld.
Zie voor storingsmeldingen de
paragraaf "Lampjes en berichten" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
122)
Als het voertuig enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed
worden aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
BELANGRIJK
122)Laat de accu alleen vervangen door
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Vervang de accu door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type en met
dezelfde specificaties.
BELANGRIJK
49)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
124
STARTEN EN RIJDEN