Hyundai Ioniq Electric 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2017, Model line: Ioniq Electric, Model: Hyundai Ioniq Electric 2017Pages: 566, PDF Size: 44.45 MB
Page 101 of 566

2-25
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel
Waarschuwingveiligheidsgordels
Waarschuwing bestuurdersgordel
Als herinnering voor de bestuurder
gaat telkens als de startknop in
stand ON wordt gezet het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels branden en klinkt
de zoemer gedurende ongeveer 6seconden, ongeacht of de gordels
zijn vastgemaakt.
Beschadigde veiligheidsgordels
en gordelmechanismen zullen
niet goed werken. Vervang een
veiligheidsgordel altijd:
Als de gordelband gerafeld,
vervuild of beschadigd is.
Als de sluitingen of andere
componenten beschadigd zijn.
Vervang de complete
veiligheidsgordel als hij
gedragen is tijdens een
ongeval, ook al zijn er aan de
gordelband of het
gordelmechanisme geen
beschadigingen te zien.
WAARSCHUWING (Vervolg)
Maak de veiligheidsgordel tijdens het rijden NOOIT los.
Hierdoor kunt u de controle
over de auto verliezen,
waardoor er een ongeval kanontstaan.
Controleer of niets de
vergrendeling van de
veiligheidsgordel in de
gordelsluiting hindert. Als dat
wel het geval is, zit de
veiligheidsgordel mogelijk niet
goed vast.
Er mogen geen wijzigingen aan
de gordel worden aangebracht
of hulpmiddelen worden
gebruikt die voorkomen dat het
gordelmechanisme de gordel
strak tegen het lichaam aankan trekken of die het
verstellen van de gordel
onmogelijk maken.
OAM032161L
Page 102 of 566

2-26
Veiligheidssysteem van uw auto
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt nadat
het contact in stand ON is gezet,
brandt het waarschuwingslampje
van de veiligheidsgordel totdat de
veiligheidsgordel wordt vastgemaakt.
Als u gaat rijden terwijl u de
veiligheidsgordel niet hebt
vastgemaakt, blijft het
waarschuwingslampje branden
totdat u de veiligheidsgordel
vastmaakt.
Als u de veiligheidsgordel vervolgens
nog niet vastmaakt en u gaat sneller
rijden dan 20 km/h, zal de
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 100 seconden klinken en
gaat het waarschuwingslampje van
de desbetreffende veiligheidsgordel
knipperen (indien van toepassing).
Waarschuwing voorpassagiersgordel
(indien van toepassing)
Als herinnering voor de
voorpassagier brandt telkens als de
startknop in stand ON wordt gezet
het waarschuwingslampje van de
voorpassagiersgordel gedurende
ongeveer 6 seconden, ongeacht of
de gordel is vastgemaakt.
Als de voorpassagiersgordel niet
wordt vastgemaakt nadat de
startknop in stand ON is gezet of als
hij wordt losgemaakt nadat de
startknop in stand ON is gezet, gaat
het waarschuwingslampje voor de
desbetreffende veiligheidsgordel
branden totdat de veiligheidsgordel
wordt vastgemaakt.Als u de veiligheidsgordel vervolgens
niet vastmaakt en u gaat sneller rijden
dan 9 km/h, gaat het reeds brandende
waarschuwingslampje knipperen tot u
langzamer dan 6 km/h gaat rijden.
Als u de veiligheidsgordel vervolgens
nog niet vastmaakt en u gaat sneller
rijden dan 20 km/h, zal de
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 100 seconden klinken en
gaat het waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordelknipperen
Het rijden in een verkeerde
zitpositie heeft een nadelige
invloed op de werking van de
waarschuwingsfunctie voor de
voorpassagiersgordel. Het is
belangrijk dat de bestuurder de
passagier instrueert goed te
gaan zitten, zoals
voorgeschreven in dit
instructieboekje.WAARSCHUWING
OTLE035082
Page 103 of 566

2-27
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Informatie
Het waarschuwingslampje voor de voorpassagiersgordel bevindt zich
in de middenconsole.
Ook als er niemand op de voorpassagiersstoel zit, zal het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordel gedurende 6
seconden knipperen of branden.
Als er bagage op de voorpassagiersstoel geplaatst wordt,
kan het waarschuwingslampje van
de veiligheidsgordel ook gaan
knipperen.
Waarschuwing
achterpassagiersgordel
(indien van toepassing)
Als de startknop in stand ON wordt
gezet wanneer de driepuntsgordel
van de achterpassagier niet is
vastgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordel
branden totdat de veiligheidsgordel
wordt vastgemaakt.
In de volgende gevallen brandt het
waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordel
achter vervolgens gedurende
ongeveer 35 seconden: - U start de auto wanneer de
veiligheidsgordel achter niet is
vastgemaakt.
- U gaat sneller dan 9 km/h rijden wanneer de veiligheidsgordel
achter niet is vastgemaakt.
- De veiligheidsgordel achter wordt losgemaakt wanneer u langzamer
dan 20 km/h rijdt.
Als de veiligheidsgordel achter wordt
vastgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje onmiddellijk uit.
Als de veiligheidsgordel achter wordt losgenomen bij een snelheid diehoger is dan 20 km/h, zal gedurende35 seconden het bijbehorende
waarschuwingslampje gaanknipperen en de
waarschuwingszoemer klinken.
Wordt de heup-/schoudergordel van
de achterpassagiers echter
tweemaal los- en vastgemaaktbinnen 9 seconden nadat de gordel is
vastgemaakt, dan zal het
waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordel niet
gaan branden.
i
OTLE035083
Page 104 of 566

2-28
Veiligheidssysteem van uw auto
Veiligheidsgordels
Driepuntsgordel
Vastmaken van de veiligheidsgordel:
Trek de gordel uit de
blokkeerautomaat en plaats demetalen gesp (1) in de gordelsluiting
(2). Wanneer de gesp in de
gordelsluiting vergrendelt, is een klik
hoorbaar.
De veiligheidsgordel rolt automatisch tot de juiste lengte op nadat het
heupgedeelte met de hand strak over
uw heupen is getrokken. Als u zich
langzaam voorover beweegt, rolt degordel af en hebt u een maximale
bewegingsruimte.Bij een noodstop of een aanrijding zal
de gordel geblokkeerd worden.
Daarnaast zal de gordel blokkeren
wanneer u te snel naar voren buigt.
Als u de gordel niet gemakkelijk
uit de blokkeerautomaat kunt
trekken, trekt u de gordel eerst aan
en laat u hem daarna oprollen. Na
het loslaten kunt u de gordel
gemakkelijk uittrekken.
AANWIJZING
ODH033055
ODH033056
Een onjuist afgestelde
veiligheidsgordel kan de kans op
ernstig letsel bij een ongeval
vergroten. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen bij het
afstellen van de veiligheidsgordel:
Plaats het heupgedeelte van de
veiligheidsgordel zo laag
mogelijk over uw heupen en niet
over uw middel, zodat de gordel
strak aanligt. Hierdoor vangen de
sterke heupbeenderen de kracht
van de aanrijding op en wordt dekans op inwendig letsel
gereduceerd. (Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 105 of 566

2-29
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Hoogteverstelling
U kunt de hoogte van het bovenste
bevestigingspunt van deschoudergordel in vier standen
afstellen voor maximaal comfort en
een maximale veiligheid.
Het schoudergedeelte moet zodanig
worden afgesteld dat het over de
borst en het midden van de schouder
loopt, en nooit over de nek.Verhoog of verlaag het bovenste
bevestigingspunt van de
veiligheidsgordel tot de juiste hoogte.
Trek het bovenste bevestigingspunt (1) omhoog om het hoger af te stellen.
Druk het bovenste bevestigingspuntomlaag (3) en houd daarbij de knop
(2) ingedrukt om het bovenste
bevestigingspunt lager af te stellen.
Laat de knop los om het bovenste
bevestigingspunt in de ingestelde
positie te blokkeren. Probeer het
bovenste bevestigingspunt omhoog of
omlaag te schuiven om te controleren
of het geblokkeerd is.
Losmaken van de veiligheidsgordel:
Druk op de ontgrendelknop (1) van de gordelsluiting.
Als de gordel losgemaakt is, moet hij
automatisch oprollen. Controleer als
dat niet gebeurt of de gordel niet
gedraaid is en probeer het opnieuw.
OAD035027
■
Voorstoel
(Vervolg)
De schoudergordel moet over de ene arm en onder de andere arm
door lopen, zoals aangegeven inde afbeelding.
Vergrendel het bevestigingspunt
van de schoudergordel altijd op
de juiste hoogte.
Laat de schoudergordel nooit
langs uw nek of over uw gezichtlopen.
ODH033057
Page 106 of 566

2-30
Veiligheidssysteem van uw auto
Middelste veiligheidsgordelachter
(driepuntsgordel middelstezitplaats achter)
1.Steek de gesp (A) in de gordelsluiting (A') totdat een klik
hoorbaar is. De klik geeft aan dat
de gordel goed vergrendeld is.
Zorg ervoor dat de gordel niet
verdraaid zit. 2. Trek aan de gesp (B) en steek
deze in de gordelsluiting (B') totdat
een klik hoorbaar is. De klik geeftaan dat de gordel goed
vergrendeld is. Zorg ervoor dat de
gordel niet verdraaid zit.
Gebruik voor het bevestigen van de
middelste veiligheidsgordel achterde gordelsluiting met de aanduidingCENTER.
Informatie
Als het u niet lukt om de
veiligheidsgordel uit de
blokkeerautomaat te trekken, trek dan
krachtig aan de gordel en laat hem
vervolgens los. Na het loslaten kunt u de
gordel gemakkelijk uittrekken.
Gordelspanner veiligheidsgordel
Uw auto is uitgerust met
veiligheidsgordels met
gordelspanners voor de bestuurder,
de voorpassagier en de passagiers
op de buitenste zitplaatsen achter
(indien van toepassing)(gordelspanners met
blokkeerautomaat). Het doel van de
gordelspanner is ervoor te zorgen
dat de veiligheidsgordel strak tegen
het lichaam van de inzittende ligt bij
bepaalde frontale aanrijdingen. Degordelspanners kunnen samen met
de airbags worden geactiveerd als
de frontale aanrijding ernstig genoeg
is.
i
OAE036027
OLMB033039
OAE036068L
Page 107 of 566

2-31
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Wanneer plotseling wordt afgeremd
of wanneer de inzittende te snel
voorover probeert te buigen, wordt de
gordel door de blokkeerautomaat
vergrendeld. Bij bepaalde frontale
aanrijdingen zal de gordelspanner
geactiveerd worden en zal deze de
veiligheidsgordel strakker om het
lichaam van de inzittende trekken.
Als de gordelspanner wordt
geactiveerd en het systeem
registreert dat de spankracht van de
veiligheidsgordel van de bestuurder
of de passagier te groot wordt, zorgt
een spankrachtbegrenzer (indien van
toepassing) ervoor dat de gordel iets
wordt gevierd.
Doe uw veiligheidsgordel altijd om en zit in de juiste houdingop uw stoel.
Gebruik de veiligheidsgordel
niet in te losse of gedraaide
toestand. Een te losse of
gedraaide veiligheidsgordel
biedt in geval van een ongeval
onvoldoende bescherming.
Plaats niets in de buurt van de
gordelsluiting. Dat kan een
juiste werking van de
gordelsluiting belemmeren.
Vervang gordelspanners altijd
als ze geactiveerd zijn of na
een ongeval.
Probeer gordelspanners
NOOIT zelf te controleren,
onderhouden, repareren of
vervangen. Laat dit over aan
een officiële HYUNDAI-dealer.
Stel de veiligheidsgordels niet
bloot aan schokken.
WAARSCHUWING
Raak de onderdelen van het
gordelspannersysteem
gedurende enkele minuten
nadat ze geactiveerd zijn niet
aan. Als de veiligheidsgordel
met gordelspanner tijdens een
aanrijding geactiveerd wordt,
kan de gordelspanner heet
worden, waardoor u
brandwonden zou kunnenoplopen.
WAARSCHUWING
Het veiligheidsgordelsysteem
met gordelspanner kan
beschadigd raken door de
carrosserie aan de voorzijde
van de auto. Daarom adviserenwe u het systeem te latenrepareren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
OPMERKING
Page 108 of 566

2-32
Veiligheidssysteem van uw auto
Het veiligheidsgordelsysteem met
gordelspanner bestaat hoofdzakelijk
uit de volgende onderdelen. De
plaats hiervan wordt in bovenstaande
afbeelding aangegeven:
(1) Waarschuwingslampje AIRBAG
(2) Blokkeerautomaat met gordelspanner
(3) Airbagmodule De sensor die de airbagmodule
activeert, is verbonden met de
veiligheidsgordels met
gordelspanner. Het
waarschuwingslampje AIRBAG inhet instrumentenpaneel zal nadat
de startknop in stand ON is gezet
ongeveer 6 seconden branden enmoet daarna uitgaan.
Als de gordelspanner niet goed
werkt, zal het
waarschuwingslampje branden,
ook al werkt de airbagmodule goed.
Als het waarschuwingslampje nietgaat branden als de auto AAN
gezet wordt, blijft branden of
tijdens het rijden gaat branden, laat
de veiligheidsgordels met
gordelspanner en/of de airbags dan
zo spoedig mogelijk controleren
door een officiële Hyundai-dealer. Informatie
Zowel de veiligheidsgordel met gordelspanner voor de bestuurder
als die voor de voorpassagier kan bij
bepaalde frontale aanrijdingen en
aanrijdingen van opzij worden
geactiveerd.
De gordelspanners zullen ook worden geactiveerd als de
veiligheidsgordels op het moment
van de aanrijding niet gedragen
worden.
Wanneer de veiligheidsgordels met gordelspanner geactiveerd worden,
kan een luide knal hoorbaar zijn en
kan er fijn stof, dat doet denken aan
rook, zichtbaar worden in het
passagierscompartiment. Dat zijn
normale verschijnselen en het stof is
niet schadelijk.
Het fijne stof is niet giftig, maar kan huidirritatie veroorzaken. Tevens
dient langdurig inademen van het
stof vermeden te worden. Was de
aan het stof blootgestelde huid
zorgvuldig na een ongeval waarbij
de veiligheidsgordels met
gordelspanner zijn geactiveerd.
iAANWIJZING
OLMB033040/Q
Page 109 of 566

2-33
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Extra voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordel
Gebruik van veiligheidsgordelsbij zwangerschap
Ook bij zwangerschap moet de
veiligheidsgordel altijd worden
gedragen. De beste manier om uw
ongeboren kind te beschermen is
uzelf te beschermen door altijd de
veiligheidsgordel te dragen.
Zwangere vrouwen moeten altijd een
driepuntsveiligheidsgordel dragen.
Plaats de schoudergordel over deborstkas en laat hem tussen uwborsten en niet langs uw hals lopen.
Plaats de heupgordel onder uw buik
op zo'n manier dat hij STRAK langs
uw heupen en bekken loopt, onder
uw buik langs.
Kinderen en het gebruik vanveiligheidsgordels
Baby's en kleine kinderen
In de meeste landen zijn regels over
het vervoer van kinderen opgesteld
die het gebruik van een goedgekeurd
kinderzitje, inclusief
zittingverhogingen, verplicht stellen.Regels met betrekking tot de leeftijd
waarboven de veiligheidsgordel mag
worden gebruikt in plaats van een
kinderzitje, verschillen per land. Zorg
er daarom voor dat u op de hoogte
bent van de regelgeving in uw land en
in de landen die u op uw reizen
aandoet. Baby- en kinderzitjes moeten
op de juiste manier worden geplaatsten gemonteerd op een achterstoel.
Raadpleeg voor meer informatie "Kinderzitjes" in dit hoofdstuk.
Om de kans op ernstig letsel
voor het ongeboren kind bij een
ongeval te beperken, mogen
zwangere vrouwen het
heupgedeelte van de
veiligheidsgordel NOOIT over of
boven de onderbuik dragen.
WAARSCHUWING
Zet een baby of kind ALTIJD op
de juiste wijze vast in een
kinderzitje dat geschikt is voor de
lengte en het gewicht van hetkind.
Om de kans op ernstig letsel voor een kind of een andere inzittende
te beperken, mag u NOOIT een
kind op schoot of in uw armenhouden in een rijdende auto.
Door de grote krachten die bij
een ongeval optreden, zal hetkind uit uw armen en door het
interieur worden geslingerd.
WAARSCHUWING
Page 110 of 566

2-34
Veiligheidssysteem van uw auto
Kleine kinderen zijn bij een ongeval
het best beschermd als ze goed
vastgezet op een achterstoel
vervoerd worden in een wettelijk
goedgekeurd kinderzitje. Controleer
voor de aanschaf van een kinderzitje
of het is voorzien van een label
waarop staat dat het wettelijk
goedgekeurd is. Het kinderzitje moet
geschikt zijn voor de lengte en het
gewicht van het kind dat erin vervoerd
moet worden. Deze informatie moet
op het label van het kinderzitje
vermeld staan. Raadpleeg"Kinderzitjes" in dit hoofdstuk.Grotere kinderen
Kinderen jonger dan 13 jaar en
kinderen die te groot zijn voor een
zittingverhoging moeten altijd op eenachterstoel plaatsnemen en
gebruikmaken van de aanwezige
driepuntsgordels. De
veiligheidsgordel moet strak over de
heupen en over de schouder en
borstkas liggen om het kind veilig op
zijn plaats te houden. Controleerregelmatig of de gordel goed aanligt.
Door de bewegingen van het kind kande gordel niet meer in de juiste positie
komen te liggen. Bij een aanrijding
zitten kinderen het veiligst op een
achterstoel als ze op de juiste manier
gebruik maken van de
veiligheidsgordels.
Als een groter kind (ouder dan 13) op
de voorstoel vervoerd moet worden,
moet het kind de driepuntsgordel op
de juiste manier dragen en moet de
stoel zo ver mogelijk naar achteren
worden geplaatst.Probeer het kind verder naar hetmidden plaats te laten nemen
wanneer het schoudergedeelte over
de hals of het gezicht van het kind
loopt. Maak op de achterstoel gebruik
van een geschikte zittingverhoging
wanneer de schoudergordel het
gezicht of de hals nog steeds raakt.
Zorg ervoor dat grotere
kinderen de veiligheidsgordel
altijd dragen en controleer of
deze goed is afgesteld.
Laat het schoudergedeelte
van de gordel NOOIT langs de
hals of langs het gezicht vanhet kind lopen.
Zet nooit meer dan één kind
vast met een enkele
veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING