reset JEEP COMPASS 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2019Pages: 400, PDF Size: 6.72 MB
Page 63 of 400
• Als de achterklep gedurende een lange tijd
geopend blijft, kan het noodzakelijk zijn de
achterklep handmatig te sluiten om de wer-
king van de elektrisch bediende achterklep
te resetten.
• In de geopende stand wordt de achterklep
ondersteund door gasveersteunen. De gas-
druk in deze steunen daalt echter bij lage
temperaturen en het is dan mogelijk dat u
zelf ondersteuning moet bieden bij het ope-
nen van de achterklep.
• Controleer voordat u wegrijdt of op de in-
strumentengroep de melding portier of ach-
terklep open wordt weergegeven of dat het
waarschuwingslampje brandt. Als u dit niet
doet, kan de achterklep onbedoeld open
blijven staan tijdens het rijden.
• Als de elektrisch bediende achterklep
wordt gesloten en u het voertuig in een
versnelling zet, gaat de achterklep door met
elektrisch sluiten. De beweging van het
voertuig kan echter leiden tot de detectie
van een obstakel.• Als de elektronische ontgrendelhendel van
de achterklep wordt ingedrukt terwijl de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend, wordt de achterklepmotor uitge-
schakeld zodat de achterklep handmatig
kan worden bediend.
• Als de elektronische ontgrendelhendel van
de achterklep wordt ingedrukt terwijl de
elektrisch bediende achterklep wordt geslo-
ten, beweegt de achterklep terug naar de
volledig geopende stand.
WAARSCHUWING!
• Wanneer u met een geopende achterklep
rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de
auto belanden. Deze gassen kunnen
schadelijk zijn voor u en uw passagiers.
Rijd alleen met gesloten achterklep.
• Wanneer u met open achterklep moet
rijden, zorg er dan voor dat alle ramen
gesloten zijn en dat de aanjager van de
klimaatregeling in een hoge stand staat.
Schakel de recirculatiestand niet in.OPMERKING:
Laat het elektrische systeem de achterklep
openen. Wanneer u de achterklep handmatig
probeert te openen of sluiten, wordt mogelijk
de obstakeldetectie voor de achterklep geac-
tiveerd en wordt de elektrische bediening
gestopt of wordt de bewegingsrichting
omgekeerd.
WAARSCHUWING!
Er kan persoonlijk letsel of materiële
schade ontstaan wanneer iets of iemand
bekneld raakt in de pad van de achterklep.
Controleer of de opening vrij is voordat u
de achterklep activeert.
61
Page 68 of 400
•Toets pijl omlaag
Druk kort op de toets met de pijlomlaagom
omlaag te bladeren door het hoofdmenu en
de submenu's.
•Toets pijl naar rechts
Druk kort op de toets met de pijl naarrechts
voor toegang tot de informatieschermen of
submenuschermen van een optie in het
hoofdmenu.
•Toets pijl naar links
Druk kort op de toets met de pijl naarlinks
voor toegang tot de informatieschermen of
submenuschermen van een optie in het
hoofdmenu.
•Knop OK
Druk op de toetsOKvoor toegang tot en
selectie op de informatieschermen of sub-
menuschermen van een hoofdmenu. Houd
de toetsOKgedurende een seconde inge-
drukt om weergegeven/geselecteerde func-
ties te resetten waarvoor dat mogelijk is.Indicator voor olieverversing — indien
aanwezig
Uw auto is uitgerust met een indicator voor
olieverversing. De melding "Oil Change Due"
(olie verversen) wordt vijf seconden op het
display van de instrumentengroep getoond na
één geluidsignaal om de volgende oliebeurt
aan te geven. De indicator voor olieverversing
is gebaseerd op de belasting van de motor,
wat betekent dat de periodieke oliebeurten
afhankelijk zijn van uw persoonlijke rijstijl.
Schakelindicator (GSI) — indien aanwezig
Het schakelstandindicatiesysteem (GSI) wordt
ingeschakeld op voertuigen met een handge-
schakelde versnellingsbak, of wanneer een voer-
tuig met een automatische versnellingsbak in de
modus handmatig schakelen is gezet. De GSI
biedt de bestuurder een visuele indicatie als het
aanbevolen schakelpunt is bereikt. Deze indica-
tie wijst de bestuurder erop dat het brandstof-
verbruik kan worden verlaagd door te schakelen.
Wanneer het opschakellampje wordt weergege-
ven op het display van de instrumentengroep,adviseert de GSI de bestuurder naar een hogere
versnelling te schakelen. Wanneer het terug-
schakellampje op het display wordt getoond,
adviseert de GSI de bestuurder naar een lagere
versnelling te schakelen.
De GSI-indicatie blijft branden totdat de be-
stuurder schakelt, of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarbij niet
hoeft te worden geschakeld voor een gunsti-
ger brandstofverbruik.
Menu-items display in instrumentengroep
OPMERKING:
De menu-items van het display in de instru-
mentengroep worden in het midden van de
instrumentengroep weergegeven. De menu-
items variëren naar gelang de functies van uw
voertuig.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw instru-
mentenpaneel leren kennen" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
66
Page 102 of 400
als geluidssignaal (weer)gegeven. Tegelijker-
tijd met de weergave van het geluidssignaal
wordt het geluid van de radio (indien inge-
schakeld) gedempt.
OPMERKING:
Bij een geluidssignaal van de dodehoekbewa-
king wordt het geluid van de radio gedempt.
Wanneer het systeem echter in RCP-modus
werkt, zal zowel een visuele als geluidswaar-
schuwing worden gegeven wanneer een ob-
ject wordt gedetecteerd. Bij elke geluids-
waarschuwing wordt het volume van de radio
verlaagd. Signaalstatus richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlicht wordt genegeerd;
de RCP-status vereist altijd het geluidssig-
naal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of geluidssignalen
weergegeven door het dodehoekbewakings-
of RCP-systeem.OPMERKING:
De dodehoekbewaking slaat de huidige be-
drijfsmodus op wanneer de contactschake-
laar wordt uitgezet. Tijdens het starten van de
auto wordt de laatst opgeslagen modus opge-
roepen en geactiveerd.
Geblokkeerde sensor
Als het systeem verminderde prestaties de-
tecteert door vuil of vreemde voorwerpen,
wordt de bestuurder via een bericht gewaar-
schuwd dat een sensor is geblokkeerd en de
waarschuwingslampjes in de zijspiegels gaan
branden. De waarschuwingslampjes blijven
branden tot de blokkade is verwijderd. Reinig
eerst het gedeelte rond de geblokkeerde sen-
soren. Nadat de verontreiniging is verwijderd,
reset u het systeem door het contact uit en
weer in te schakelen.Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking - indien aanwezig
Bediening Forward Collision Warning (FCW)
met risicobeperking
Het systeem Forward Collision Warning
(FCW) met risicobeperking geeft de bestuur-
der hoorbare signalen en visuele waarschu-
wingen (op het display in de instrumenten-
groep), en kan een remschok toepassen om
de bestuurder te waarschuwen wanneer het
een mogelijke frontale botsing detecteert. De
waarschuwingen en beperkte remwerking
zijn bedoeld om de bestuurder voldoende tijd
te geven om te reageren, een mogelijke bot-
sing te voorkomen of te beperken.
OPMERKING:
FCW bewaakt de informatie vanaf de naar
voren gerichte sensoren en vanaf de elektro-
nische remregeling (EBC), om de waarschijn-
lijkheid te berekenen dat er zich een frontale
botsing voordoet. Wanneer het systeem con-
stateert dat een frontale botsing waarschijn-VEILIGHEID
100
Page 135 of 400
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem de volgende functies uit-
voert:
• De brandstoftoevoer naar de motor afslui-
ten (indien aanwezig)
• De accuvoeding naar de elektromotor af-
sluiten (indien aanwezig)
• De waarschuwingsknipperlichten inschake-
len zo lang de accu energie heeft
• De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt of gedurende 15 minuten na
interventie van het uitgebreid ongelukken-
responssysteem.
•
De centrale portiervergrendeling ontgrendelen.
Uw voertuig is mogelijk ook ontworpen om
een van deze andere of andere functies uit tevoeren naar aanleiding van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem:
• De verwarming van het brandstoffilter uit-
schakelen, de aanjagermotor van de kli-
maatregeling uitschakelen, de circulatie-
klep van de klimaatregeling sluiten
• De accuvoeding afsluiten naar de:
– Motor
– Elektromotor (indien aanwezig)
– Elektrische stuurbekrachtiging
– Rembekrachtiging
– Elektrische parkeerrem
– Automatische schakelhendel
– Claxon
– Ruitenwissers vóór
– Koplampsproeierpomp
OPMERKING:
Vergeet niet om na een ongeval het contact in
de stand STOP (OFF/LOCK) te zetten en de
sleutel uit de contactschakelaar te verwijde-
ren om te voorkomen dat de accu leegloopt.
Controleer zorgvuldig de auto op brandstof-
lekkage in de motorruimte en op de grond in
de buurt van de motorruimte en de brandstof-
tank voordat u het systeem reset en de motorte star. Als er na een ongeval geen brandstof-
lekkage of schade aan de elektrische appara-
ten van het voertuig (bijv. koplampen) is,
reset u het systeem door de hierna beschre-
ven procedure te volgen. Indien u twijfelt,
neem dan contact op met een erkende dealer.
Resetprocedure uitgebreid ongelukkenres-
ponssysteem
Na het incident, wanneer het systeem actief
is, wordt er een bericht weergegeven over
brandstofonderbreking. Zet de contactscha-
kelaar van AVV/START of MAR/ACC/ON/RUN
op STOP/OFF/LOCK. Controleer zorgvuldig de
auto op brandstoflekkage in de motorruimte
en op de grond in de buurt van de motor-
ruimte en de brandstoftank voordat u het
systeem reset en de motor te star.
Afhankelijk van de aard van het incident kunnen
de linker- en rechterrichtingaanwijzer, die zich
op het instrumentenpaneel bevinden, beide
knipperen en blijven knipperen. Om het voertuig
te verplaatsen naar de kant van de weg, moet u
de resetprocedure uitvoeren.
133
Page 136 of 400
Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
1. Zet het contact op
STOP/OFF/LOCK.
(hendel richtingaan-
wijzer moet in de
neutraalstand staan).
2. Zet het contact op
MAR/ACC/ON/RUN.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
3. Zet de richting-
aanwijzer rechts
AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.
4. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
5. Zet de richting-
aanwijzer links AAN.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links brandt CON-
TINU.
6. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
7. Zet de richting-
aanwijzer rechts
AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.
8. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
9. Zet de richting-
aanwijzer links AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links brandt CON-
TINU.
10. Zet de richting-
aanwijzer links UIT.
(hendel richtingaan-
wijzer moet in de
neutraalstand staan).Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
11. Zet het contact
op STOP/OFF/LOCK.
12. Zet het contact
op MAR/ACC/ON/
RUN. (De hele proce-
dure moet binnen
één minuut worden
voltooid, anders moet
deze worden her-
haald).Het systeem is nu
gereset en de motor
kan worden gestart.
VEILIGHEID
134
Page 137 of 400
Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
Zet de alarmlichten
UIT (handmatig).
Indien er een resetprocedurestap niet binnen
60 seconden is voltooid, knipperen de rich-
tingaanwijzers en moet de resetprocedure op-
nieuw worden uitgevoerd om tot een goed
einde te worden gebracht.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
• Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben
dat het systeem bij een aanrijding niet
functioneert. U kunt letsel oplopen door-
dat de airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen aan de
onderdelen of bedrading aan en plak
nooit badges of stickers op het afdekpa-
WAARSCHUWING!
neel op het stuur of aan de rechterbo-
venzijde van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de voor-
bumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen treden of treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
•
Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt moge-
lijk niet goed meer als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer voor
onderhoud aan het airbagsysteem. Breng
de auto naar een erkende dealer als onder-
houd nodig is aan de autostoel, waaronder
het afdekpaneel en het kussen (ook voor
het verwijderen of losdraaien/aantrekken
van stoelbouten). Er mogen uitsluitend
door de fabrikant goedgekeurde stoelac-
cessoires worden gebruikt. Neem contact
op met een erkende dealer als het airbag-
systeem moet worden aangepast aan per-
sonen met een handicap.
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recoder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen bij aanrijdingen of bijna-
aanrijdingen, zoals de activering van airbags
of een botsing tegen een obstakel. De EDR is
ontworpen om kortstondig, meestal 30 se-
conden of korter, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en veilig-
heidssystemen van de auto. De EDR in deze
auto is ontworpen om gegevens te registreren
die onder meer antwoord geven op de vol-
gende vragen:
• Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
• Waren de veiligheidsgordels van de be-
stuurder en passagier vastgegespt?
• Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
• Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan een
beter inzicht in de omstandigheden waaron-
der botsingen en letsel ontstaan.
135
Page 176 of 400
• U kunt vanuit stilstand wegrijden in de
eerste of tweede versnelling (of in de derde
versnelling, in de gearing 4LO, of de modi
Snow of Sand, indien beschikbaar). Als u
kort op (+) drukt (bij stilstand) kunt u
wegrijden in de tweede versnelling. Wegrij-
den in de tweede versnelling kan zinvol zijn
als het wegdek glad is door sneeuw of ijs.
• Als door terugschakelen het maximum mo-
tortoerental wordt overschreden, vindt het
terugschakelen niet plaats.
• Wanneer de voertuigsnelheid te laag is,
negeert het systeem alle opschakelpogin-
gen.
• Het schakelen van de transmissie valt meer
op als AutoStick is ingeschakeld.
• Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
Wanneer Selec-Speed of de afdalingsregeling
(HDC) is ingeschakeld, is de AutoStick niet
actief.U kunt AutoStick uitschakelen door de scha-
kelhendel weer in de stand DRIVE te zetten.
U kunt AutoStick op elk moment in of uit-
schakelen zonder dat u uw voet van het
gaspedaal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor
de auto in een slip kan raken, wat een
aanrijding of persoonlijk letsel tot gevolg
kan hebben.
Noodloopmodus van de versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak wordt
elektronisch gecontroleerd op abnormale si-
tuaties. Als een situatie wordt gedetecteerd
die schade aan de versnellingsbak kan ver-
oorzaken, wordt de noodloopmodus van de
versnellingsbak geactiveerd. In deze modus
werkt de transmissie mogelijk alleen in een
bepaalde versnelling of blijft deze in NEU-
TRAL staan. Het is mogelijk dat het storings-
lampje brandt. Dankzij de noodloopmoduskan het voertuig voor reparatie naar een er-
kende dealer worden gereden zonder dat de
versnellingsbak beschadigd raakt.
In het geval van een kortstondig probleem
kan de versnellingsbak, door de volgende
stappen uit te voeren, worden gereset om
weer alle vooruitversnellingen te kunnen ge-
bruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel, indien mogelijk, naar PARK. Als
dit niet mogelijk is, zet u de transmissie in
de stand NEUTRAL.
3. Zet het contact in de stand OFF. Op voer-
tuigen met een startknop, houdt u het
contact ingedrukt totdat de motor wordt
uitgeschakeld.
4. Wacht ongeveer 30 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnelling. Als
het probleem niet langer wordt gedetec-
teerd, werkt de versnellingsbak weer op
de normale manier.
STARTEN EN RIJDEN
174
Page 177 of 400
OPMERKING:
Ook al kan de transmissie worden gereset, we
raden u toch aan zo spoedig mogelijk een
bezoek te brengen aan uw erkende dealer.
Een erkende dealer heeft diagnoseappara-
tuur waarmee de staat van de transmissie kan
worden bepaald. Als geen reset van de ver-
snellingsbak mogelijk is, is service door de
erkende dealer noodzakelijk.
Koppelomvormerkoppeling
De automatische transmissie in deze auto
beschikt over een functie die het brandstof-
verbruik helpt beperken. Bij gekalibreerde
toerentallen grijpt automatisch een koppe-
ling in de koppelomvormer aan. Dit kan een
iets ander gevoel of respons geven tijdens
normale werking in de hogere versnellingen.
Wanneer de rijsnelheid afneemt of soms tij-
dens het accelereren, ontkoppelt de koppe-
ling automatisch.OPMERKING:
De koppelomvormerkoppeling grijpt pas aan
wanneer de motor en/of transmissie warm
zijn (normaal gesproken na 2 tot 5 km [1 tot
3 mijl] rijden). Omdat het motortoerental
hoger is wanneer de koppelomvormerkoppe-
ling niet aangrijpt, kan het lijken alsof de
transmissie niet correct schakelt wanneer het
voertuig koud is. Dat is normaal. De kop-
pelomvormerkoppeling zal weer normaal
functioneren wanneer de aandrijflijn vol-
doende is opgewarmd.WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING -
INDIEN AANWEZIG
Actieve aandrijving van Jeep
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een
verdeelbak (PTU). Dit systeem werkt automa-
tisch, de bestuurder hoeft niets te bedienen
en heeft geen extra vaardigheden nodig. On-
der normale rijomstandigheden hebben de
voorwielen de meeste grip. Als de voorwielen
grip dreigen te verliezen, wordt er automa-
tisch meer trekkracht overgebracht op de
achterwielen. Hoe meer grip de voorwielen
verliezen, hoe meer trekkracht er naar de
achterwielen wordt overgedragen.
Bovendien wordt op een droog wegdek bij
krachtig accelereren (waar geen wielspin op-
treedt), het koppel naar de achterwielen ge-
leid, om preventief de tractie en de rijeigen-
schappen te verbeteren.
175
Page 260 of 400
draaien): de aanbevolen maximale kilometer-
stand is 60.000 km (37.500 mijl). De riem
moet om de 4 jaar worden vervangen, ongeacht
de afgelegde afstand.
(○) Als het voertuig wordt gebruikt in stoffige
omgevingen, moet dit filter om de
15.000 km (9.000 mijl) worden vervangen.
WAARSCHUWING!
• U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig.
Voer alleen werkzaamheden uit waarvan
u kennis hebt en waarvoor u over het
juiste gereedschap beschikt. Als u twij-
felt over uw kunde om een bepaalde
werkzaamheid uit te voeren, breng dan
uw auto naar een vakkundige monteur.
• Het niet correct inspecteren en onder-
houden van uw auto kan tot gevolg heb-
ben dat een onderdeel niet correct func-
tioneert, wat de rijeigenschappen en
prestaties nadelig beïnvloedt. Dit kan
een aanrijding tot gevolg hebben.
Intensief gebruik van het voertuig
**** Ververs de motorolie en vervang het
motoroliefilter elke 7.500 km (4.500 mijl) of
12 maanden wanneer u uw auto onder een
van de volgende zware omstandigheden ge-
bruikt:
• Ritten met veelvuldig stoppen en optrek-
ken.
• Rijden in stoffige omgevingen.
• Korte ritten van minder dan 16 km
(10 mijl).
• Trekken van een aanhanger.
• Taxi, politie of besteldiensten (gebruik als
bedrijfswagen).
• Rijden in het terrein of de woestijn.
2.4-liter benzinemotor
Uw auto is uitgerust met een automatische
indicator voor olieverversing. De indicator
voor olieverversing herinnert u eraan dat de
motorolie van uw auto moet worden ververst.Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden
van de motor wordt het bericht voor olie
verversen weergegeven in de instrumenten-
groep. Dit betekent dat uw auto een onder-
houdsbeurt nodig heeft. Omstandigheden zo-
als frequente korte ritten en gebruik van de
trekhaak, zeer hoge of lage omgevingstempe-
raturen zijn van invloed op de weergave van
het bericht "Change Oil" (olie verversen) of
"Oil Change Required" (olieverversing ver-
eist). Bij zware bedrijfsomstandigheden kan
het bericht voor olie verversen al na 5600 km
(3500 mijl) gaan branden na de laatste reset.
Laat het onderhoud zo snel mogelijk, binnen
805 km (500 mijl), uitvoeren.
OPMERKING:
Onder geen beding mogen de intervaltermij-
nen voor olieverversing groter zijn dan
7,500 miles (12 000 km) of 12 maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.
OPMERKING:
Het lampje voor olie verversen gaat niet bran-
den onder deze omstandigheden.
SERVICE EN ONDERHOUD
258
Page 318 of 400
LET OP!
Bevestig GEEN voorwerpen aan het aanraak-
scherm. Anders kan het scherm beschadigd
raken.
Klok instellen
Ga als volgt te werk om de klok in te stellen:
1. Kies de toets "Settings" (instellingen) op
het front en kies vervolgens de scherm-
toets "Clock and Date" (klok en datum).
2. Kies de schermtoets "Set Time" (tijd
instellen).
3. Druk op de pijl omhoog of pijl omlaag om
de uren en minuten aan te passen, en kies
vervolgens de schermtoets "AM" of "PM".
U kunt ook de 12-uurs of 24-uurs tijdno-
tatie selecteren door de gewenste scherm-
toets te kiezen.
4. Kies de schermtoets "Done" (klaar) zodra
de tijd is ingesteld om het tijdscherm af te
sluiten.OPMERKING:
In het menu Clock Setting (klok instellen)
kunt u Display Clock (klok weergeven) selec-
teren. Met Display Clock (klok weergeven)
schakelt u de weergave van de klok in de
statusbalk in en uit.
Audio-instelling
1. Kies de toets "Settings" (instellingen) op
het front.
2. Scroll omlaag en kies de schermtoets "Au-
dio" om het menu Audio te openen.
3. Het menu Audio toont de volgende opties
om de audio-instellingen aan uw persoon-
lijke wensen aan te passen.
Equalizer
Kies de schermtoets "Equalizer" om de lage
tonen, middentonen en hoge tonen in te
stellen. Gebruik de schermtoets "+" en "-" om
de equalizer naar wens in te stellen.
Balans links/rechts - voor/achter
Kies de schermtoets "Balans/Fade" (balans
links/rechts - voor/achter) om het geluid van
de luidsprekers in te stellen. Kies de scherm-
toetsen met de pijl om het geluidsniveau vande luidsprekers voor en achter of rechts en
links in te stellen. Kies de schermtoets "C"
om de balans links/rechts en voor/achter te
resetten naar de fabrieksinstellingen.
Snelheidsafhankelijke volumeregeling — in-
dien aanwezig
Druk op de schermtoets "Speed Adjusted
Volume" (snelheidsafhankelijke volumerege-
ling) om te kiezen tussen OFF (uit), 1, 2 of 3.
Hierdoor wordt het volume van de radio ver-
laagd wanneer de rijsnelheid afneemt.
Loudness (dynamiek) — indien aanwezig
Kies de schermtoets "Loudness" (dynamiek)
om de dynamiekfunctie te selecteren. Als
deze functie is geactiveerd, wordt de geluids-
kwaliteit bij lagere volumes verbeterd.
Surround Sound — indien aanwezig
Kies de schermtoets "Surround Sound" en
vervolgens On (aan) of Off (uit), gevolgd door
de schermtoets met de pijl naar links. Wan-
neer deze functie is geactiveerd, wordt een
ruimtelijke surround sound gesimuleerd.
MULTIMEDIA
316