JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 161 of 370

159
normaal.  Het  nauwkeurige  schakelpatroon
ontwikkelt  zich  binnen  enkele  honderden
kilometers rijden.
De negentraps versnellingsbak is ontwikkeld
om  te  voldoen  aan  de  eisen  van  huidige  en
toekomstige  FWD/AWD-voertuigen.  Software
en kalibratie is verfijnd om de rijervaring van
de klant en het brandstofverbruik te optima-
liseren.  Bij  sommige  combinaties  van  voer -
tuig  en  aandrijflijn  wordt  de  9e  versnelling
alleen  bij  zeer  specifieke  rijsituaties  en
omstandigheden gebruikt.
U  mag uitsluitend van  DRIVE  naar PARK of
REVERSE  schakelen  nadat  u  het  gaspedaal
hebt  losgelaten  en  de  auto  tot  stilstand  is
gekomen. Houd altijd uw voet op het rempe -
daal als u naar deze standen schakelt.
De  schakelhendel  heeft  de  standen  PARK,
REVERSE,  NEUTRAL,  DRIVE  en  AutoStick
(+/-).  U  kunt  handmatig  schakelen  met  de
schakelaar  AutoStick.  Door  de  schakel -
hendel  in  de  stand  AutoStick (-/+) te zetten
(naast  de  stand  DRIVE),  wordt  de  modus
AutoStick  geactiveerd.  U  kunt  dan  hand -
matig  schakelen  en  de  huidige  versnelling
wordt in de instrumentengroep weergegeven
(als  1,  2,  3  enzovoort).  Als  u  de  schakel -
hendel naar voren (-) of achteren (+) beweegt terwijl deze in de stand AutoStick staat, kiest
u  handmatig  de  versnelling.  Raadpleeg  de
paragraaf  "AutoStick"  in  dit  hoofdstuk  voor
meer informatie hierover.
OPMERKING:
Als de schakelhendel niet in de stand PARK,
REVERSE  of  NEUTRAL  kan  worden  gezet
(indien  naar  voren  gedrukt),  dan  bevindt
deze  zich  waarschijnlijk  in  de  stand  AutoS
-
tick (+/-) (naast de stand DRIVE). In de Auto -
Stick-modus  wordt  de  versnelling  (1,  2,  3
enz.) weergegeven in de instrumentengroep.
Zet  de  schakelhendel  naar  rechts  (in  de
stand  DRIVE  [D])  voor  toegang  tot  PARK,
REVERSE en NEUTRAL.
VersnellingshendelVersnellingen
Druk nooit het gaspedaal in wanneer u vanuit
de  standen  PARK  of  NEUTRAL  naar  een
andere versnelling schakelt.
OPMERKING:
Na  het  selecteren  van  een  schakelgroep
moet u even wachten tot de gekozen versnel -
ling is geactiveerd, voordat u gas geeft. Dit is
met name belangrijk wanneer de motor koud
is.
PARK (P)
Deze  stand  vormt  een  aanvulling  op  de
handrem en blokkeert de versnellingsbak. In
deze stand kunt u de motor starten. Gebruik
de  stand  PARK  nooit  wanneer  de  auto  in
beweging  is.  Trek  de  parkeerrem  aan
wanneer u het voertuig in deze stand achter -
laat.
Wanneer  u  op  een  vlakke  ondergrond
parkeert,  kunt  u  eerst  naar  de  stand  PARK
schakelen  en  vervolgens  de  handrem
aantrekken.
Als u op een helling parkeert, moet u eerst de
handrem  aantrekken  voordat  u  naar  de
parkeerstand  schakelt.  Anders  kan  het  door
de  belasting  op  het  vergrendelmechanisme
van  de  versnellingsbak  moeilijk  zijn  om  de
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 159   
Page 162 of 370

STARTEN EN RIJDEN
160
(Vervolgd)
(Vervolgd)
(Vervolgd)
schakelhendel  uit  de  parkeerstand  te
bewegen.  Als  extra  voorzorgsmaatregel  kunt
u  op  een  opwaartse  helling  de  voorwielen
naar  de  stoeprand  toe  draaien  en  op  een
neerwaartse helling van de stoeprand af.
Voor  het  verlaten  van  het  voertuig,  moet  u
altijd eerst het volgende doen:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel naar PARK.
3. Zet  de  contactschakelaar  in  de  stand
OFF.
4. Verwijder  de  sleutelhouder  uit  het  voer -
tuig.
OPMERKING:
Blokkeer de wielen met een wig of een steen
als het voertuig op een steile helling staat.
 WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit als vervan -
ging  voor  de  parkeerrem.  Trek  de
parkeerrem  altijd  volledig  aan  bij  het
uitstappen  uit  het  voertuig  om  te  voor -
komen  dat  het  voertuig  gaat  rollen  en
mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
Uw auto kan zich in beweging zetten en
u en anderen verwonden wanneer hij niet
in  de  stand  PARK  staat.  Controleer  dit
door te proberen de schakelhendel uit de
stand  PARK  (parkeren)  te  bewegen
zonder het rempedaal in te trappen. Zorg
ervoor dat de schakelhendel in de stand
PARK  staat  voordat  u  het  voertuig
verlaat.
Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de
stand  PARK  of  NEUTRAL  te  zetten
wanneer het motortoerental hoger is dan
stationair.  Als  u  het  rempedaal  niet
stevig  ingetrapt  houdt, kan  de auto snel
naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de
auto  te  verliezen  en  een  aanrijding  te
veroorzaken.  Schakel  pas  naar  een
versnelling  wanneer  de  motor  normaal
stationair  draait  en  u  met  uw  voet
krachtig het rempedaal ingetrapt houdt.
Er  kan  mogelijk  niet  naar  de  gekozen
versnelling  worden  geschakeld  wanneer
tussen PARK, REVERSE en DRIVE wordt
geschakeld  wanneer  het  voertuig  in
beweging is tijdens het schakelen.
 WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Ongewenste  beweging  van  de  auto  kan
lichamelijk  letsel  tot  gevolg  hebben  van
mensen in en bij de auto. Net als bij alle
andere voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zorg ervoor
dat  het  voertuig  altijd  volledig  tot  stil -
stand is gekomen voordat u het voertuig
verlaat,  zet  het  voertuig  op  de
parkeerrem  en  zet  de  schakelhendel  in
de stand PARK, schakel de motor uit en
neem  de  sleutelhouder  uit  het  contact.
Wanneer het  contact in de  stand LOCK/
OFF staat  (waarin de contactsleutel kan
worden  verwijderd),  (of,  als  uw  voertuig
is  uitgerust  met een startknop, wanneer
het contact in de stand OFF staat) wordt
de  versnellingsbak  in  de  stand  PARK
vergrendeld,  waardoor  het  voertuig  niet
ongewenst in beweging kan komen.
Wanneer  u  het  voertuig  verlaat,  moet  u
zich  er  altijd  van  verzekeren  dat  de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
Verwijder daarna de sleutelhouder uit de
auto en vergrendel de auto.
 WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 160   
Page 163 of 370

161
(Vervolgd)
(Vervolgd)
U kunt aan de hand van de volgende indica -
toren  controleren  of  u  correct  naar de stand
PARK hebt geschakeld:
Als u naar de stand PARK schakelt, drukt
u  op  de  vergrendeltoets  op  de  schakel -
hendel en drukt u de schakelhendel stevig
volledig  naar  voren tot hij  niet verder  kan
en volledig aanligt.
Controleer de versnellingsindicator en kijk
of de stand PARK (P) wordt aangegeven.
Controleer of de schakelhendel niet uit de
stand PARK kan worden bewogen wanneer
u het rempedaal niet bedient.
REVERSE (ACHTERUIT) (R)
Deze stand is bedoeld om achteruit te rijden.
Schakel  alleen  naar  REVERSE  als  de  auto
volledig stilstaat.
NEUTRAL (N)
Gebruik deze stand wanneer de auto langere
tijd  stilstaat  met  draaiende  motor.  In  deze
stand  kunt  u  de  motor  starten.  Trek  de
parkeerrem  aan  en  schakel  naar  PARK
wanneer u het voertuig moet verlaten.Laat  nooit  kinderen  alleen  in  een  auto
achter  of  in  de  buurt  van  een  auto  die
niet  is  afgesloten.  Het  achterlaten  van
kinderen  zonder  toezicht  in  een  auto  is
om  verschillende  redenen  gevaarlijk.
Kinderen of derden  lopen dan het risico
op  ernstig  of  zelfs dodelijk  letsel.  Waar -
schuw  kinderen  dat  ze  niet  aan  de
parkeerrem,  het  rempedaal  of  de  scha-
kelhendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van het voertuig (of op een voor
kinderen  bereikbare  plaats)  en  laat  het
contact  van  een  voertuig  met  een  start -
knop  niet  in  de  stand  ON/RUN  staan.
Een kind zou de knoppen van de elektri -
sche  raambediening  of  andere  schake-
laars  kunnen  bedienen  of  de  auto  in
beweging kunnen zetten.
 LET OP!
Voordat u de schakelhendel uit de stand
PARK beweegt, moet u het contact in de
ON/RUN  modus  zetten  en  tevens  het
rempedaal ingetrapt houden. Anders kan
de schakelhendel beschadigd raken.
 WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat  de  motor  NOOIT  met  hoge  toeren -
tallen  draaien  als  u  vanuit  de  standen
PARK  of  NEUTRAL  naar  een  andere
versnelling schakelt. Anders kan schade
aan de aandrijflijn ontstaan.
 LET OP! (Vervolgd)
 WAARSCHUWING!
Laat  de  auto  niet  uitrollen  in  de  stand
NEUTRAL en schakel nooit het contact uit
om  in  vrijloop  een  helling  af  te  dalen.  Dit
zijn  onveilige  handelingen  waarbij  u
minder  snel  kunt  reageren  op
veranderingen  van  het  verkeer  of
wegomstandigheden. U zou de macht over
het  stuur  kunnen  verliezen  en  een
aanrijding kunnen veroorzaken.
 LET OP!
De auto laten slepen, laten uitrollen en om
andere  redenen  rijden  terwijl  de
versnellingsbak  in  de  neutraalstand  staat,
kan  ernstige  schade  aan  de
versnellingsbak tot gevolg hebben.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 161   
Page 164 of 370

STARTEN EN RIJDEN
162
DRIVE (D)
Deze  stand  is  bedoeld  voor  het  rijden  in  de
stad en op de grote weg. In deze stand scha-
kelt  de  versnellingsbak  het  soepelst  en  rijdt
u  het  zuinigst.  De  versnellingsbak  schakelt
automatisch  op  naar  alle  versnellingen.  De
stand  DRIVE  zorgt  voor  optimale  rijeigen -
schappen  onder  alle  normale  omstandig -
heden.
Als er echter veel geschakeld wordt (bijvoor -
beeld wanneer het voertuig zwaar beladen is,
in heuvelachtig terrein, bij rijden met sterke
tegenwind of met een zware aanhangwagen)
gebruikt u AutoStick om  een lagere  versnel -
ling  te  selecteren  (raadpleeg  "AutoStick"  in
dit  hoofdstuk  voor  meer  informatie).  Onder
deze omstandigheden presteert de auto beter
in een lagere versnelling en wordt de levens -
duur van de versnellingsbak verlengd omdat
het schakelen wordt beperkt en minder hitte
wordt gegenereerd. Als de temperatuur in de versnellingsbak de
normale  bedrijfstemperatuur  overschrijdt,
wijzigt  de  controller  van  de  versnellingsbak
mogelijk  het  schakelpatroon,  wordt  het
motorkoppel  gereduceerd  en/of  wordt  het
bereik voor het aangrijpen van de koppelom
-
vormerkoppeling vergroot. Hiermee voorkomt
u  schade  aan  de  versnellingsbak  door  over -
verhitting.
Als  de  versnellingsbak  extreem  warm wordt,
dan kan het  "Waarschuwingslampje  versnel -
lingsbaktemperatuur" gaan branden en is het
mogelijk dat de versnellingsbak anders werkt
dan normaal totdat hij is afgekoeld.
Bij lage temperaturen kan de werking van de
transmissie  veranderen  afhankelijk  van  de
temperatuur  van  de  motor  en/of  de  trans -
missie  alsmede van  de  rijsnelheid. Dit zorgt
ervoor  dat  de  motor  en  de  versnellingsbak
sneller opwarmen zodat maximale efficiëntie
wordt bereikt. Het inschakelen van de koppe -
lomvormerkoppeling  (en  schakelen  naar  de
8e  of  9e  versnelling)  is  pas  mogelijk  als  de
motor en/of transmissie warm is (zie "Opmer -
king"  bij  "Koppelomvormerkoppeling"  in  dit
hoofdstuk).  De  normale  werking  wordt
hersteld  zodra  de  temperatuur  voldoende  is
gestegen.
AUTOSTICK 
AutoStick  is  een  interactieve  functie,  die
handmatig  schakelen  mogelijk  maakt  waar -
door u meer controle over de auto krijgt. Met
AutoStick  kunt  u  maximaal  remmen  op  de
motor,  ongewenst  op-  of  terugschakelen
voorkomen  en  de  prestaties  van  de  auto
verbeteren. Met dit systeem heeft u ook meer
controle over de auto bij het inhalen, bij het
rijden  in  de  stad,  bij  glad  wegdek,  in  de
bergen,  het  trekken  van  een  aanhangwagen
en vele andere situaties.
Bediening
Wanneer de schakelhendel in de stand Auto -
Stick staat (naast de stand DRIVE), kan deze
naar voren en achteren worden bewogen. De
bestuurder  kan  zo  handmatig  de  gewenste
versnelling  kiezen.  Door  de  schakelhendel
naar  voren  (-)  te  bewegen,  wordt  terugge -
schakeld  en  naar  achteren  (+)  wordt  opge -
schakeld.  De  huidige  versnelling  wordt
weergegeven in de instrumentengroep.
In  de  stand  AutoStick  schakelt  de  versnel -
lingsbak  op  of  terug  wanneer  de  bestuurder
de  schakelhendel  naar  achteren  (+)  of  naar
voren (-) beweegt, tenzij dit leidt tot stotteren
of  een  te  hoog  toerental  van  de  motor.  De
versnellingsbak  blijft in  de  gekozen  versnel -
Raadpleeg  "Slepen  achter  een  camper"  in
de  paragrafen  "Starten  en  rijden"  en  "Een
defect  voertuig  slepen"  in  het  hoofdstuk
"In  geval  van  nood/pech"  voor  meer
informatie.
 LET OP! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 162   
Page 165 of 370

163
ling totdat naar een hogere of lagere versnel-
ling wordt geschakeld, met uitzondering van
de onderstaande situaties.
De  versnellingsbak  schakelt  automatisch
terug als de snelheid van de auto afneemt
(om stotteren van de motor te voorkomen),
waarbij  de  huidige  versnelling  wordt
aangegeven.
De  versnellingsbak  schakelt  automatisch
terug  naar  de  EERSTE  versnelling
wanneer  de  auto  tot  stilstand  komt.  Na
stilstand  moet  de  bestuurder  handmatig
opschakelen (+) tijdens het optrekken.
U  kunt  vanuit  stilstand  wegrijden  in  de
EERSTE  of  TWEEDE versnelling (of in de
DERDE  versnelling,  in  de  groep  4WD
LOW, of de modus SNOW of SAND, indien
beschikbaar).  Als  u  kort  op  (+)  drukt  (bij
stilstand) kunt u wegrijden in de TWEEDE
versnelling.  Wegrijden  in  de  TWEEDE
versnelling kan  zinvol  zijn  als  het  wegdek
glad is door sneeuw of ijs.
Als  door  terugschakelen  het  maximum
motortoerental  wordt  overschreden,  vindt
het terugschakelen niet plaats.
Wanneer  de  voertuigsnelheid  te  laag  is,
negeert  het  systeem  alle  opschakelpo-
gingen.
Het  schakelen  van  de  transmissie  valt
meer op als AutoStick is ingeschakeld.
Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
Wanneer  Selec-Speed  of  de  afdalingsrege -
ling  (HDC)  is  ingeschakeld,  is  de  AutoStick
niet actief.
U kunt AutoStick uitschakelen door de scha -
kelhendel weer in de stand DRIVE te zetten.
U  kunt  AutoStick  op  elk  moment  in  of
uitschakelen  zonder  dat  u  uw  voet  van  het
gaspedaal hoeft te nemen.
Noodloopmodus van de versnellingsbak
De  werking  van  de  versnellingsbak  wordt
elektronisch  gecontroleerd  op  abnormale
situaties. Als een situatie wordt gedetecteerd
die  schade  aan  de  versnellingsbak  kan
veroorzaken,  wordt  de  noodloopmodus  van
de  versnellingsbak  geactiveerd.  In  deze
modus  werkt de  transmissie  mogelijk  alleen
in  een  bepaalde  versnelling  of  blijft  deze  in
NEUTRAL  staan.  Het  is  mogelijk  dat  het
storingslampje brandt. Dankzij de noodloop -
modus  kan  het  voertuig  voor  reparatie  naar
een  erkende  dealer  worden  gereden  zonder
dat de versnellingsbak beschadigd raakt.
In  het  geval  van  een  kortstondig  probleem
kan  de  versnellingsbak,  door  de  volgende
stappen  uit  te  voeren,  worden  gereset  om
weer  alle  vooruitversnellingen  te  kunnen
gebruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel, indien mogelijk, naar PARK. Als dit niet mogelijk is, zet u de transmissie
in de stand NEUTRAL.
3. Zet het contact in de stand OFF. Op voer -
tuigen  met  een  startknop,  houdt  u  het
contact  ingedrukt  totdat  de  motor  wordt
uitgeschakeld.
 WAARSCHUWING!
Schakel  op gladde wegen  niet terug om  te
remmen  op  de  motor.  De  aangedreven
wielen  kunnen  hun  grip  verliezen,
waardoor  de  auto  in  een  slip  kan  raken,
wat  een  aanrijding of  persoonlijk  letsel  tot
gevolg kan hebben.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 163   
Page 166 of 370

STARTEN EN RIJDEN
164
4. Wacht ongeveer 30 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel  naar  de  gewenste  versnelling.Als het probleem niet langer wordt gede -
tecteerd,  werkt  de  versnellingsbak  weer
op de normale manier.
OPMERKING:
Ook al kan de transmissie worden gereset, we
raden  u  toch  aan  zo  spoedig  mogelijk  een
bezoek  te  brengen  aan  uw  erkende  dealer.
Een  erkende  dealer  heeft  diagnoseappara -
tuur  waarmee  de  staat  van  de  transmissie
kan  worden  bepaald.  Als  geen  reset  van  de
versnellingsbak  mogelijk  is,  is  service  door
de erkende dealer noodzakelijk.
Koppelomvormerkoppeling
De  automatische  transmissie  in  deze  auto
beschikt over een  functie die het brandstof -
verbruik  helpt  beperken.  Bij  gekalibreerde
toerentallen  grijpt  automatisch  een  koppe -
ling in de koppelomvormer aan. Dit kan een
iets  ander  gevoel  of  respons  geven  tijdens
normale werking in de hogere versnellingen.
Wanneer  de  rijsnelheid  afneemt  of  soms
tijdens  het  accelereren,  ontkoppelt  de
koppeling automatisch. OPMERKING:
De  koppelomvormerkoppeling  grijpt  pas  aan
wanneer  de  motor  en/of  transmissie  warm
zijn (normaal gesproken na 2 tot 5 km [1 tot
3 mijl]  rijden).  Omdat  het  motortoerental
hoger  is wanneer  de  koppelomvormerkoppe
-
ling  niet  aangrijpt,  kan  het  lijken  alsof  de
transmissie  niet  correct  schakelt  wanneer
het  voertuig  koud  is.  Dat  is  normaal.  De
koppelomvormerkoppeling  zal  weer  normaal
functioneren  wanneer  de  aandrijflijn
voldoende is opgewarmd.
BEDIENING VIERWIELAAN-
DRIJVING — INDIEN 
AANWEZIG
Actieve aandrijving van Jeep
Uw  voertuig  is  mogelijk  uitgerust  met  een
verdeelbak  (PTU).  Dit  systeem  werkt  auto -
matisch,  de  bestuurder  hoeft  niets  te
bedienen  en  heeft  geen  extra  vaardigheden
nodig.  Onder  normale  rijomstandigheden
hebben de voorwielen de meeste grip. Als de
voorwielen grip dreigen te verliezen, wordt er
automatisch  meer  trekkracht  overgebracht
op  de  achterwielen.  Hoe  meer  grip  de  voor -
wielen verliezen, hoe meer trekkracht er naar
de achterwielen wordt overgedragen. Bovendien  wordt  op  een  droog  wegdek  bij
krachtig  accelereren  (waar  geen  wielspin
optreedt),  het  koppel  naar  de  achterwielen
geleid,  om  preventief  de  tractie  en  de  rijei
-
genschappen te verbeteren.
Vierwielaandrijving (4x4)
De  vierwielaandrijving  (4WD)  is  volledig
automatisch in de normale rijmodus.
OPMERKING:
Het  is  niet  mogelijk  om  van  modus  te
wijzigen  wanneer  het  voertuig  de  snelheid
van 120 km/u (75 mph) overschrijdt.
 LET OP!
Alle  wielen  moeten  banden  hebben  met
dezelfde  maat  en  van  hetzelfde  type.
Gebruik  geen  banden  met  een
verschillende  bandmaat.  Een  ongelijke
bandenmaat  kan  tot  beschadiging  van  de
krachtoverbrenging leiden.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 164   
Page 167 of 370

165
Vierwielaandrijving inschakelen (4x4)
De  knoppen  voor  de  activering  van  vierwiel-
aandrijving  bevinden  zich  op  het  apparaat
Selec-Terrain.  U  kunt  hiermee  de  volgende
opties selecteren:
4WD LOCK
4WD LOW — (alleen Trailhawk-modellen)
Actieve  aandrijvingscontrole  —  indien
aanwezig
Selec-Terrain schakelaar
De  verdeelbak  (PTU)  is  vergrendeld  om
ervoor  te  zorgen  dat  het  koppel  direct
beschikbaar  is  voor  de  achterste  aandrijf -
assen. Deze functie kan worden geselecteerd
in  de  modus  AUTO  en  is  automatisch  in  de andere  aandrijvingsmodus.  4WD  LOCK  kan
op  de  volgende  manieren  worden  ingescha
-
keld:
Wanneer  op  de  toets  4WD  LOCK  wordt
gedrukt.
Wanneer  de  schakelaar  Selec-Terrain  van
AUTO op een van de andere off-road modi
wordt gedraaid.
Actieve  aandrijving  met  lage  regeling  —
(alleen Trailhawk-modellen)
Selec-Terrain-schakelaar (Trailhawk)
De modus 4WD LOW helpt om de prestaties
bij  terreinrijden  in  alle  modi  te  verbeteren.
Voer  de  onderstaande  stappen  uit  om  4WD
LOW in te schakelen: 4WD LOW inschakelen
Terwijl het voertuig stilstaat, met het contact
in  de  stand ON/RUN  of  met  lopende  motor,
schakelt u de transmissie naar NEUTRAL en
drukt  u  één keer  op  de toets  4WD  LOW.  De
instrumentengroep  geeft  de  melding  "4WD
LOW" nadat het schakelen is voltooid.
OPMERKING:
Zowel  het  LED-lampje  LOCK  als  LOW
knipperen  en  blijven  vervolgens  branden
op de schakelaar Selec-Terrain, totdat het
schakelen is voltooid.
In  het  display  in  de  instrumentengroep
brandt het pictogram "4WD LOW".
4WD LOW uitschakelen
Om  de  modus  4WD  LOW  uit  te  schakelen,
moet het voertuig stilstaan en moet de trans -
missie  in  de  stand  NEUTRAL  staan.  Druk
één keer op de knop 4WD LOW.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 165   
Page 168 of 370

STARTEN EN RIJDEN
166
SELEC-TERRAIN - INDIEN 
AANWEZIG
Selec-Terrain  combineert  de  mogelijkheden
van  de  voertuigregelsystemen  met  de
bestuurdersinvoer  om  onder  alle  terreinom-
standigheden  de  beste  prestaties  te
verkrijgen.
Gids Selecteren modus
Draai  aan  de  knop  Selec-Terrain  om  de
gewenste modus te kiezen.
Selec-Terrain schakelaar Selec-Terrain-schakelaar (Trailhawk)AUTO
:  deze  vierwielaandrijving  werkt
continu,  is  volledig  automatisch  en  kan
zowel op de weg als in het terrein worden
gebruikt.  Deze  modus  brengt  de  grip  in
balans om betere manoeuvreerbaarheid en
acceleratie  te  bieden  in  vergelijking  met
een  voertuig  met  tweewielaandrijving.
Deze modus vermindert ook het brandstof -
verbruik, omdat de  aandrijfas kan  worden
losgekoppeld  als  de  omstandigheden  dit
toestaan.
SNOW: deze modus biedt u grotere stabili -
teit  onder  omstandigheden  met  slecht
weer.  Voor  gebruik  op  de  weg  en  in  het
terrein  als  er  weinig  grip  is,  zoals  wegen
bedekt  met  sneeuw.  In  de  stand  SNOW
(afhankelijk  van  bepaalde  gebruiksom -
standigheden)  kan  de  transmissie  de
TWEEDE  versnelling  gebruiken  (in  plaats van de EERSTE) bij het wegrijden om het
slippen van de wielen te minimaliseren.
SAND: voor terreinrijden of rijden op opper
-
vlakken met weinig grip, zoals droog zand.
De  transmissie  is  ingesteld  op  maximale
grip.
MUD : voor terreinrijden of rijden op opper -
vlakken  met  weinig  grip,  zoals  wegen
bedekt met modder of nat gras.
ROCK   (alleen  Trailhawk):  deze  modus  is
alleen  beschikbaar  in  de  gearing  4WD
LOW.  Het  voertuig  wordt  ingesteld  op
maximale grip en de hoogste stuurcapaci -
teit voor terreinen. Deze modus geeft u de
beste  prestaties  bij  terreinrijden.  Gebruik
voor  het  rijden  op  obstakels  zoals  grote
rotsen, diepe sporen, enz.
OPMERKING:
De  stand  ROCK  is  alleen  beschikbaar  op
voertuigen  die  zijn  uitgerust  met  het
Off-Road-pakket.
Schakel  de  afdalingsregeling  in  voor  het
afrijden  van  steile  hellingen.  Raadpleeg
voor  meer  informatie  “Elektronische
remregeling” in dit hoofdstuk.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 166   
Page 169 of 370

167
STOP/START-SYSTEEM - 
INDIEN AANWEZIG
De  Stop/Start-functie  is  ontwikkeld  om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan  alle  voorwaarden  is  voldaan.  Door  het
rempedaal of het koppelingspedaal los laten
of het gaspedaal in te trappen, zal de motor
automatisch opnieuw worden gestart.
Bedrijfsmodi
Motorstopmodus
Modellen  met  handgeschakelde  versnel-
lingsbak:
Als het voertuig stilstaat,  stopt  de  motor  als
de  transmissie  in  de  neutraalstand  staat  en
het koppelingspedaal is losgelaten.
Modellen met automatische transmissie:
Als het voertuig stilstaat en het rempedaal is
ingedrukt, schakelt de motor uit als de scha -
kelhendel  in  een  andere  stand  staat  dan
REVERSE.
In  het  geval  van  een  heuvelopwaartse  stop
wordt  de  motor  niet  uitgeschakeld  en  wordt
de  functie  "Hill  Start  Assist"  ingeschakeld
(werkt alleen als de motor draait).
Het waarschuwingslampje op het instrumen -
tenpaneel  licht  op  om  aan  te  geven  dat  de
motor is uitgeschakeld. Modus motor opnieuw starten
Modellen  met  handgeschakelde  versnel
-
lingsbak:
Om de motor opnieuw te starten, trapt u het
koppelingspedaal in.
Als het voertuig niet start wanneer de koppe -
ling wordt ingetrapt, zet u de schakelhendel
in de neutrale stand en herhaalt u de proce -
dure.  Als  het  probleem  aanhoudt,  neemt  u
contact op met de erkende dealer.
Modellen met automatische transmissie:
Als  u  de  motor  opnieuw  wilt  starten,  laat  u
het rempedaal los.
Terwijl  het  rempedaal  is  ingedrukt,  en  de
schakelhendel in DRIVE staat, kan de motor
opnieuw  worden  gestart  door  de  schakel -
hendel  op  REVERSE,  NEUTRAL  of  "AutoS -
tick" te zetten.
Terwijl  het  rempedaal  is  ingedrukt,  en  de
schakelhendel  in  "AutoStick"  staat,  kan  de
motor opnieuw worden gestart door de scha -
kelhendel  op  "+",  "-"  of  REVERSE  of
NEUTRAL te zetten.
Wanneer de motor automatisch is gestopt en
u het rempedaal ingedrukt houdt, kunt u het
rempedaal  loslaten  en  de  motor  uitgescha -
 WAARSCHUWING!
Controleer voordat u de motorkap opent of
de  motor  is  uitgeschakeld  en  het  contact
op  OFF  staat.  Volg  de  aanwijzingen  op  de
plaat  onder  de  motorkap.  Het  verdient
aanbeveling  om  de  sleutelhouder  te
verwijderen  als  andere  personen  in  het
voertuig  achterblijven. Verlaat  het  voertuig
alleen  als  de  sleutelhouder  is  verwijderd
en  het  contact  in  de  stand  OFF  staat.
Controleer  bij  het  tanken  of  de  motor  is
uitgeschakeld (contact staat op OFF).
 LET OP!
Neem bij het  vervangen van de accu altijd
contact op met uw erkende dealer. Vervang
de  accu  door  hetzelfde  type  (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 167   
Page 170 of 370

STARTEN EN RIJDEN
168
keld  laten  door  de  schakelhendel  snel  op
PARK  te  zetten.  Wilt  u  de  motor  opnieuw
starten, dan zet u de schakelhendel eenvou-
digweg in een andere stand dan PARK.
Handmatig activeren/deactiveren
Om  het  systeem  handmatig  te  activeren/
deactiveren,  drukt  u  op  de  knop  op  de
middenconsole.
LED uit: systeem geactiveerd
LED aan: systeem gedeactiveerd
Schakelaar STOP/START OFF
ACTIEVE SNELHEIDSBE -
GRENZER - INDIEN 
AANWEZIG 
De  schakelaar  voor  de  actieve  snelheidsbe -
grenzer bevindt zich aan de rechterzijde van
het stuur.
Knop actieve snelheidsbegrenzer
Met deze functie kunt u de maximale rijsnel -
heid van uw auto programmeren.
OPMERKING:
De  actieve  snelheidsbegrenzer  kan  worden
ingesteld terwijl het voertuig stilstaat of rijdt.
Activeren
Druk op de toets voor de actieve snelheidsbe -
grenzer  om  de  functie  te  activeren.  Er
verschijnt  dan  een  mededeling  samen  met een  controlelampje  op  het  display  van  de
instrumentengroep  om  aan  te  geven  dat
actieve snelheidsbegrenzer geactiveerd is.
Druk op de knoppen SET (+) en SET (-) aan
de  rechterkant  van  het  stuur  om  de  actieve
snelheidsbegrenzer  te  verhogen  en  te
verlagen  tot  de  gewenste  waarde.  Door  de
SET  (+)  of  SET  (-)  toetsen  ingedrukt  te
houden,  neemt  de  snelheid  toe/af  met
stappen van 5 mph (5 km/u).
Elke  keer  dat  actieve  snelheidsbegrenzer
wordt geactiveerd, wordt die ingesteld op de
laatst  geprogrammeerde  waarde  van  de
vorige activering.
OPMERKING:
De  cruisecontrol  (indien  aanwezig)  en  de
adaptieve  cruisecontrol  (indien  aanwezig)
functies  zijn  niet  beschikbaar  terwijl  de
actieve snelheidsbegrenzer in gebruik is.
De ingestelde snelheid overschrijden
Door  het  gaspedaal  volledig  in  te  drukken,
kan de geprogrammeerde maximale snelheid
worden  overschreden  terwijl  het  apparaat
actief is.
In het geval dat de ingestelde waarde van de
actieve snelheidsbegrenzer handmatig wordt
overschreden  door  een  acceleratie  van  de
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 168