lock JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 22 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
20
PREMIUM ALARMSYSTEEM
— INDIEN AANWEZIG
Het premium alarmsysteem bewaakt de
portieren, de motorkapvergrendeling en de
achterklep tegen onbevoegde toegang en de
contactschakelaar op onbevoegde bediening.
Het systeem maakt tevens gebruik van een
inbraaksensor met dubbele functie en een
voertuigkantelsensor. De inbraaksensor
bewaakt tegen beweging in het interieur van
de auto. De voertuigkantelsensor bewaakt de
auto tegen kantelbewegingen (wegslepen,
wielen verwijderen, veerbootvervoer, enz.).
Een sirene met noodstroomvoorziening, die
onderbrekingen van de voeding en communi-
catie detecteert, is tevens inbegrepen.
Als een perimeter wordt overschreden, wordt
het beveiligingssysteem geactiveerd, waarna
de sirene 29 seconden klinkt en de buiten -
verlichting gaat knipperen, gevolgd door vijf
seconden waarin er geen activiteit is. Indien
het alarm niet wordt uitgeschakeld, gaat dit
8 cycli zo door.
Alarm inschakelen
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Verwijder de sleutel uit de contactscha -
kelaar, raadpleeg de paragraaf "De motor
starten" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" in uw instructieboekje voor meer
informatie.
Als uw voertuig is uitgerust met Keyless Enter-N-Go — Passive Entry,
controleer dan of de contactschakelaar
in de stand OFF staat.
Indien uw auto niet is uitgerust met
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry,
controleer dan of de contactschakelaar
in de stand OFF staat en de sleutel is
verwijderd uit de contactschakelaar.
2. Sluit de auto op een van de volgende manieren af:
Druk op LOCK op de schakelaar voorde centrale portiervergrendeling in het
interieur terwijl het bestuurders- en/of
passagiersportier is geopend.
Druk op de vergrendeltoets op dePassive Entry-handgreep aan de
buitenzijde, terwijl een sleutelhouder zich ook aan de buitenzijde bevindt.
Raadpleeg de paragraaf "Portieren" in
het hoofdstuk "Uw voertuig leren
kennen" in uw instructieboekje voor
meer informatie.
Druk op de vergrendelknop op de sleu
-
telhouder.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
OPMERKING:
Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld,
blijft het ingeschakeld totdat u het
uitschakelt door een van de beschreven
uitschakelmethoden te volgen. Als de
elektrische voeding wegvalt nadat het
alarmsysteem is ingeschakeld, moet u het
systeem uitschakelen nadat de voeding is
hersteld om te voorkomen dat het alarm
afgaat.
Alarm uitschakelen
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op de sleutel -
houder.
Pak de Passive Entry-portiergreep om het
portier te ontgrendelen, raadpleeg de
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 20
Page 24 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
22
Als de auto wordt ontgrendeld met Passive
Entry en er binnen 60 seconden geen
portier wordt geopend, worden de
portieren weer vergrendeld en het alarmsy-
steem, indien aanwezig, ingeschakeld.
De sleutelhouder kan mogelijk niet worden
gevonden door het Passive Entry-systeem
wanneer deze zich naast een mobiele tele-
foon, laptop of andere elektronische appa-
raten bevindt. Deze apparaten kunnen het
draadloze signaal van de sleutelhouder
blokkeren, waardoor het Passive
Entry-systeem het voertuig niet kan
vergrendelen en ontgrendelen.
Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde
Houd een geldige sleutelhouder met Passive
Entry binnen 1,5 m (5 ft) van de handgreep
van het bestuurdersportier en pak deze
handgreep vast om het bestuurdersportier
automatisch te ontgrendelen. Pak de portiergreep vast om te ontgrendelen
OPMERKING:
Als "alle portieren ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" is geprogram -
meerd, worden alle portieren ontgrendeld
wanneer u de handgreep van het bestuur -
dersportier vastpakt. Raadpleeg de paragraaf
"Instellingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in uw instructieboekje voor
meer informatie over de keuze tussen
"bestuurdersportier ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" en "alle
portieren ontgrendelen met eerste druk op de
ontgrendelknop". Ontgrendelen vanaf de passagierszijde
Houd een bijbehorende sleutelhouder met
Passive Entry op minder dan 1,5 m (5 ft) van
de handgreep van het voorste passagierspor
-
tier en pak deze handgreep vast om alle vier
de portieren en de achterklep automatisch te
ontgrendelen.
OPMERKING:
Alle portieren worden ontgrendeld wanneer
de handgreep van het voorste passagierspor -
tier wordt vastgepakt, ongeacht de voorkeur -
sinstelling van de portierontgrendeling
("Unlock Driver Door 1st press" (bestuur -
dersportier ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) of "Unlock All Doors On 1st
Press" (alle portieren ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop)).
Voorkomen dat de sleutelhouder met Passive
Entry per ongeluk in de auto wordt ingesloten
(FOBIK-Safe)
Om te voorkomen dat een sleutelhouder met
Passive Entry per ongeluk wordt ingesloten
in het voertuig, is het Passive Entry-systeem
uitgerust met een automatische portieront -
grendelingsfunctie, die in werking treedt
wanneer de contactschakelaar in de stand
OFF staat.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 22
Page 26 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
24
Portieren en achterklep van de auto vergren-
delen
Houd één van de sleutelhouders met Passive
Entry van het voertuig binnen 1,5 m (5 ft)
van de handgreep van het bestuurders- of
passagiersportier en druk op de vergrendel -
toets met Passive Entry op de portiergreep
aan de buitenkant om de portieren en achter -
klep te vergrendelen.
OPMERKING:
Pak de portiergreep NIET vast wanneer u op
de vergrendelknop van de handgreep drukt.
Dit kan de portier(en) ontgrendelen.
Druk op de knop om de portierkruk te vergrendelen Pak de portiergreep NIET vast tijdens het
vergrendelen
OPMERKING:
Nadat u de portiergreepknop hebt inge -
drukt, dient u twee seconden te wachten
voordat u de portieren kunt vergrendelen of
ontgrendelen met een Passive
Entry-portiergreep. Op deze wijze kunt u
door aan de portiergreep te trekken contro -
leren of de auto is afgesloten, zonder dat de
auto reageert en de portieren ontgrendelt.
Als Passive Entry is uitgeschakeld via het
Uconnect systeem, blijft de toetsbeveili -
ging zoals beschreven in "Voorkomen dat
de sleutelhouder met Passive Entry per
ongeluk in het voertuig wordt ingesloten"
actief/functioneel.
Het Passive Entry-systeem werkt niet als
de batterij van de sleutelhouder leeg is.
De portieren kunnen ook worden vergrendeld
met de vergrendelknop aan de binnenzijde
van de portieren.
Kinderslot — achterportieren
Voor de veiligheid van kleine kinderen die op
de achterste zitplaatsen meerijden, zijn de
achterportieren voorzien van een kinderslot.
Om het kinderslot in en uit te schakelen
opent u de achterportieren en draait u met
een platte schroevendraaier (of noodsleutel)
de draaiknop naar de stand lock of unlock
(vergrendelen of ontgrendelen). Als het
systeem is ingeschakeld, kunnen de achter -
portieren alleen vanaf de buitenzijde worden
geopend met de handgreep, zelfs als de
vergrendelknop aan de binnenkant van het
portier in de ontgrendelde stand staat.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 24
Page 55 of 370

53
OPMERKING:
Met de vergrendel-/ontgrendelschakelaar op
de binnenzijde van het portierpaneel of de
vergrendel-/ontgrendelschakelaar op de sleu-
telhouder kunt u de achterklep vergrendelen
of ontgrendelen. De achterklep kan niet
worden vergrendeld of ontgrendeld via de
handmatige portiervergrendeling op de
portieren of de slotcilinder aan de buiten -
zijde van het portier.
Sluiten
Pak de handgreep van de achterklep en doe
de achterklep naar beneden. Laat de hand -
greep los wanneer de achterklep de stand
voor automatisch sluiten bereikt. Handgreep van de achterklep/achterklep
sluiten
OPMERKING:
Controleer voordat u de achterklep sluit of u
de sleutel hebt, omdat de achterklep moge -
lijk wordt vergrendeld.
Elektrisch bediende achterklep — indien
aanwezig
De elektrisch bediende achterklep
kan worden geopend of gesloten
met de sleutelhouder, handgreep
aan de buitenkant, de schakelaar
op de dakconsole en de schakelaar van de
achterklep in de bekleding linksboven als de
achterklep open is. Wanneer u een van bovenstaande methoden
gebruikt, wordt:
De achterklep geopend als de achterklep
volledig is gesloten.
De achterklep gesloten als de achterklep
volledig is geopend.
De beweging van de achterklep omgekeerd
wanneer de achterklep wordt geopend of
gesloten.
Met de sleutelhouder en de schakelaar op de
dakconsole opent u de achterklep wanneer
de achterklep is vergrendeld. De handgreep
aan de buitenkant kunt u alleen gebruiken
wanneer de achterklep is ontgrendeld. Druk
tweemaal binnen vijf seconden op de knop
op de sleutelhouder om de achterklep te
openen of sluiten.
Als u tweemaal op de achterklepknop van de
sleutelhouder drukt, knipperen de richting -
aanwijzers tweemaal om aan te geven dat de
achterklep wordt geopend of gesloten (indien
Flash Lamps with Lock (Verlichting knippert
bij vergrendelen) is ingeschakeld in de
instellingen van Uconnect) en klinken de
pieptonen van de achterklep. Raadpleeg de
paragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie -
boekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopende achterklep
rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de
auto belanden. Deze gassen kunnen
schadelijk zijn voor u en uw passagiers.
Rijd alleen met gesloten achterklep.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 53
Page 75 of 370

73
(Vervolgd)
Waarschuwingslampje storing trekhaak —
indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer
een storing met de trekhaak is
opgetreden. Neem contact op met
een erkende dealer voor onderhoud.
Gele controlelampjes
Controlelampje 4WD Low — indien
aanwezig
Dit lampje waarschuwt de
bestuurder dat het voertuig in de
modus LOW staat van de vierwiel-
aandrijving. De aandrijfassen vóór
en achter zijn samen mechanisch vergren -
deld waardoor de voor- en achterwielen
worden gedwongen om bij dezelfde snelheid
te draaien. De modus Low zorgt voor een
grotere overbrengingsverhouding zodat meer
koppel aan de wielen wordt geleverd.
Raadpleeg de paragraaf "Werking van de
vierwielaandrijving — indien aanwezig" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie of de werking en het gebruik van
vierwielaandrijving.
Controlelampje 4WD-vergrendeling
Dit lampje waarschuwt de
bestuurder dat het voertuig in de
modus LOCK (vergrendeld) staat
van de vierwielaandrijving. De
aandrijfassen vóór en achter zijn samen
mechanisch vergrendeld waardoor de voor-
en achterwielen worden gedwongen om bij
dezelfde snelheid te draaien.
Raadpleeg de paragraaf "Werking van de
vierwielaandrijving" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie of de werking
en het gebruik van vierwielaandrijving.
Controlelampje storing actieve
snelheidsbegrenzer — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden wanneer er een storing is
gedetecteerd in de actieve snel -
heidsbegrenzer.
Controlelampje reiniging roetfilter (DPF) —
alleen dieselmodellen met DPF (indien
aanwezig)
Dit controlelampje gaat branden, of
er verschijnt een bericht om aan te
geven dat het DPF-systeem achter -
gebleven vuil (roetdeeltjes) middels het regeneratieproces dient te verwijderen.
Het lampje/bericht wordt niet ingeschakeld
tijdens elke DPF-regeneratie, maar alleen
wanneer de rijomstandigheden vereisen dat
de bestuurder wordt gewaarschuwd. Houd de
auto in beweging tot het regeneratieproces
voorbij is, om het symbool uit te schakelen.
Het proces duurt gemiddeld 15 minuten.
De optimale omstandigheden voor het
voltooien van het proces worden bereikt bij
een snelheid van 60 km/u (37 mph) met een
toerental van meer dan 2000 tpm.
Als dit lampje/bericht aanschakelt, duidt dat
niet op een storing van de auto en hoeft dus
niet naar de garage gebracht te worden.
OPMERKING:
Bij sommige uitvoeringen, wordt samen met
het oplichten van het symbool, een speciale
melding op het display getoond.
LET OP!
De voertuigsnelheid van de auto moet
altijd worden aangepast aan de verkeers-
en weersomstandigheden en moet voldoen
aan de wettelijke verkeersregels.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 73
Page 126 of 370

VEILIGHEID
124
De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt of gedurende 15 minuten
na interventie van het uitgebreid ongeluk-
kenresponssysteem
De centrale portiervergrendeling ontgren-
delen
Uw voertuig is mogelijk ook ontworpen om
een van deze andere of andere functies uit te
voeren naar aanleiding van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem:
De verwarming van het brandstoffilter
uitschakelen, de aanjagermotor van de
klimaatregeling uitschakelen, de circula-
tieklep van de klimaatregeling sluiten
De accuvoeding afsluiten naar de:
Motor
Elektromotor (indien aanwezig)
Elektrische stuurbekrachtiging
Rembekrachtiging
Elektrische parkeerrem
Automatische schakelhendel
Claxon
Ruitenwissers vóór
Koplampsproeierpomp
OPMERKING:
Vergeet niet om na een ongeval het contact
in de stand STOP (OFF/LOCK) te zetten en
de sleutel uit de contactschakelaar te verwij -
deren om te voorkomen dat de accu leeg -
loopt. Controleer zorgvuldig de auto op
brandstoflekkage in de motorruimte en op de
grond in de buurt van de motorruimte en de
brandstoftank voordat u het systeem reset en
de motor te star. Als er na een ongeval geen
brandstoflekkage of schade aan de elektri -
sche apparaten van het voertuig (bijv.
koplampen) is, reset u het systeem door de
hierna beschreven procedure te volgen.
Indien u twijfelt, neem dan contact op met
een erkende dealer.
Resetprocedure uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Na het incident, wanneer het systeem actief
is, wordt er een bericht weergegeven over
brandstofonderbreking. Zet de contactscha -
kelaar van AVV/START of MAR/ACC/ON/RUN
op STOP/OFF/LOCK. Controleer zorgvuldig
de auto op brandstoflekkage in de motor -
ruimte en op de grond in de buurt van de
motorruimte en de brandstoftank voordat u
het systeem reset en de motor te star.
Afhankelijk van de aard van het incident
kunnen de linker- en rechterrichtingaan -
wijzer, die zich op het instrumentenpaneel
bevinden, beide knipperen en blijven knip -
peren. Om het voertuig te verplaatsen naar
de kant van de weg, moet u de resetproce -
dure uitvoeren.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 124
Page 127 of 370

125
Actie van de klant
Wat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten minste twee seconden worden vastgehouden.
1. Zet het contact in STOP/OFF/LOCK. (hendel richtingaanwijzer
moet in de neutraalstand staan).
2. Zet het contact in MAR/ACC/ON/RUN. Richtingaanwijzer rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer links is UITGESCHAKELD.
3. Zet de richtingaanwijzer rechts AAN. Richtingaanwijzer rechts brandt CONTINU.
Richtingaanwijzer links KNIPPERT.
4. Zet de richtingaanwijzers in de neutraalstand. Richtingaanwijzer rechts is UITGESCHAKELD.
Richtingaanwijzer links KNIPPERT.
5. Zet de richtingaanwijzer links AAN. Richtingaanwijzer rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer links brandt CONTINU.
6. Zet de richtingaanwijzers in de neutraalstand. Richtingaanwijzer rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer links is UITGESCHAKELD.
7. Zet de richtingaanwijzer rechts AAN. Richtingaanwijzer rechts brandt CONTINU.
Richtingaanwijzer links KNIPPERT.
8. Zet de richtingaanwijzers in de neutraalstand. Richtingaanwijzer rechts is UITGESCHAKELD.
Richtingaanwijzer links KNIPPERT.
9. Zet de richtingaanwijzer links AAN. Richtingaanwijzer rechts brandt CONTINU.
Richtingaanwijzer links brandt CONTINU.
10. Zet de richtingaanwijzer links UIT. (hendel richtingaanwijzer
moet in de neutraalstand staan). Richtingaanwijzer rechts is UITGESCHAKELD.
Richtingaanwijzer links is UITGESCHAKELD.
11. Zet het contact in STOP/OFF/LOCK.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 125
Page 149 of 370

147
(Vervolgd)
DE MOTOR STARTEN
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels
verstellen en uw autogordel vastmaken.Start de motor met de schakelhendel in de
stand NEUTRAL of PARK. Trap het rempe-
daal in voordat u een rijstand inschakelt.
Normaal starten — benzinemotor
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te
bedienen.
Draai de contactschakelaar in de stand
"START" en laat los zodra de motor aanslaat.
Als de motor niet binnen 10 seconden
aanslaat, draait u de contactschakelaar in de
stand LOCK/OFF, wacht u 10 tot 15 seconden
en herhaalt u de procedure voor normaal
starten.
Tip startfunctie
Zet het contact in de stand START en laat het
los zodra de startmotor inschakelt. De start -
motor blijft draaien en slaat automatisch af
als de motor begint te draaien. Als de motor
niet aanslaat, draait u de contactschakelaar in
de stand OFF, wacht u 10 tot 15 seconden en
herhaalt u de procedure voor normaal starten.
WAARSCHUWING!
Verwijder altijd de sleutelhouder uit het
voertuig bij het verlaten van het voertuig
en sluit het voertuig af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/
RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of
andere schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zetten.
Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige
gezondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 147
Page 159 of 370

157(Vervolgd)
(Vervolgd)
(Vervolgd)
Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te zetten
wanneer het motortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal niet
stevig ingetrapt houdt, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de
auto te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel pas naar een
versnelling wanneer de motor normaal
stationair draait en u met uw voet
krachtig het rempedaal ingetrapt houdt.
Er kan mogelijk niet naar de gekozen
versnelling worden geschakeld wanneer
tussen PARK, REVERSE en DRIVE wordt
geschakeld wanneer het voertuig in
beweging is tijdens het schakelen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
mensen in en bij de auto. Net als bij alle
andere voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zorg ervoor
dat het voertuig altijd volledig tot stil
-
stand is gekomen voordat u het voertuig
verlaat, zet het voertuig op de
parkeerrem en zet de schakelhendel in
de stand PARK, schakel de motor uit en
neem de sleutelhouder uit het contact.
Wanneer het contact in de stand LOCK/
OFF staat (waarin de contactsleutel kan
worden verwijderd), (of, als uw voertuig
is uitgerust met een startknop, wanneer
het contact in de stand OFF staat) wordt
de versnellingsbak in de stand PARK
vergrendeld, waardoor het voertuig niet
ongewenst in beweging kan komen.
Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
Verwijder daarna de sleutelhouder uit de
auto en vergrendel de auto.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Het achterlaten van
kinderen zonder toezicht in een auto is
om verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel. Waar -
schuw kinderen dat ze niet aan de
parkeerrem, het rempedaal of de scha-
kelhendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van het voertuig (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met een start -
knop niet in de stand ON/RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de elektri -
sche raambediening of andere schake-
laars kunnen bedienen of de auto in
beweging kunnen zetten.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatregelen
niet in acht genomen worden:
Schakel alleen naar of uit PARK of
REVERSE als de auto volledig stilstaat.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 157
Page 162 of 370

STARTEN EN RIJDEN
160
(Vervolgd)
(Vervolgd)
(Vervolgd)
schakelhendel uit de parkeerstand te
bewegen. Als extra voorzorgsmaatregel kunt
u op een opwaartse helling de voorwielen
naar de stoeprand toe draaien en op een
neerwaartse helling van de stoeprand af.
Voor het verlaten van het voertuig, moet u
altijd eerst het volgende doen:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel naar PARK.
3. Zet de contactschakelaar in de stand
OFF.
4. Verwijder de sleutelhouder uit het voer -
tuig.
OPMERKING:
Blokkeer de wielen met een wig of een steen
als het voertuig op een steile helling staat.
WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit als vervan -
ging voor de parkeerrem. Trek de
parkeerrem altijd volledig aan bij het
uitstappen uit het voertuig om te voor -
komen dat het voertuig gaat rollen en
mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
Uw auto kan zich in beweging zetten en
u en anderen verwonden wanneer hij niet
in de stand PARK staat. Controleer dit
door te proberen de schakelhendel uit de
stand PARK (parkeren) te bewegen
zonder het rempedaal in te trappen. Zorg
ervoor dat de schakelhendel in de stand
PARK staat voordat u het voertuig
verlaat.
Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te zetten
wanneer het motortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal niet
stevig ingetrapt houdt, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de
auto te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel pas naar een
versnelling wanneer de motor normaal
stationair draait en u met uw voet
krachtig het rempedaal ingetrapt houdt.
Er kan mogelijk niet naar de gekozen
versnelling worden geschakeld wanneer
tussen PARK, REVERSE en DRIVE wordt
geschakeld wanneer het voertuig in
beweging is tijdens het schakelen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
mensen in en bij de auto. Net als bij alle
andere voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zorg ervoor
dat het voertuig altijd volledig tot stil -
stand is gekomen voordat u het voertuig
verlaat, zet het voertuig op de
parkeerrem en zet de schakelhendel in
de stand PARK, schakel de motor uit en
neem de sleutelhouder uit het contact.
Wanneer het contact in de stand LOCK/
OFF staat (waarin de contactsleutel kan
worden verwijderd), (of, als uw voertuig
is uitgerust met een startknop, wanneer
het contact in de stand OFF staat) wordt
de versnellingsbak in de stand PARK
vergrendeld, waardoor het voertuig niet
ongewenst in beweging kan komen.
Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
Verwijder daarna de sleutelhouder uit de
auto en vergrendel de auto.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 160