alarm JEEP GRAND CHEROKEE 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2013, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2013Pages: 416, PDF Size: 3.2 MB
Page 93 of 416

•Een actief gesprek wordt automatisch over-
gezet naar de mobiele telefoon nadat de
contactsleutel in de stand OFF is gezet.
Functies van de Uconnect™ Phone
Taalkeuze
Taal van de Uconnect™ Phone wijzigen:
•Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereeden de daarop vol-
gende pieptoon spreekt u de naam in van de
taal die u wilt gebruiken (Engels, Neder-
lands, Frans, Duits, Italiaans of Spaans, in-
dien aanwezig).
• Blijf de prompts van het systeem volgen om
de taalkeuze te voltooien.
Nadat u een taal heeft geselecteerd, worden
alle prompts en gesproken opdrachten in die
taal uitgevoerd.
OPMERKING:
Nadat u de taal van de Uconnect™ Phone
hebt gewijzigd, is alleen het telefoonboek
met 32 namen beschikbaar dat bij de nieuwe
taal hoort. De gekoppelde telefoonnaam is niet specifiek voor de taal en kan voor alle
talen worden gebruikt.
Raadpleeg
Vertaling opdrachten’ aan het
einde van dit hoofdstuk voor de vertaling van
opdrachten en andere opdrachten in de onder-
steunde talen.
Hulp in noodgevallen — indien aanwezig
Als u zich in een noodsituatie bevindt en de
mobiele telefoon is binnen handbereik:
• Pak de telefoon en kies zelf het lokale num-
mer voor noodgevallen.
Als de telefoon niet binnen handbereik is, maar
de Uconnect™ Phone wel is ingeschakeld,
kunt u het nummer voor noodgevallen als volgt
bellen:
• Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed’’ en de daarop vol-
gende pieptoon zegt u ’’Noodgeval’’. Vervol-
gens zal de Uconnect™ Phone aan de ge-
koppelde mobiele telefoon de opdracht
geven het alarmnummer te bellen. OPMERKING:
•
Het standaardnummer is 112. Het is mo-
gelijk dat het gekozen nummer niet van
toepassing is op de beschikbare mobiele
telefoonservice en de regio waar u zich
bevindt.
• Sommige systemen bieden de mogelijk-
heid het alarmnummer, indien onder-
steund, in te stellen. Druk hiertoe op de
toets
en zeg Instellen, gevolgd door
Noodgeval.
• Wanneer u via de Uconnect™ Phone belt,
is de kans dat de oproep tot stand wordt
gebracht iets kleiner dan wanneer u recht-
streeks via de mobiele telefoon belt.
WAARSCHUWING!
Als u het Uconnect™ Phonesysteem wilt ge-
bruiken bij noodgevallen, moet uw mobiele
telefoon:
•zijn ingeschakeld;
• zijn gekoppeld aan het Uconnect™-
systeem;
• netwerkdekking hebben.
89
Page 147 of 416

WAARSCHUWING!
In de modus Normale Cruise Control zal het
systeem niet reageren op voertuigen die voor
u rijden. Bovendien wordt de naderingswaar-
schuwing niet geactiveerd en klinkt er zelfs als
u te dicht op het voertuig voor u rijdt geen
alarmsignaal, omdat het voor u rijdende voer-
tuig en de tussenafstand niet worden gede-
tecteerd. Zorg dat u een veilige afstand aan-
houdt tussen uw auto en het voertuig dat voor
u rijdt. Zorg dat u zich altijd bewust bent van
de gekozen modus.
De gewenste snelheid instellen
Wanneer de auto de gewenste snelheid be-
reikt, drukt u kort op de toets SET -. Het
EVIC-scherm toont de ingestelde snelheid.
OPMERKING:
Tijdens het instellen of wijzigen van de snel-
heid wordt de nieuwe waarde weergegeven
op het display, niet op de snelheidsmeter. De snelheid wijzigen
U kunt de ingestelde snelheid op twee manie-
ren wijzigen:
•
Trap het gaspedaal in om de gewenste
snelheid te bereiken en druk vervolgens op
de toets SET -.
• Druk kort op de toets RES +of SET -om de
ingestelde snelheid respectievelijk te verho-
gen of te verlagen in stappen van 1 km/u.
Houd de toets RES +of SET -ingedrukt om
de ingestelde snelheid te wijzigen in stap-
pen van 10 km/u.
Functie uitschakelen (CANCEL)
Het systeem schakelt de modus Normale
Cruise Control uit zonder het geheugen te
wissen, wanneer:
• U het rempedaal aantikt of indrukt.
• u op de toets CANCEL drukt.
• het elektronisch stabiliteitsprogramma/
tractiecontrolesysteem (ESC/TCS) wordt ge-
activeerd. Functie voortzetten (RESUME)
Druk op de toets RES
+en haal vervolgens uw
voet van het gaspedaal. Het EVIC-scherm
toont de laatste ingestelde snelheid.
Functie uitschakelen (OFF)
Het systeem schakelt uit en wist de ingestelde
snelheid uit het geheugen als u:
• Druk op de toets ON/OFF.
• u het contact uitschakelt.
• de vierwielaandrijving met lage gearing in-
schakelt.
Als het cruisecontrolsysteem wordt uitgescha-
keld en vervolgens weer ingeschakeld, acti-
veert het systeem de laatste instelling van de
bestuurder (ACC of Normale Cruise Control).
Anti-ongevalsysteem Forward
Collision Warning — Indien
aanwezig
Het FCW-systeem (Forward Collision Warning)
waarschuwt de bestuurder voor een mogelijke
aanrijding met het voertuig voor u en raadt de
bestuurder aan actie te ondernemen om een
aanrijding te voorkomen.
143
Page 186 of 416

18. BrandstofvulkleppositieHet pictogram met de benzine-
pomp geeft aan aan welke kant
van de auto zich het benzineklepje
bevindt.
19. Brandstofmeter
Wanneer de contactschakelaar in de stand
ON/RUN staat, toont de meternaald het brand-
stofpeil in de tank.
20. Vlak voor witte verklikkerlampjes
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
In dit vlak worden de instelbare witte verklikker-
lampjes van het EVIC weergegeven. Raad-
pleeg voor meer informatie Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC).
21. Vlak voor oranje verklikkerlampjes
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
In dit vlak worden de instelbare oranje waar-
schuwingslampjes van het EVIC weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC). 22. Vlak voor rode verklikkerlampjes
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
In dit vlak worden de instelbare rode verklikker-
lampjes van het EVIC weergegeven. Raad-
pleeg voor meer informatie
Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC).
23. Controlelampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) OFF — indien
aanwezig Dit lampje geeft aan dat het elek-
tronisch stabiliteitsprogramma
(ESC) is uitgeschakeld.
24. Controlelampje alarmsysteem Dit lampje knippert snel gedu-
rende ca. 15 seconden wanneer
het alarmsysteem van de auto
wordt geactiveerd. Het lampje blijft
met een lagere frequentie knippe-
ren nadat het alarm is ingesteld.
Het lampje gaat ook ca. 3 seconden branden
als het contact voor de eerste keer wordt
aangezet. 25. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de temperatuur
aan van de motorkoelvloeistof. Als de meter-
naald binnen het normale bereik aanwijst,
werkt het motorkoelsysteem naar behoren.
De meternaald zal normaliter een hogere tem-
peratuur aangeven tijdens warme weersom-
standigheden, tijdens bergop rijden of terwijl
een aanhanger wordt getrokken. Zorg dat de
bovenlimiet van het normale temperatuurbereik
niet wordt overschreden.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koelsys-
teem, kan dit schade aan de auto veroorza-
ken. Wanneer de temperatuurmeter in de
H-zone staat, zet dan de auto veilig stil langs
de kant van de weg. Laat de auto met uitge-
schakelde airco stationair draaien tot de me-
ternaald weer in het normale bereik staat. Als
de meternaald in de H-zone blijft staan en u
voortdurend geluidssignalen hoort, zet dan de
motor direct af en waarschuw de wegen-
wacht.
182
Page 317 of 416

6
WAT U KUNT DOEN IN NOODGEVALLEN
•ALARMKNIPPERLICHTEN ..................... 315
• WANNEER DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT ......... 315
• WIEL VERWISSELEN BIJ EEN LEKKE BAND .......... 316
• Bergplaats krik ......................... 316
• Bergruimte reservewiel ..................... 316
• Voorbereidingen voor opkrikken ............... 316
• Instructies bij opkrikken .................... 317
• Normaal wiel monteren ..................... 320
• STARTEN MET STARTKABELS .................. 321
• Voorbereiding voor het starten met startkabels ...... 322
• Procedures voor starten met startkabels .......... 322
• EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJKRIJGEN ....... 323
• SLEEPOGEN ............................. 324
• KEUZEHENDEL UITSCHAKELEN ................. 325
313
Page 319 of 416

ALARMKNIPPERLICHTENDe schakelaar voor de alarmknipperlichten be-
vindt zich in de rij schakelaars net boven de
klimaatregelknoppen.Druk op de schakelaar om de alarm-
knipperlichten in te schakelen. Zodra u
de schakelaar indrukt, gaan alle rich-
tingaanwijzers knipperen om het ver-
keer te waarschuwen voor een noodsituatie.
Druk nogmaals op de schakelaar om de alarm-
knipperlichten uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor noodsi-
tuaties. Gebruik het systeem niet terwijl u rijdt.
Gebruik het alleen wanneer u panne hebt en
uw auto een gevaar vormt voor andere wegge-
bruikers.
Als u het voertuig moet verlaten om hulp te
zoeken, blijven de alarmknipperlichten ook
werken wanneer het contact is uitgeschakeld
(OFF).
OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de alarmknipper-
lichten kan uw accu leeg raken.WANNEER DE MOTOR
OVERVERHIT RAAKT
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen het gevaar op
oververhitting verminderen.
• Rijdend op de snelweg — minder snelheid.
• In stadsverkeer: zet de versnellingsbak in de
stand NEUTRAL wanneer u stilstaat, maar
verhoog het stationair toerental niet.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om drei-
gende oververhitting van de motor te voor-
komen:
• Als de airco (A/C) aanstaat, zet hem dan
uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
• U kunt ook de temperatuurregelknop op
de hoogste stand zetten, de vloer ventila-
tieroosters openen en de aanjager op de
hoogste stand zetten. Zo ondersteunt het
kachelblok de werking van de radiator bij
de afvoer van warmte uit het koelsysteem.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koelsys-
teem kunt u schade aan de auto veroorzaken.
Als de meternaald in de zone HOT (H) staat,
zet dan de auto veilig stil langs de kant van de
weg. Laat de auto met uitgeschakelde airco
stationair draaien tot de meternaald weer in
het normale bereik staat. Als de meternaald in
de zone HOT (H) blijft staan en u voortdu-
rend gongsignalen hoort, zet de motor dan
direct af en waarschuw de wegenwacht.
WAARSCHUWING!
Zowel u als iemand in uw omgeving kan
ernstige brandwonden oplopen door hete
koelvloeistof (antivries) en stoom uit de radi-
ator. Als u stoom van onder de motorkap hoort
of ziet komen, mag u de motorkap pas ope-
nen nadat de radiator voldoende is afgekoeld.
Open nooit de vuldop van een drukkoelsys-
teem als de radiator of het expansiereservoir
heet is.
315
Page 320 of 416

WIEL VERWISSELEN BIJ EEN
LEKKE BAND
WAARSCHUWING!
•Verwissel geen wiel aan de wegzijde van
de auto terwijl de auto vlak langs de weg
staat geparkeerd. Zet de auto voor uw
veiligheid altijd zo ver mogelijk van het
verkeer vandaan, zodat u niet geraakt kunt
worden door een langsrijdende auto.
• Het is gevaarlijk zich onder een opgekrikte
auto te bevinden. De auto kan van de krik
glijden en zo op u vallen. U kunt dan ernstig
letsel oplopen. Zorg er daarom voor dat u
met geen enkel lichaamsdeel onder een
opgekrikte auto komt. Als u werkzaamhe-
den onder de auto moet uitvoeren, zet deze
dan op een hefbrug.
• Start de motor niet en laat deze niet
draaien zolang de auto door een krik wordt
ondersteund.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• De krik is uitsluitend bedoeld als gereed-
schap om banden te verwisselen. Gebruik
de krik niet om de auto voor onderhouds-
werkzaamheden omhoog te brengen. De
auto mag alleen op een stevige en vlakke
ondergrond worden opgekrikt. Vermijd een
gladde ondergrond.
Bergplaats krikDe krik en overige gereedschappen voor het
verwisselen van een wiel zijn opgeborgen on-
der de vloer in de kofferbak.
Bergruimte reservewielHet reservewiel bevindt zich onder de laad-
vloer in de laadruimte achterin en is aan de
carrosserie bevestigd met een speciale vleu-
gelmoer.
Voorbereidingen voor opkrikken
1. Parkeer de auto op een stevige, vlakke
ondergrond. Vermijd ijs of een gladde onder-
grond.
WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde van de
auto terwijl de auto vlak langs de weg staat
geparkeerd. Zet de auto voor uw veiligheid
altijd zo ver mogelijk van het verkeer van-
daan, zodat u niet geraakt kunt worden door
een langsrijdende auto.
2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de keuzehendel in PARK.
5. Schakel het contact UIT.
Opberglocatie krik
316
Page 321 of 416

6. Blokkeer de voor- en
achterkant van het wiel
schuin tegenover het
gebruikte krikpunt.
Wanneer u bijvoorbeeld
het rechtervoorwiel ver-
vangt, blokkeert u het
linkerachterwiel.
OPMERKING:
Laat geen passagiers in een auto zitten
terwijl deze wordt opgekrikt.
7. Voor voertuigen uitgerust met Quadra-Lift
raadpleegt u “Quadra-Lift — indien aanwezig”
onder “Starten en bedienen” voor nadere infor-
matie betreffende het uitschakelen van de au-
tomatische uitlijning.Instructies bij opkrikken
WAARSCHUWING!
Neem deze waarschuwingen in acht bij het
verwisselen van een band om persoonlijk
letsel of schade aan het voertuig te voorko-
men:
• Parkeer de auto op een stevige en vlakke
ondergrond zo ver van de rijbaan als mo-
gelijk voordat u het voertuig opkrikt.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
• Blokkeer het wiel dat zich schuin tegenover
het te vervangen wiel bevindt.
• Trek de handrem stevig aan en zet de
automatische transmissie in PARK.
• De motor nooit starten of laten draaien als
de auto is opgekrikt.
• Er mag niemand in het voertuig zitten ter-
wijl het is opgekrikt.
• Niet onder het voertuig kruipen als het is
opgekrikt.
• Gebruik de krik alleen op de aangegeven
plaatsen en om de auto tijdens het verwis-
selen van een band op te krikken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Wees uiterst voorzichtig als u de band
moet verwisselen op of langs de weg.
• Om de reservebanden, plat of opgeblazen,
veilig op te bergen, moeten ze met het
ventiel naar beneden gericht worden opge-
borgen.
LET OP!
Probeer niet om de auto op te krikken op
andere plaatsen dan die aangegeven worden
in de Instructies bij opkrikken voor deze auto.
1. Haal het reservewiel, de krik en het gereed-
schap uit de opbergruimte.
2. Draai de wielmoeren linksom één slag losser
(maar verwijder ze niet) terwijl het wiel nog op
de grond staat.
Waarschuwingslabel krik
317
Page 406 of 416

Aanhangergewicht.............302
Aanhangwagen ..............299
Bedrading ................305
Gewicht trailer en dissel ........302
Minimumvereisten ............303
Tips voor koeling ............307
Trekhaak .................307
Accu ....................339
Achteras (differentieel) ..........348
Achterklep ..................29
Achterligger .................79
Achtermistlamp ..............183
Achterruit, onderdelen ...........167
Achterruitontdooiing ............167
Achterste mistlampen ...........183
Achterste ruitenwisser/sproeier ......167
Achteruitkijkspiegels ............73
Achteruitkijkspiegels, elektrisch
bediend ...................74
Additieven, brandstof ...........296
Afstandsbediening autoradio .......227
Afstandsbediening autoradio op
stuurwiel ..................227
Afstandsbediening deurslot,
programmering ...............17
Afstandsbediening deurslot,
vervanging ..................16 Afvalverwijdering
Motorolie .................338
Airbag .................. 42,49
Airbag-
waarschuwingslampje ....47,48,51,63,177
Airbag, onderhoud .............50
Airbag, ontplooien van ...........49
Airbag, raam (zijgordijn) .......44,47,49
Airco, gebruikstips .............233
Airco, koelvloeistof .............340
Airco, onderhoud .............339
Aircosysteem ................229
Alarm (beveiliging) ............182
Alarmknipperlichten ............315
Alarmsysteem (beveiliging) ........17
Alarmsysteem (diefstalbeveiliging) ....182
Algemene informatie ........17,21,293
Anti-ongevalsysteem FCW (Forward
Collision Warning) ........143,190,200
Anti-slingerinrichting aanhanger
(TSC) ....................278
Antiblokkeersysteem (ABS) ........274
Antiblokkeersysteem,
waarschuwingslampje ...........181
Antidiefstalsysteem ............182
Antivries (motorkoeling) ..........362
Automatisch dimmen van de spiegel . . . 73 Automatisch openen van de ruiten
....27
Automatische koplampen .........118
Automatische portiervergrendelingen . . . 23
Automatische temperatuurregeling
(ATC) ....................229
Automatische transmissie ....247,251,349
Soor
t vloeistof ..............349
Speciale additieven ...........349
Vloeistof en filter vervangen ......349
Vloeistof toevoegen ...........350
Vloeistofpeil controleren ......349,350
Autostick ................ 251,256
Bagage laden ...............358
Bagageruimte, voorzieningen .......164
Bagageverlichting .............164
Banden ................. 64,282
Bandenspanning ............283
Controlesysteem voor
bandenspanning ............288
Hoge snelheden .............283
Opkrikken ................316
Radiaalbanden .............283
Reservewiel ...............316
Rotatie ..................287
Slijtagemarkeringen ...........285
Sneeuwkettingen ............284
402
Page 409 of 416

Controle.................343
Inhoud koelvloeistofreservoir ......362
Keuze van de koelvloeistof
(antivries) .............. 344,362
Koelvloeistof bijvullen (antivries) ....344
Koelvloeistofpeil .............345
Oude koelvloeistof verwijderen .....345
Radiatordop ...............345
Vloeistof laten aflopen en nieuw
bijvullen .................344
Vuldop expansievat ...........345
Koetswerklak, onderhoud .........351
Kofferruimte ................164
Verlichting ................164
Kompas ...................197
Kompas kalibreren .............199
Kompas, afwijkingen ...........197
Kompasafwijkingen ............197
Koolstofmonoxide, waarschuwing .....62
Koplampen .................358
Inschakelen met ruitenwissers .....118
Lampen vervangen ...........359
Reiniging .................353
Vervangen ................359
Krik, gebruik .............. 316,317
Krik, locatie .................316 Lakschade
.................351
Lampjes ................. 64,117
ABS....................181
Achterlichten ...............360
Achtermistlicht ..............183
Airbag ........... 47,48,51,63,177
Alarmsysteem (diefstalbeveiliging) . . 182
Automatische koplampen ........118
Bagageruimte ..............164
Bandenspanningscontrole .......179
Buitenverlichting .............64
Contourverlichting ............360
Daglichten ................119
Derde remlicht ..............361
Dimschakelaar, koplamp ........117
Elektronisch Stabiliteitsprogramma
(ESP) ...................281
Gevaarknipperlichten ..........315
Indicatielampje grootlicht ........178
Indicator regeling neergaande
helling ..................178
Instapverlichting .............19
Kaartleeslampjes ..........122,154
Koplampen ............. 358,359
Koplampen aan met ruitenwisser . . . 118
Make-upspiegeltje ............75
Mistlampen ........... 121,178,359 Onderhoud
................358
Reserve ................. 360
Richtingaanwijzer .....64,117,359,360
Service Engine Soon
(storingslampje) .............177
Service, achter .............360
Sleep-/aanhangerindicator .......178
SmartBeams ...............118
Storingslampje (motorcontrole) .....177
Tractiecontrole ..............281
Vervangen ................358
Waarschuwing brandstofniveau ....190
Waarschuwing rembekrachtiging . . . 281
Waarschuwing remmen .........180
Waarschuwing veiligheidsgordel ....180
Zekeringen ................354
Lampjes vervangen ............358
Lampjes, vervanging ............64
LATCH-systeem (Onderste
bevestigingspunten en -banden voor
kinderzitjes) ............... 56,57
Lekke band vervangen ..........316
Lekken, vloeistof ..............64
Luchtfilter ..................338
Luchtfilter, motor
(luchtreinigingsfilter motor) ........338
Luchtvering .................263
405