JEEP GRAND CHEROKEE 2014 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2014, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2014Pages: 420, PDF Size: 2.68 MB
Page 51 of 420

Zijairbags en gordijn-zijairbags vormen een
aanvulling op de veiligheidsgordels. Inzitten-
den, waaronder kinderen, die tegen of heel
dicht bij de zijairbags of gordijn-zijairbags zitten,
kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Inzittenden, en met name kinderen, dienen niet
tegen het portier, de zijramen of het gebied
waar de zijairbags of gordijn-zijairbags worden
opgeblazen aan te leunen of in slaap te vallen,
ook niet als zij in een babyzitje of kinderzitje
zitten.
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
De knieairbag aan bestuurderszijde biedt extra
bescherming en werkt bij frontale aanrijdingen
samen met de frontairbag aan bestuurders-
zijde.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
voorpassagier te beschermen en hem correct te
laten zitten bij het eventueel opblazen van de
geavanceerde frontairbag.
In combinatie met de veiligheidsgordels en gor-
delspanners bieden de geavanceerde frontair-
bags samen met de knieairbag aan bestuurders-
zijde en de kniebeschermer aan passagierszijdeextra bescherming voor de bestuurder en voor-
passagier. Ook de zijairbags zorgen in combinatie
met de veiligheidsgordels voor een betere be-
scherming van de inzittenden.
Sensoren en regeleenheden voor
airbags
Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
De
controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden maakt deel uit van het voor-
geschreven veiligheidssysteem van deze auto.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bepaalt of het nodig is de front-
en/of zijairbags op te blazen bij een frontale of
zijdelingse botsing. Op basis van de signalen
van de botsingsensoren activeert een centrale
controller van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden zo nodig de geavanceerde frontair-
bags, de extra knieairbag aan bestuurderszijde,
de extra gordijn-zijairbags (SABIC), de extra
zijairbags in de stoelen (SAB) en de gor-
delspanners voorin, afhankelijk van verschil-
lende factoren, zoals de aard en de ernst van
de botsing. De geavanceerde frontairbags en de knieairbag
aan bestuurderszijde zijn ontworpen om naast
de veiligheidsgordels bij bepaalde frontale aan-
rijdingen, afhankelijk van verschillende factoren
zoals de ernst en de aard van de botsing, extra
bescherming te bieden. Geavanceerde frontair-
bags zijn niet bedoeld om de kans op letsel bij
botsingen van achteren of van opzij te beper-
ken.
De geavanceerde frontairbags en de knieairbag
aan bestuurderszijde worden niet bij alle fron-
tale botsingen geactiveerd. Dit geldt ook voor
sommige frontale botsingen die ernstige
schade aan het voertuig tot gevolg hebben,
zoals bepaalde aanrijdingen tegen palen, aan-
rijdingen waarbij de auto onder een vrachtwa-
gen terechtkomt en aanrijdingen onder een
hoek. Daarentegen kunnen de geavanceerde
frontairbags en een extra knieairbag aan de
bestuurderszijde, afhankelijk van de aard van
de botsing en de plaats waar de auto wordt
geraakt, opgeblazen worden bij aanrijdingen
die geringe schade aan de voorkant van het
voertuig tot gevolg hebben, maar die aanvan-
kelijk een grote afname van de snelheid veroor-
zaken.
47
Page 52 of 420

De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen opgeblazen. Het opblazen van de
zijairbags is afhankelijk van de ernst en aard
van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen nood-
zakelijk voor uw bescherming en om uw li-
chaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bewaakt de gereedheid van de elek-
tronische onderdelen van het airbagsysteem
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als de sleutel zich in
de stand LOCK, in de stand ACC of niet in het
contactslot bevindt, is het airbagsysteem niet
ingeschakeld en zullen de airbags niet worden
opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden beschikt over een reservevoeding,waardoor de airbags ook geactiveerd kunnen
worden wanneer de accu leeg is of is losgekop-
peld.
De controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden schakelt
ook het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instru-
mentenpaneel in voor een zelftest
gedurende vier tot acht seconden, wanneer het
contact voor het eerst in de stand ON/RUN
wordt gezet. Na de zelftest gaat het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem uit. Als de
controller van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden een storing in het systeem detecteert,
gaat het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem knipperen of continu branden. Een
enkel geluidssignaal klinkt als het lampje gaat
branden na de eerste keer starten.
De module bevat ook diagnosefuncties die het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
in de instrumentengroep laten branden wan-
neer een storing wordt geconstateerd die het
airbagsysteem zou kunnen beïnvloeden. De
diagnose meldt eveneens de aard van het
defect.WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat de
airbags u bij een aanrijding niet beschermen.
Als het lampje niet gaat branden tijdens de
gloeilampcontrole wanneer u de contactsleu-
tel omdraait, blijft branden nadat u de auto
hebt gestart of gaat branden tijdens het
rijden, dient u het defect onmiddellijk door uw
erkende dealer te laten repareren.
Opblaasmodules voor de geavanceerde
frontairbag aan bestuurders- en
passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavanceerde
frontairbags aan bestuurders- en passagiers-
zijde bevinden zich in het midden van het
stuurwiel en aan de rechterzijde van het instru-
mentenpaneel. De controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden zendt een sig-
naal naar de opblaasmodules wanneer een
botsing wordt gedetecteerd waarbij de geavan-
ceerde frontairbags moeten worden geacti-
48
Page 53 of 420

veerd. Een grote hoeveelheid niet-giftig gas
wordt gegeneerd om de geavanceerde frontair-
bags op te blazen. De airbags kunnen met
verschillende niveaus worden opgeblazen, af-
hankelijk van uiteenlopende factoren, waaron-
der de aard en ernst van de botsing. Het
afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op de rech-
terbovenzijde van het instrumentenpaneel ko-
men los en worden verwijderd terwijl de airbags
volledig worden opgeblazen. Het volledig op-
blazen van de airbags duurt circa 50 tot 70 mil-
liseconden. Dit is ongeveer de helft van de tijd
die nodig is om met uw ogen te knipperen. De
airbags lopen vervolgens snel leeg terwijl ze de
bestuurder en de voorpassagier bescherming
bieden.
Het gas in de geavanceerde frontairbag wordt
afgevoerd via de ventilatieopeningen in de zij-
kanten van de airbag. Op deze wijze belemme-
ren de airbags de besturing van de auto niet.
Opblaasmodule voor de extra knieairbag
aan bestuurderszijde
De opblaasmodule van de extra knieairbag aan
bestuurderszijde bevindt zich onder de stuurko-
lom in de bekleding van het instrumentenpa-
neel. De controller van het beveiligingssysteemvoor inzittenden zendt een signaal naar de
opblaasmodules wanneer een botsing wordt
gedetecteerd waarbij de airbag moet worden
geactiveerd. Een grote hoeveelheid niet-giftig
gas wordt gegeneerd om de knieairbag aan
bestuurderszijde op te blazen. De bekledingpa-
nelen komen los en worden verwijderd om de
airbag volledig te kunnen opblazen. Het volledig
opblazen van de airbag duurt circa 15 tot 20 mil-
liseconden.
Opblaasmodules voor aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB)
De aanvullende zijairbags in de stoelen worden
uitsluitend bij bepaalde zijdelingse botsingen
geactiveerd.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bepaalt op basis van de aard en
ernst van een zijdelingse botsing of de zijair-
bags moeten worden opgeblazen.
Naargelang de ernst en de aard van de botsing
kan het opblaasmechanisme van de zijairbag
aan de zijde van de botsing geactiveerd wor-
den, waardoor een hoeveelheid niet-giftig gas
vrijkomt. De geactiveerde aanvullende zijairbag
in de stoel komt via de stoelnaad naar buiten in
de ruimte tussen de inzittende en het portier. De
aanvullende zijairbags in de stoelen worden
volledig opgeblazen in ongeveer 10 millisecon-
den. De zijairbag beweegt zo snel en krachtig
dat deze letsel kan veroorzaken wanneer de
inzittende niet goed in de stoel zit, of wanneer
zich voorwerpen bevinden in de ruimte waar de
airbag wordt opgeblazen. Dat geldt vooral voor
kinderen.
Opblaasmodules voor aanvullende
gordijn-zijairbags
Tijdens aanrijdingen waarbij de botsing beperkt
blijft tot een bepaalde zone aan de zijkant van
de auto, zal de controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden mogelijk de aanvul-
lende gordijn-zijairbags opblazen. Dit is afhan-
kelijk van de kracht en de aard van de botsing.
In deze gevallen blaast de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden alleen de
gordijn-zijairbag op aan de zijde van de botsing.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas wordt ge-
geneerd om de gordijn-zijairbag op te blazen.
De gordijn-zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het zijraam. De
airbag wordt in circa 30 milliseconden opgebla-
zen (ongeveer een kwart van de tijd die nodig is
49
Page 54 of 420

om met de ogen te knipperen). Dit gebeurt met
zoveel kracht dat letsel kan worden veroorzaakt
als de inzittende niet correct op de stoel zit en/of
de veiligheidsgordel niet op de juiste wijze
draagt, of wanneer zich voorwerpen bevinden
in de ruimte waarin de airbag wordt opgebla-
zen. Dat geldt vooral voor kinderen. De gordijn-
zijairbag heeft na het opblazen slechts een
dikte van circa 9 cm (3,5 inch).
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van een
airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat,
kunnen de gordelspanners en/of de aanvul-
lende zijairbags in de voorstoelen en de
extra gordijn-zijairbags worden geactiveerd
aan beide zijden van de auto.
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de
botsingsensoren de controller van het beveili-gingssysteem voor inzittenden helpen bij het
bepalen van de juiste reactie op de botsingen.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de
airbags zal de controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden, als het communica-
tienetwerk en de voeding intact blijven en af-
hankelijk van de aard van de botsing, bepalen
of het uitgebreide ongelukkenresponssysteem
de volgende functies uitvoert:
•
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
• De waarschuwingsknipperlichten inschake-
len zo lang de accu werkt of totdat het
contact wordt afgezet.
• De interieurverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat de contactsleutel wordt
verwijderd.
• De portieren automatisch ontgrendelen.
Om de functies van het uitgebreide ongelukken-
responssysteem na een incident te resetten,
moet u de contactschakelaar van de stand IGN
ON in de stand IGN OFF zetten. Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde frontairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
•
Het nylon van de airbag kan soms schaaf-
wonden en/of een rode huid veroorzaken bij
de bestuurder en de voorpassagier tijdens
het opblazen van de airbags. De schaafwon-
den lijken op de wonden die u oploopt als u
zich schaaft aan een touw, de vloerbedek-
king of op de vloer van een gymnastiekzaal.
Deze schaafwonden worden niet veroor-
zaakt door contact met chemische stoffen.
De schaafwonden zijn niet blijvend en gene-
zen normaal gesproken snel. Als uw schaaf-
wonden echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van blaren, raad-
pleeg dan onmiddellijk een arts.
50
Page 55 of 420

•Wanneer de airbags leeglopen ziet u moge-
lijk zwevende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze zwevende stofdeeltjes kun-
nen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van
geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor frisse
lucht bij neus- of keelirritaties. Raadpleeg uw
huisarts als de irritatie blijvend is. Als deze
deeltjes op uw kleding terechtkomen, volg
dan de gebruikelijke wasvoorschriften van de
kledingfabrikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een aanrij-
ding betrokken raakt, zullen de airbags geen
enkele bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags,
gordelspanners en het oprolmechanisme
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
van de veiligheidsgordels voorin onmiddellijk
vervangen door een erkende dealer. U dient
ook de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden te laten nakijken.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
•
Wijzigingen aan onderdelen van het airbag-
systeem kunnen tot gevolg hebben dat het
systeem bij een aanrijding niet functioneert.
U kunt letsel oplopen doordat de airbag niet
werkt en u niet beschermt. Breng geen wijzi-
gingen aan de onderdelen of bedrading aan
en plak nooit badges of stickers op het
afdekpaneel op het stuur of aan de rechter-
bovenzijde van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de voorbum-
per of de carrosseriestructuur en monteer
geen treden of treeplanken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
• Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt mo-
gelijk niet goed meer als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer
voor onderhoud aan het airbagsysteem.
Breng de auto naar een erkende dealer als
onderhoud nodig is aan de autostoel,
waaronder het afdekpaneel en het kussen
(ook voor het verwijderen of losdraaien/
aantrekken van stoelbouten). Er mogen
uitsluitend door de fabrikant goedge-
keurde stoelaccessoires worden gebruikt.
Neem contact op met een erkende dealer
als het airbagsysteem moet worden aan-
gepast aan personen met een handicap.
51
Page 56 of 420

Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemDe airbags moeten bedrijfsklaar
zijn om u bij een aanrijding te be-
schermen. Het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem
controleert de interne circuits en de
bedrading van de elektrische com-
ponenten van het airbagsysteem. Omdat het
airbagsysteem zodanig is ontworpen dat het
geen onderhoud vergt, raden wij u aan onmid-
dellijk een erkende dealer te raadplegen wan-
neer een van de volgende problemen zich
voordoet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van vier
tot acht seconden.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden. OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of an-
dere meters voor motorfuncties niet werken,
is het mogelijk dat ook de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden niet
werkt. De airbags zijn dan mogelijk niet
gereed om u te beschermen. Controleer on-
middellijk de zekeringhouder op doorgesla-
gen zekeringen. Raadpleeg het etiket aan de
binnenkant van het deksel van de zekering-
houder voor de juiste airbagzekeringen.
Laat uw erkende dealer controleren of de
zekering nog goed is.
Event Data Recorder (EDR)Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recoder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die duide-
lijk maken hoe een voertuigsysteem zich heeft
gedragen bij aanrijdingen of bijna-aanrijdingen,
zoals de activering van airbags of een botsing
tegen een obstakel. De EDR is ontworpen om
kortstondig, meestal 30 seconden of korter,
gegevens te registreren die verband houden
met de dynamiek en veiligheidssystemen van
de auto. De EDR in deze auto is ontworpen om gegevens te registreren die onder meer ant-
woord geven op de volgende vragen:
•
Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
• Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-
der en passagier vastgegespt?
• Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
• Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan een be-
ter inzicht in de omstandigheden waaronder
botsingen en letsel ontstaan.
OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitsluitend bij
werkelijke ongevalsituaties. Onder normale
rijomstandigheden registreert de EDR geen
gegevens en er worden geen persoonlijke
gegevens, zoals naam, geslacht, leeftijd en
ongevallocatie geregistreerd. Het is echter
wel mogelijk dat anderen, bijvoorbeeld de
politie, de EDR-gegevens combineren met
de persoonsgegevens die standaard wor-
den opgevraagd na ongevallen.
52
Page 57 of 420

Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is toegang tot de auto of de EDR en
speciale apparatuur nodig. Naast de fabrikant
van de auto kunnen ook anderen die over deze
speciale apparatuur beschikken, zoals de poli-
tie, de EDR-gegevens lezen indien zij toegang
hebben tot de auto of de EDR.KinderzitjesIedereen in uw auto moet altijd een veiligheids-
gordel dragen, ook baby’s en kinderen.
GewichtZitplaats (of andere plaats)
Voorstoel passa- gierszijde Achterbank buiten-
zijde Achterbank midden Tweede zitrij buiten-
zijde Tweede zitrij midden
Groep 0 - tot 10 kg XU UN.v.t. N.v.t.
Groep 0+ - tot 13 kg XU UN.v.t. N.v.t.
Groep1-9tot18kg XU UN.v.t. N.v.t.
Groep II en III - 15 tot 36 kg X
U UN.v.t. N.v.t.
Legenda voor letters in bovenstaande tabel:
• U = Geschikt voor universele kinderzitjes,
goedgekeurd voor leeftijd/gewicht.
• UF = Geschikt voor in de rijrichting ge-
plaatste universele kinderzitjes, goedge-
keurd voor deze gewichtsklasse. •
L = Geschikt voor speciale kinderzitjes, ver-
meld in de bijgevoegde lijst. Deze kinderzit-
jes kunnen behoren tot de categorieën "spe-
cifiek voertuig", "beperkt gebruik" of
"semi-universeel".
• B = Ingebouwd kinderzitje goedgekeurd voor
leeftijd/gewicht. •
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in
deze leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
53
Page 58 of 420

Tabel ISOFIX-posities
Gewicht Maat Bevestiging Voorstoel
passagiers- zijde Buitenste
zitplaats
rechts/links Achterbank
midden Tweede
zitrij buiten- zijde Tweede
zitrij mid- den Andere
plaatsen
Reiswieg F
ISO/L1 XXXN.v.t. N.v.t. N.v.t.
G ISO/L2 XXXN.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) XN.v.t. XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
0 — tot 10 kg E
ISO/R1 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) XN.v.t. XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
0+ — tot 13 kg E
ISO/R1 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
D ISO/R2 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
C ISO/R3 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) XXXN.v.t. N.v.t. N.v.t.
54
Page 59 of 420

Tabel ISOFIX-posities
Gewicht Maat Bevestiging Voorstoel
passagiers- zijde Buitenste
zitplaats
rechts/links Achterbank
midden Tweede
zitrij buiten- zijde Tweede
zitrij mid- den Andere
plaatsen
I–9tot 18 kg D
ISO/R2 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
C ISO/R3 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
B ISO/F2 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
B1 ISO/F2X X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
A ISO/F3 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) XN.v.t. XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
II–15tot 25 kg (1)
XN.v.t. XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
III – 22 tot 36 kg (1)
XN.v.t. XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
Legenda voor letters in bovenstaande tabel:
• (1) Als kinderzitjes geen ISO/XX -identificatie
hebben (A t/m G) voor het desbetreffende
gewicht, moet de autofabrikant aangeven
welke voertuigspecifieke ISOFIX-kinderzitjes
geschikt zijn voor de posities. •
1UF = Geschikt voor voorwaarts gerichte
universele ISOFIX-kinderzitjes die zijn goed-
gekeurd voor het desbetreffende gewicht.
• IL = geschikt voor bepaalde ISOFIX-
kinderzitjes, zoals vermeld in de bijgevoegde lijst. Deze ISOFIX-kinderzitjes vallen in de
categorieën
"specifiek voertuig", "beperkt"of
"semi-universeel".
• X = ISOFIX-positie niet geschikt voor
ISOFIX-kinderzitjes voor dit gewicht en/of
van deze maat.
55
Page 60 of 420

Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd
goed vastgegespt op de achterbank zitten, in-
dien aanwezig. Statistieken tonen aan dat kin-
deren beter beschermd zijn wanneer ze op de
achterbank zijn vastgegespt en niet op de voor-
stoelen.
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in ver-
schillende maten verkrijgbaar, van zitjes voor
baby’s tot oudere kinderen die bijna groot ge-
noeg zijn om een veiligheidsgordel voor volwas-
senen te dragen. Lees altijd de handleiding van
het kinderzitje om te controleren of het geschikt
is voor het kind. Gebruik het juiste kinderzitje
voor het kind.
WAARSCHUWING!
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind als een projectiel naar voren worden
geslingerd. Bij een aanrijding kan zo veel
kracht nodig zijn om een baby op uw schoot
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
te houden dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent. De baby
en andere inzittenden kunnen zo ernstig
gewond raken. Voor elk kind in uw auto moet
u het bijbehorende kinderzitje gebruiken,
overeenkomend met de grootte van het kind.
Baby- en kinderzitjes
Veiligheidsdeskundigen raden aan kinderen tot
twee jaar, of totdat ze de lengte- of gewichtsli-
miet van het kinderzitje hebben bereikt, tegen
de rijrichting in te vervoeren in de auto. Er
kunnen twee soorten kinderzitjes tegen de rij-
richting in worden geplaatst: babyzitjes en aan-
pasbare kinderzitjes.
Het babyzitje mag u uitsluitend tegen de rijrichting
in de auto plaatsen. Dit wordt aanbevolen voor
kinderen vanaf hun geboorte totdat ze de lengte-
of gewichtslimiet van het babyzitje hebben be-
reikt. Aanpasbare kinderzitjes kunnen ofwel tegen de rijrichting in of in de rijrichting worden gebruikt
in de auto. Aanpasbare kinderzitjes hebben
meestal een hogere gewichtslimiet tegen de rij-
richting in dan babyzitjes en kunnen daarom
tegen de rijrichting in worden gebruikt voor kinde-
ren die hun babyzitje zijn ontgroeid maar nog
geen twee jaar zijn. Kinderen moeten tegen de
rijrichting in worden vervoerd in de auto, totdat ze
het toegestane maximale gewicht of lengte voor
het aanpasbare kinderzitje bereikt hebben. Beide
typen kinderzitjes worden in de auto bevestigd
met een driepuntsgordel of het ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzitjes. Raad-
pleeg voor meer informatie de paragraaf
"ISOFIX
— Bevestigingssysteem voor kinderzitjes ".
Bij gebruik van bepaalde kinderzitjes met
ISOFIX-bevestiging en voetensteunen die tot
aan de bodem van de auto reiken, dient u eerst
de vloermat te verwijderen om te zorgen voor
de juiste montage. Raadpleeg de gebruikers-
handleiding van het kinderzitje voor meer infor-
matie hierover.
56