stop start JEEP GRAND CHEROKEE 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2020Pages: 412, PDF Size: 7.51 MB
Page 215 of 412

OPMERKING:
Bij het werken met AdBlue®is het belangrijk
te weten dat:
• Alle containers of onderdelen die in contact
komen met AdBlue
®, moeten AdBlue®
compatibel (kunststof of roestvrij staal)
zijn. Koper, messing, aluminium, ijzer of
niet-roestvrij staal moet worden vermeden,
omdat ze onderhevig zijn aan corrosie door
AdBlue
®.
• Als AdBlue
®wordt gemorst, moet het vol-
ledig worden opgeveegd.
AdBlue® bijvullen
Randvoorwaarden
AdBlue
®bevriest bij temperaturen lager dan
12 °F (-11 °C). Als de auto langere tijd bij
deze temperatuur stilstaat, kan bijvullen
moeilijk zijn. Daarom wordt aangeraden om
de auto in een garage en/of verwarmde omge-
ving te parkeren en te wachten totdat het
ureum weer vloeibaar geworden is alvorens
bij te vullen.Ga als volgt te werk:
• Parkeer de auto op een vlakke ondergrond
en stop de motor door de contactschakelaar
in de OFF-stand te draaien.
• Open de brandstofvulklep, draai de
(blauwe) dop van de AdBlue
®-vulopening
los en verwijder die.Bijvullen met mondstukken
U kunt bij elke AdBlue
®-leverancier bijvul-
len.
Ga als volgt te werk:
• Steek het AdBlue
®-mondstuk in de vul-
opening, start met bijvullen en stop met
bijvullen bij de eerste afschakeling (de af-
schakeling geeft aan dat de AdBlue
®-tank
vol is). Ga niet verder met vullen, om mor-
sen van AdBlue
®te voorkomen.
• Verwijder het mondstuk.
Bijvullen met een jerrycan
Ga als volgt te werk:
• Controleer de vervaldatum.
• Lees de gebruiksinstructies op het label
voordat u de inhoud van de jerrycan in de
AdBlue
®-tank giet.
•
Raadpleeg de paragraaf "Waarschuwings-
lampjes en meldingen" in het hoofdstuk "Uw
instrumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie, als systemen voor het bijvullen
gebruikt worden, die niet vastgeschroefd
kunnen worden (bijv. vaten), nadat de indi-Brandstofvulklep
1 — Brandstofvulklep
2 — AdBlue®-vuldop
213
Page 217 of 412

TREKKEN VAN EEN
AANHANGER
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten) — niet-SRT
In de onderstaande tabel worden de maxi-
male aanhangergewichten voor uw type aan-
drijflijn weergegeven.
Motor/versnellingsbakMax. toelaatbaar aanhangergewicht —
met aanhangerremMax. toelaatbaar aanhangergewicht —
zonder aanhangerremDisselgewicht (zie de opmerking)
3.6-liter benzine — stan-
daard koelsysteem1588 kg (3500 lbs) 750 kg (1653 lbs) 79 kg (174 lbs)
3.6-liter benzine — heavy-
duty koelsysteem2812 kg (6200 lbs) 750 kg (1653 lbs) 141 kg (310 lbs)
5.7-liter benzine — stan-
daard koelsysteem2268 kg (5000 lbs) 750 kg (1653 lbs) 113 kg (250 lbs)
5.7-liter benzine — heavy-
duty koelsysteem (m.u.v.
Summit)3500 kg (7716 lbs) 750 kg (1653 lbs) 171 kg (377 lbs)
5.7-liter benzine —
Summit-modellen met
heavy-duty koelsysteem2949 kg (6500 lbs) 750 kg (1653 lbs) 171 kg (377 lbs)
3.0-liter dieselmodellen met aandrijving op alle wielenzonderStart/Stop-systeem en Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Alle modellen m.u.v. Sum-
mit3500 kg (7716 lbs) 750 kg (1653 lbs) 175 kg (386 lbs)
Summit-model 2949 kg (6500 lbs) 750 kg (1653 lbs) 147 kg (324 lbs)
215
Page 218 of 412

Motor/versnellingsbakMax. toelaatbaar aanhangergewicht —
met aanhangerremMax. toelaatbaar aanhangergewicht —
zonder aanhangerremDisselgewicht (zie de opmerking)
3.0-liter dieselmodellen met aandrijving op alle wielenmetStart/Stop-systeem en Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Alle modellen m.u.v. Sum-
mit en Trailhawk zonder
carterbeschermingsplaten3500 kg (7716 lbs) 750 kg (1653 lbs) 175 kg (386 lbs)
Alle modellen m.u.v. Sum-
mit en Trailhawk met car-
terbeschermingsplaten2949 kg (6500 lbs) 750 kg (1653 lbs) 147 kg (324 lbs)
Summit- en Trailhawk-
modellen2949 kg (6500 lbs) 750 kg (1653 lbs) 147 kg (324 lbs)
Bij het trekken van een aanhanger mag het technisch toegestane gewicht in volledig beladen toestand niet met meer dan 10% of 100 kg
(220 lbs) worden overschreden, waarbij de laagste waarde geldig is en op voorwaarde dat de snelheid wordt beperkt tot 100 km/u (62 mph) of
lager.
OPMERKING:
Het disselgewicht van de aanhanger moet worden opgeteld bij het gewicht van inzittenden en lading en mag nooit hoger zijn dan de waarde die is
aangegeven op de band- en beladingsinformatiesticker. Raadpleeg de paragraaf "Banden" in het hoofdstuk "Service en onderhoud" voor meer in-
formatie.
STARTEN EN RIJDEN
216
Page 226 of 412

1. Breng het voertuig volledig tot stilstand op
een vlakke ondergrond terwijl de motor
draait.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel de versnellingsbak in NEUTRAL.
4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-
Lift luchtvering, controleert u of het voer-
tuig op de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voor-
werp en houd daarmee gedurende vier
seconden de verzonken knop NEUTRAL
(N) van de tussenbak (deze bevindt zich
bij de modusschakelaar) ingedrukt. Het
lampje achter het N-symbool gaat knippe-
ren om aan te geven dat wordt gescha-
keld. Het lampje stopt met knipperen (en
blijft branden) nadat het schakelen naar
NEUTRAAL (N) voltooid is. Het bericht
“FOUR WHEEL DRIVE SYSTEM IN NEU-
TRAL” (vierwielaandrijfsysteem in neu-
traal) verschijnt op het display in de
instrumentengroep.6. Nadat het schakelen voltooid is en het
NEUTRAL (N)-lampje blijft branden, laat
u de knop NEUTRAL (N) los.
7. Schakel de versnellingsbak in REVERSE
(achteruit).
8. Laat het rempedaal gedurende vijf secon-
den los en zorg ervoor dat de auto niet
gaat rollen.
9. Houd het rempedaal ingetrapt. Schakel
de transmissie weer naar de stand
NEUTRAL.
10. Trek de handrem stevig aan.11. Met de transmissie en de tussenbak in
de stand NEUTRAL, houdt u de knop
START/STOP ingedrukt totdat de motor
wordt uitgeschakeld.
12. Zet de schakelhendel in de stand PARK.
Laat het rempedaal los.
13. Druk twee keer op de knop STOP/START
(zonder het rempedaal in te trappen) om
het contact in de stand OFF te zetten.
14. Bevestig het voertuig aan het slepend
voertuig met een geschikte trekhaak.
15. Zet de handrem vrij.
16. Zet de contactschakelaar in de stand
ON/RUN, maar start de motor niet.
17. Controleer of de stuurkolom is
ontgrendeld.
18. Koppel de minkabel van de accu los en
zet hem vast uit de buurt van de minpool
van de accu.
NEUTRAAL (N)-schakelaar
STARTEN EN RIJDEN
224
Page 284 of 412

Oliepeil controleren — benzinemotor
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet de motorolie op het juiste
peil worden gehouden. Controleer het oliepeil
daarom regelmatig, bijvoorbeeld bij elke
tankstop. Het ideale tijdstip voor een controle
van het motoroliepeil is ongeveer vijf minuten
nadat een volledig opgewarmde motor is uit-
geschakeld.
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger. Handhaaf het motoroliepeil al-
tijd binnen de SAFE-zone op de peilstok.
Wanneer u bij deze motoren 0,95 l (1 Quart)
olie toevoegt wanneer het oliepeil zich aan de
onderkant van de SAFE-zone bevindt, zal het
oliepeil stijgen tot aan de bovenkant van de
SAFE-zone.
LET OP!
Als het carter met te veel of te weinig
motorolie wordt gevuld, kan aëratie of ver-
lies van oliedruk optreden. Dit kan leiden
tot motorschade.
WAARSCHUWING!
• Rook nooit tijdens werkzaamheden in de
motorruimte: deze kan gas en ontvlam-
bare dampen bevatten, met het risico
van brand.
• Wees zeer voorzichtig bij werkzaamhe-
den in de motorruimte wanneer de motor
heet is: u zou brandwonden kunnen op-
lopen. Kom niet te dicht bij de radiateur-
ventilator: de elektrische ventilator kan
starten; verwondingsgevaar. Sjaals,
stropdassen en andere losse kleding-
stukken kunnen worden gegrepen door
bewegende onderdelen.
LET OP!
• Zorg dat u de verschillende soorten
vloeistoffen niet met elkaar verwisselt
wanneer u deze bijvult: ze zijn niet on-
derling compatibel! Als u bijvult met een
ongeschikte vloeistof, kan uw auto ern-
stig beschadigd raken.
• Het oliepeil mag nooit de MAX-
markering overschrijden.
LET OP!
• Vul altijd motorolie bij met dezelfde spe-
cificaties als de olie die al aanwezig is in
de motor.
• Wacht bij het bijvullen van de motorolie
tot de motor is afgekoeld voordat u de
vuldop losmaakt, met name bij auto's
met een aluminium dop. WAARSCHU-
WING: verbrandingsgevaar!
• Als het carter met te veel of te weinig
motorolie wordt gevuld, kan aëratie of
verlies van oliedruk optreden. Dit kan
leiden tot motorschade.
Oliepeil controleren — 3.0-liter
dieselmotor
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet de motorolie op het juiste
peil worden gehouden. Controleer regelmatig
het oliepeil. Het ideale tijdstip voor een con-
trole van het motoroliepeil is 's ochtends
voordat u de motor de eerste keer start. Wan-
neer u het oliepeil controleert nadat de motor
heeft gedraaid, controleert u eerst of de mo-
SERVICE EN ONDERHOUD
282
Page 366 of 412

Uw route wordt op de kaart gemarkeerd met
een blauwe lijn. Wanneer u afwijkt van de
oorspronkelijke route, wordt uw route op-
nieuw berekend. Tijdens het rijden op hoofd-
wegen wordt mogelijk een pictogram met de
maximumsnelheid weergegeven.
Een tussenstop invoegen
• Om een tussenstop in te voegen, moet de
routenavigatie actief zijn.
• Kies de schermtoets "Menu" om terug te
keren naar het navigatiehoofdmenu.• Kies de schermtoets "Where To?" (waar-
heen) en zoek naar de extra tussenstop.
Wanneer een andere locatie is geselec-
teerd, kunt u ervoor kiezen uw vorige route
te annuleren, de locatie toe te voegen als
eerste bestemming of de locatie toe te
voegen als laatste bestemming.
• Druk op de gewenste keuze en kies de
schermtoets "GO!" (start).
Een omleiding volgen
• Om een omleiding te volgen, moet u een
route navigeren.• Kies de schermtoets "Detour" (Omleiding).
OPMERKING:
Als de route die u nu volgt de enige redelijke
optie is, is het mogelijk dat het apparaat geen
omleiding berekent. Zie voor meer informatie
de aanvulling op de gebruikershandleiding
van Uconnect.
Kaartupdate
Ga naar www.maps.mopar.eu om uw kaart te
updaten of neem contact op met een erkende
dealer.
MULTIMEDIA
364