JEEP RENEGADE 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2018, Model line: RENEGADE, Model: JEEP RENEGADE 2018Pages: 380, PDF Size: 6.15 MB
Page 121 of 380

41)Wees voorzichtig in het geval van
reparaties en nieuwe verf in de zone rond
de sensor (paneel dat de sensor bedekt op
de linkerkant van de bumper). In het geval
van een frontale botsing kan de sensor
automatisch buiten werking worden
gesteld en kan er op het display een
bericht worden weergegeven dat de sensor
gerepareerd moet worden. Ook als er geen
storingsmeldingen worden gegeven, moet
het systeem uitgeschakeld worden als u
denkt dat de plaats van de radarsensor is
gewijzigd (bijv. wegens een frontale
aanrijding op lage snelheid zoals tijdens
parkeermanoeuvres). Ga in deze gevallen
naar een Jeep Servicenetwerk om de
radarsensor te laten uitlijnen of vervangen.
42)De snelle bandenreparatiekit (TireKit),
voorzien bij het voertuig, is compatibel
met de TPMS sensoren. Het gebruik van
andere afdichtmiddelen dan die in de
oorspronkelijke kit kunnen van negatieve
invloed zijn op de werking. Als andere dan
de originele afdichtmiddelen worden
gebruikt, wordt geadviseerd de
TPMS-sensoren te laten controleren door
een gekwalificeerd reparatiecentrum.BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;SBR-systeem (Seat Belt Reminder);hoofdsteunen;kinderzitjes;frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang dat
de beschermingssystemen op de juiste
manier gebruikt worden om het maximaal
mogelijke veiligheidsniveau voor de
bestuurder en de passagiers te
garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf "Hoofdsteunen"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig".De belangrijkste veiligheidsuitrusting van
het voertuig omvat de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;SBR-systeem (Seat Belt Reminder);hoofdsteunen;kinderzitjes;frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang dat
de beschermingssystemen op de juiste
manier gebruikt worden om het maximaal
mogelijke veiligheidsniveau voor de
bestuurder en de passagiers te
garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf "Hoofdsteunen"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig".
119
Page 122 of 380

VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt gebruikt
houden en moet er ook voor zorgen dat
andere inzittenden van het voertuig deze
voorschriften naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met de
rug tegen de rugleuning zit.
Pak, om de gordel om te leggen, de gesp
A fig. 78 en steek deze in de sluiting B,
totdat de klik van het vergrendelen wordt
gehoord.Als tijdens het uittrekken de gordel blijft
blokkeren, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop C en begeleid de gordel tijdens het
teruglopen met de hand, zodat hij niet
draait.
81)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
Leg de achterste veiligheidsgordels omzoals getoond in fig. 79.
BELANGRIJK Wanneer de achterbank
vanuit ingeklapte stand teruggezet
wordt in de stand voor normaal
gebruik, zorg er dan voor dat de
veiligheidsgordels goed geplaatst zijn,
zodat ze altijd beschikbaar zijn.
HOOGTE VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL INSTELLEN
82)
Er zijn vijf verschillende
hoogteverstellingen mogelijk.
Om de hoogte aan de bovenkant in te
stellen, van boven naar onder, moet knop
A (aan beide zijden van handgreep B)
78J0A0168C
79J0A0169C
120
VEILIGHEID
Page 123 of 380

worden ingedrukt, en moet de handgreep
naar beneden geschoven worden.
De hoogteregelaar beweegt omhoog
zonder de twee knoppen A in te hoeven
drukken.
Stel de hoogte van de veiligheidsgordel
altijd zodanig af dat hij de persoon die
hem draagt goed past: deze
voorzorgsmaatregel kan het risico op
letsel in geval van een aanrijding
aanzienlijk beperken.
De gordel is goed afgesteld als hij
halverwege tussen de nek en het uiteinde
van de schouder ligt.
BELANGRIJK
80)Druk nooit op knop C fig. 78 tijdens
het rijden.
81)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een groot
risico en bovendien een gevaar opleveren
voor de inzittenden voorin.
82)Stel de veiligheidsgordels af wanneer
de auto stil staat.
83)Controleer na de hoogteafstelling altijd
of de beugel, waaraan de ring is bevestigd,
in één van de vaste standen is
geblokkeerd. Om dit te doen, met knop A
fig. 80 losgelaten, iets meer druk omlaag
uitoefenen om het
vergrendelingsmechanisme vast te laten
klikken als dit niet in een van de van te
voren ingestelde standen gebeurd is.
SBR-SYSTEEM (Seat Belt
Reminder)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en achterbank
(indien aanwezig) als hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Het systeem signaleert niet vastgemaakte
veiligheidsgordels met visuele
waarschuwingen (waarschuwingslampjes
branden op het instrumentenpaneel en
pictogrammen op het display) en een
akoestisch waarschuwingssignaal (zie de
volgende paragrafen).
OPMERKING Om het geluidssignaal
permanent uit te laten schakelen naar
een werkplaats van het Jeep
Servicenetwerk gaan. Het geluidssignaal
kan op ieder moment via het menu van
het display opnieuw worden ingeschakeld
(zie paragraaf "Display" in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
Gedrag waarschuwingslampje
veiligheidsgordel voor
Wanneer de startinrichting naar MAR
wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(fig. 81 ) enkele
seconden branden, ongeacht de status
van de veiligheidsgordels voor.
Bij stilstaande auto, als de
veiligheidsgordel aan bestuurders- of
80J0A0151C
121
Page 124 of 380

passagierszijde (met de inzittende op de
stoel) niet is vastgemaakt, blijft het
waarschuwingslampje permanent
branden.
Zodra de snelheidsdrempel van 8 km/h
gedurende langer dan 10 seconden
achter elkaar (of 50 seconden niet achter
elkaar) gehandhaafd wordt, met de
veiligheidsgordel aan bestuurders- of
passagierszijde (met de inzittende op de
stoel) niet vastgemaakt, klinkt er een
geluidssignaal en gaat tegelijkertijd het
waarschuwingslampje
gedurende
ongeveer 105 seconden knipperen.
Wanneer deze cyclus waarschuwingen in
werking treedt dan blijft hij actief voor de
gehele duur (ongeacht devoertuigsnelheid) of tot de
veiligheidsgordels weer worden
vastgemaakt.
Wanneer de achteruitversnelling, tijdens
de cyclus waarschuwingssignalen, wordt
ingeschakeld, wordt het akoestische
waarschuwingssignaal uitgeschakeld en
gaat het waarschuwingslampje
permanent branden. De cyclus van
waarschuwingssignalen wordt hervat
zodra de snelheid van 8 km/h weer
overschreden wordt.
Werking van de pictogrammen voor de
veiligheidsgordels achter
De pictogrammen worden weergegeven
op het scherm (fig. 82 versies met
multifunctioneel scherm of
fig. 83 versies met herconfigureerbaar
multifunctioneel scherm) enkele
seconden nadat de startinrichting naar
de stand MAR is gedraaid.
De pictogrammen gaan minstens
30 seconden nadat de portieren werden
gesloten uit of na een wijziging in de
status van het vastmaken van de
veiligheidsgordels.
81J0A0330C
82J0A0240C
122
VEILIGHEID
Page 125 of 380

De op het display weergegeven
pictogrammen geven aan:
A: veiligheidsgordel linksachter;B: veiligheidsgordel middenachter;C: veiligheidsgordel rechtsachter.
OPMERKING Bij versies uitgerust met
multifunctioneel display gaat, als een
veiligheidsgordel niet is vastgemaakt,
pictogram
branden.
De pictogrammen worden weergegeven in
overeenstemming met de
veiligheidsgordels van de achterbank, en
blijven ongeveer 30 seconden branden
na de laatste statusverandering van de
veiligheidsgordels:
als de veiligheidsgordel is
vastgemaaktis het bijbehorende
pictogram groen;
als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaaktis het bijbehorende
pictogram rood;
Als de veiligheidsgordel achter niet is
vastgemaakt, klinkt er een geluidssignaal
(3 "piepjes") en gaat het bijbehorende
pictogram op het display branden.
Bovendien zullen de pictogrammen weer
90 seconden gaan branden, elke keer als
een van de achterportieren wordt
gesloten.
Het pictogram wordt groen nadat de
bijbehorende veiligheidsgordel is
vastgemaakt.
De pictogrammen voor de achterbank
doven ongeveer 30 seconden na het
laatste signaal, ongeacht de status van
de veiligheidsgordel (rood of groen
pictogram).
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Voor wat betreft de veiligheidsgordels van
de achterbank, zal het SBR-systeem
alleen aangeven of de veiligheidsgordels
niet zijn vastgemaakt (rood pictogram) of
wel zijn vastgemaakt (groen pictogram),
niet de aanwezigheid van passagiers.
De waarschuwingslampjes/pictogrammen
zijn allemaal uit als alle
veiligheidsgordels (voor en achter) zijn
vastgemaakt wanneer de contactsleutel
in de stand MAR staat.Voor de achterbank gaan de
pictogrammen enkele seconden nadat de
startinrichting naar de stand MAR is
gedraaid branden, ongeacht de status
van de veiligheidsgordels (zelfs als de
gordels allemaal zijn vastgemaakt).
Alle waarschuwingslampjes/
pictogrammen gaan branden als de
status van ten minste één gordel
verandert van vastgemaakt naar
niet-vastgemaakt of andersom.
83J0A0245C
123
Page 126 of 380

GORDELSPANNERS
84) 85) 86) 87)43)
Het voertuig is uitgerust met
veiligheidsgordels voor met
gordelspanners die bij een heftige
frontale botsing de gordel enige
centimeters aantrekken. Op die manier
worden de inzittenden veel beter op hun
plaats gehouden en wordt de voorwaartse
beweging geperkt.
Het blijkt dat de gordelspanners hebben
gewerkt als de gordel niet meer opgerold
wordt.
Het voertuig is ook uitgerust met een
tweede gordelspanner (gemonteerd bij de
dorpellijst). De activering hiervan kan
herkend worden aan de verkorting van de
metalen kabel.
Tijdens de inwerkingtreding van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk
en duidt niet op brandgevaar.
De gordelspanner behoeft geen
onderhoud of smering: elke verandering
van de oorspronkelijke conditie zal de
werking ervan benadelen.
Als de gordelspanner door uitzonderlijke
natuurlijke gebeurtenissen (bijv.
overstromingen, vloedgolven enz.) met
water en/of modder in contact is geweest,
neem dan contact op met het JeepServicenetwerk om hem te laten
vervangen.BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van de
inzittenden bij een ongeval, zijn de
oprolautomaten van de veiligheidsgordels
van de voorstoelen voorzien van een
krachtbegrenzer die bij een frontale
aanrijding de piekbelasting op de borst
en schouders beperkt.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Neem alle plaatselijke wettelijke
voorschriften met betrekking tot het
gebruik van veiligheidsgordels in acht en
zorg ervoor dat ook de overige inzittenden
dit doen. Leg de veiligheidsgordel altijd
om alvorens weg te rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren kind
wordt het risico op verwondingen bij een
ongeval fors ingeperkt als de gordel wordt
gedragen.Natuurlijk moeten zwangere vrouwen wel
het onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik komt fig. 84.
Naar gelang de zwangerschap verder
gevorderd is, moet de bestuurder zowel
de stoel als het stuurwiel zodanig
verstellen dat volledige controle over het
voertuig mogelijk is (pedalen en stuurwiel
moeten gemakkelijk bereikbaar zijn). De
maximale speling tussen de buik en het
stuurwiel moet aangehouden worden.
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is.
Het bovenste gordelgedeelte moet over
de schouder en schuin over de borst
liggen fig. 85. Het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken en
dus niet over de buik van de inzittende
84J0A0148C
124
VEILIGHEID
Page 127 of 380

liggen. Steek nooit voorwerpen
(wasknijpers, klemmen enz.) tussen de
gordel en het lichaam van de inzittende.
Elke gordel kan slechts een enkele
persoon beschermen. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden
met één veiligheidsgordel voor beiden
fig. 86. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam van een
inzittende.
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen op:
zorg er altijd voor dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat niet
haperend werkt;
controleer de werking van het
veiligheidsgordelmechanisme als volgt:
maak de gordel vast en trek snel aan de
gordel;
vervang de gordels na een ongeval, ook
al lijken ze niet beschadigd. Vervang de
gordels ook steeds als de gordelspanners
werden geactiveerd;
zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze droog
blijven;
vervang de gordels als ze sporen van
slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
84)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Neem contact op met
het Jeep Servicenetwerk om hem te laten
vervangen nadat hij in werking is
getreden.
85)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Neem altijd contact op met het Jeep
Servicenetwerk.
85J0A0149C
86J0A0150C
125
Page 128 of 380

86)Voor maximale bescherming moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten
en moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als
achterin! Rijden zonder veiligheidsgordels
doet bij een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.
87)Als de gordel zwaar is belast,
bijvoorbeeld bij een ongeval, moet deze
volledig worden vervangen, samen met de
verankeringen, de bevestigingsschroeven
van de verankeringen en de
gordelspanner; ook als er namelijk geen
zichtbare defecten zijn, kan de gordel zijn
sterkte-eigenschappen zijn verloren.
BELANGRIJK
43)Werkzaamheden die leiden tot stoten,
trillingen of plaatselijke verhitting in de
zone rondom de gordelspanners (meer dan
100 °C / 212 °F gedurende ten hoogste
zes uur) kunnen de gordelspanners
beschadigen of in werking doen treden.
Neem contact op met het Jeep
Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze componenten.
KINDERZITJES
KINDEREN VEILIG VERVOEREN
88) 89) 90) 91)
Om een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle inzittenden zitten en gebruik maken
van goedgekeurde beveiligingssystemen,
ook pasgeborenen en kinderen! Dit is een
wettelijke verplichting in alle EU-landen,
conform de Europese richtlijn
2003/20/EG.
Kinderen met een lengte van minder dan
1,50 meter en tot de leeftijd van 12 jaar
moeten beschermd worden door
geschikte kinderzitjes en moeten op de
achterbank zitten.
Statistieken over ongevallen tonen aan
dat de achterbank een betere
bescherming biedt voor kinderen.
Vergeleken met een volwassene, is het
hoofd van kleine kinderen in verhouding
tot de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en de
botstructuur van kinderen zijn nog niet
volledig ontwikkeld. Daarom zijn correcte
beveiligingssystemen, naast
veiligheidsgordels voor volwassenen,
noodzakelijk om het gevaar van letsel in
geval van een aanrijding, remmen of
plotselinge manoeuvres, zo veel mogelijk
te beperken.Kinderen moeten veilig en comfortabel
zitten. Afhankelijk van de eigenschappen
van de gebruikte kinderzitjes, wordt
geadviseerd om kinderzitjes zo lang
mogelijk tegen de rijrichting in te
monteren (tot het kind minstens 3–4 jaar
oud is), omdat die stand bij een ongeval
de meeste bescherming biedt.
De keuze van het meest geschikte
kinderzitje is afhankelijk van het gewicht
en de lengte van het kind. Er zijn
verschillende types kinderzitjes, die in de
auto bevestigd kunnen worden met
behulp van de veiligheidsgordels of met
de ISOFIX/i-Size-bevestigingspunten.
Het wordt geadviseerd altijd het voor het
kind meest geschikte kinderzitje te
kiezen; raadpleeg daarom altijd de
Gebruiksaanwijzing die bij het kinderzitje
geleverd is, om er zeker van te zijn dat
dit het juiste type is voor de kinderen
waarvoor het is bedoeld.
126
VEILIGHEID
Page 129 of 380

In Europa vallen de eigenschappen van
kinderzitjes onder de norm ECE-R44, die
ze in vijf gewichtsgroepen indeelt:
Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15 - 25 kg
Groep 3 22 - 36 kg
De ECE-R44 norm werd recent aangevuld
met de ECE R-129 norm, waarin de
eigenschappen van de nieuwe i-Size
kinderzitjes gedefinieerd zijn (zie de
paragraaf "Geschiktheid van
passagiersstoelen voor gebruik van i-Size
kinderzitje").
Alle beveiligingssystemen moeten
voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje en
dat absoluut niet verwijderd mag worden.
In het Lineaccessori MOPAR
®assortiment zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Het gebruik
van deze kinderzitjes wordt aanbevolen,want ze zijn speciaal ontworpen voor
Jeep voertuigen.
BELANGRIJK Voor een correcte
montage in het voertuig is voor
sommige universele kinderzitjes een
accessoire (basis) nodig, dat door de
fabrikant van het zitje los wordt
verkocht. FCA adviseert klanten
daarom te controleren of het
kinderzitje van hun keuze in hun
voertuig gemonteerd kan worden door
dit voor aankoop uit te proberen in de
vestiging van de verkoper.
KINDERZITJE MONTEREN MET
DE VEILIGHEIDSGORDELS
92) 93) 94) 99)
De Universele kinderzitjes die
gemonteerd worden met de
veiligheidsgordels zijn alleen
goedgekeurd op basis van de ECE
R44 norm en zijn ingedeeld in
verschillende gewichtsgroepen.
BELANGRIJK De afbeeldingen zijn
indicatief en dienen slechts ter
illustratie van de montage. Monteer
het kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die bijgesloten moeten
zijn.
Groep 0 en 0+
Baby's tot 13 kg moeten in kinderzitjes
worden vervoerd die tegen de rijrichting
in worden geplaatst, zoals afgebeeld in
fig. 87; hierbij wordt het achterhoofd
gesteund en wordt bij abrupte
vertragingen de nek niet belast.
Het kinderzitje wordt op zijn plaats
gehouden door de veiligheidsgordels van
het voertuig, zoals afgebeeld in
fig. 87 en moet het kind beschermen
met de eigen gordels.
87J0A0170C
127
Page 130 of 380

Groep 1
Kinderen met een gewicht van 9 tot
18 kg mogen in een in de rijrichting
gemonteerd kinderzitje vervoerd worden
fig. 88.
Groep 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van de auto gebruiken
fig. 89.Het kinderzitje is in dit geval nodig om
het kind correct ten opzichte van de
gordels te plaatsen, zodat het diagonale
gordelgedeelte schuin over de borst en
nooit langs de nek ligt; het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken en
niet over de buik liggen.Groep 3
Voor kinderen met een gewicht tussen
22 kg en 36 kg bestaan er geschikte
beveiligingssystemen om de
veiligheidsgordel correct te kunnen
omdoen.
In de fig. 90 afbeelding is de juiste
plaatsing van het kinderzitje op de
achterstoel weergegeven.
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
veiligheidsgordels net zoals volwassenen
dragen.
88J0A0171C
89J0A0172C
90J0A0173C
128
VEILIGHEID