JEEP WRANGLER 2DOORS 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2021, Model line: WRANGLER 2DOORS, Model: JEEP WRANGLER 2DOORS 2021Pages: 344, PDF Size: 9.41 MB
Page 101 of 344

99
Als  de  FCW-status  wordt  gewijzigd  in  "Far"
(veraf),  kan  het  systeem  de  bestuurder  met
hoorbare/zichtbare  signalen  waarschuwen
voor  een  mogelijke  aanrijding  met  het  voer-
tuig  vóór  hem/haar  wanneer  de  afstand  tot
dit  voertuig  groter  is  dan  bij  de  instelling
"Medium"  (normaal).  Dit  geeft  de  langste
reactietijd om een mogelijke botsing te voor -
komen.
Als de FCW-status  wordt gewijzigd in "Near"
(dichtbij),  kan  het  systeem  de  bestuurder
waarschuwen  voor  een  mogelijke  aanrijding
met  het  voertuig  vóór  hem/haar  wanneer  de
afstand  tot  dit  voertuig  veel  kleiner  is.  Met
deze instelling heeft u minder reactietijd dan
bij de instellingen "Far" (veraf) en "Medium"
(normaal). Hierdoor is een meer dynamische
rijervaring mogelijk.
OPMERKING:
Door  de  FCW-status  te  veranderen  naar
"Only  Warning"  (alleen  waarschuwing)
voorkomt u dat het systeem beperkt actief
remt  of  extra  remondersteuning  biedt  als
de bestuurder niet voldoende hard remt in
het  geval  van  een  potentiële  frontale
botsing,  maar  blijven  de  geluidssignalen
en visuele waarschuwingen actief.
Door de FCW-status te veranderen in "Off"
(uit)  voorkomt  u  dat  het  systeem  auto-
noom  remt  of  extra  remondersteuning
biedt  als  de  bestuurder  niet  voldoende
hard  remt  in het  geval van  een potentiële
frontale botsing.
Het  systeem  onthoudt  NIET  de  instelling
die  het  laatst  door  de  bestuurder  is
gekozen nadat het contact werd uitgescha-
keld. Wanneer het voertuig opnieuw wordt
gestart,  wordt  de  gevoeligheid  weer  inge-
steld  op  "Medium"  (gemiddeld)  en  de
systeemstatus  op  "Warning  &  Braking"
(waarschuwing en remmen).
FCW  reageert  mogelijk niet  op irrelevante
objecten,  zoals  objecten  hoog  boven  de
weg,  weerkaatsingen  van  de  bodem,
objecten  welke  zich  niet  in  de  rijweg  van
de auto bevinden, stilstaande objecten op
grote  afstand,  tegemoetkomend  verkeer,
of  voorliggers  met  een  dezelfde  of  een
hogere snelheid.
Net  als  bij  ACC,  wordt  met  de  schermen
aangegeven dat FCW is uitgeschakeld.
Waarschuwing FCW beperkt
Als  in  de  instrumentengroep  de  melding
"ACC/FCW  Limited  Functionality" (ACC/FCW beperkte  functionaliteit)  of  "ACC/FCW
Limited  Functionality  Clean  Front
Windshield" (ACC/FCW beperkte functionali
-
teit  Voorruit  reinigen)  wordt  weergegeven,
kan er sprake zijn van een situatie waarin de
werking van FCW wordt beperkt. Hoewel nog
steeds met het voertuig kan worden gereden
onder  normale  omstandigheden,  is  actief
remmen  mogelijk  niet  volledig  beschikbaar.
Zodra  de  situatie  die  de  prestaties  van  het
systeem  beperkte  niet  meer  aanwezig  is,
herwint  het  systeem  zijn  volledige  werking.
Als  het  probleem  aanhoudt,  breng  dan  een
bezoek aan een erkende dealer.
Waarschuwing onderhoud FCW
Als  het  systeem  wordt  uitgeschakeld  en  op
de instrumentengroep wordt weergegeven:
ACC/FCW  Unavailable  Service  Required
(ACC/FCW  niet  beschikbaar,  onderhoud
noodzakelijk)
Cruise/FCW  Unavailable Service Required
(cruisecontrol/FCW  niet  beschikbaar,
onderhoud noodzakelijk)
Dit geeft aan dat er een interne systeemsto -
ring  is.  Hoewel  u  nog  steeds  met  de  auto
kunt  rijden,  dient  u  het  systeem  te  laten
controleren door een erkende dealer.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 99   
Page 102 of 344

VEILIGHEID
100
Beschermhoes botswaarschuwingssensor 
(FCW-sensor)
Uw auto is uitgerust met een beschermhoes
die  wordt  gebruikt  wanneer  de  voorruit  is
neergeklapt  om  de  FCW-sensor  te
beschermen.  Volg  de  onderstaande  instruc-
ties om de hoes aan te brengen.
1. Bevestig het bovenste  deel van  de hoes, zodat die scharniert aan de bovenkant.
2. Zwenk  de  hoes  omlaag  en  druk  erop zodat de hoes de opening bedekt.
3. Controleer of de hoes stevig vastzit.
OPMERKING:
Zorg ervoor  dat u de  hoes verwijdert  voordat
u  de  voorruit  terug  in  de  normale  stand  zet.
Bewaar de hoes in de laadruimte.
Reinigingsinstructies
Bij  het  rijden  met  de  voorruit  omlaag,  kan
stof/vuil in de hoes komen en de cameralens
blokkeren.  Gebruik  een  microvezeldoek  om
de  cameralens,  module,  en  de  binnenkant
van  de  hoes  te  reinigen  en  let  er  daarbij  op
dat u de module niet beschadigt of bekrast.
Bandenspanningscontrolesysteem 
(TPMS)   
Het  bandenspanningscontrolesysteem  waar -
schuwt  de  bestuurder  voor  te  lage  banden -
spanning  op  basis  van  de  op  de  sticker
vermelde bandenspanning.
OPMERKING:
Het  waarschuwingslampje  op  het  instru -
mentenpaneel  blijft  branden  totdat  de
band  is  opgepompt  tot  de  vermelde
bandenspanning.
Het  systeem  waarschuwt  alleen  dat  de
bandenspanning  laag  is:  het  kan  ze  niet
oppompen.
De bandenspanning varieert met de tempera -
tuur  met  ongeveer  1  psi  (7  kPa)  voor  elke
6,5°C  (12°F).  Dat  betekent  dat  de  banden -
spanning afneemt wanneer de buitentempe -
ratuur daalt. De bandenspanning moet altijd
worden  gemeten  en  ingesteld  wanneer  de
banden  "koud"  zijn.  De  banden  zijn  "koud"
als  ten  minste  drie  uur  niet  met  de  auto  is
gereden,  of  minder  dan  1,6 km  (1 mijl)  is gereden  na  een  periode  van  drie  uur  stil -
staan. De spanning van een koude band mag
nooit  hoger  zijn  dan  de  maximumspanning
die  op  de  wang  van  de  band  staat  vermeld. Raadpleeg  de  paragraaf  "Banden"  in  het
hoofdstuk "Service en onderhoud" voor infor
-
matie  over  hoe  de  autobanden  correct  op
spanning  moeten  worden  gebracht.  De
bandenspanning  stijgt  ook  als  de  auto  rijdt.
Dit is normaal en er is geen aanpassing nodig
voor deze verhoogde druk.
Het  bandenspanningscontrolesysteem  waar -
schuwt de bestuurder voor lage bandenspan -
ning als de bandenspanning om welke reden
dan ook onder de waarschuwingsgrens daalt,
inclusief de gevolgen van lage temperaturen
en natuurlijk spanningsverlies van de band.
Het  bandenspanningscontrolesysteem  blijft
de  bestuurder  waarschuwen  zolang  de
bandenspanning te laag is. De waarschuwing
verdwijnt  pas  als  de  bandenspanning  gelijk
is aan of hoger is dan de aanbevolen waarden
in  op  de  sticker.  Zodra  het  waarschuwings -
lampje  voor  te  lage  bandenspanning  gaat
branden,  dient  u  de  bandenspanning  tot  de
op de sticker vermelde aanbevolen spanning
te verhogen om het bandenspanningslampje
te doen uitgaan.
Het  systeem  wordt  automatisch  bijgewerkt
en  het  bandenspanningslampje  gaat  uit
zodra het systeem de juiste bandenspanning
registreert. Het is mogelijk dat u eerst onge -
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 100   
Page 103 of 344

101(Vervolgd)
veer 10 minuten met een snelheid hoger dan
24 km/u  (15 mph)  moet  rijden,  voordat  het
bandenspanningscontrolesysteem  deze
informatie ontvangt.
Uw  auto  kan  bijvoorbeeld  een  aanbevolen
koude  bandenspanning  (geparkeerd  gedu-
rende  meer  dan  drie  uur)  hebben  van  33  psi
(227 kPa). Als de omgevingstemperatuur 20°C
(68°F)  bedraagt  en  de  gemeten  bandenspan -
ning 28 psi (193 kPa) is, zal bij een tempera -
tuurdaling tot -7°C (20°F) de bandenspanning
afnemen tot ongeveer 24  psi  (165 kPa). Deze
bandenspanning  is  laag  genoeg  om  het
bandenspanningslampje  op  te  laten  lichten.
Als u met de auto gaat rijden, kan de banden -
spanning  naar  ongeveer  193  kPa  (28  psi)
stijgen,  maar  blijft  het  waarschuwingslampje
van  het  bandenspanningscontrolesysteem
branden.  In  deze  situatie  dooft  het  banden -
spanningslampje  pas  als  de  banden  op  de  op
de  sticker  vermelde  voor  de  auto  aanbevolen
spanning zijn gebracht.
OPMERKING:
Bij  het  vullen  van  warme  banden,  moet  de
bandenspanning  mogelijk  worden  verhoogd
met  28  kPa  (4  psi)  boven  de  aanbevolen
waarde  die  in  de  bandenspanningstabel
(koud) staat vermeld, zodat het bandenspan -
ningslampje wordt uitgeschakeld. OPMERKING:
Het  bandenspanningscontrolesysteem  is
niet  bedoeld  als  vervanging  voor  normaal
onderhoud en  waarschuwt  niet bij  andere
problemen met de band.
Het  bandenspanningscontrolesysteem
mag niet worden gebruikt als bandenspan
-
ningsmeter.
Als u met een veel te lage bandenspanning
rijdt,  raakt  de  band  oververhit  en  kan  de
band  defect  raken.  Een  te  lage  banden -
spanning  verhoogt  ook  het  brandstofver -
bruik,  vermindert  de  levensduur  van  de
band en kan het rij- en remgedrag van de
auto nadelig beïnvloeden.
Het  bandenspanningscontrolesysteem  is
geen  substituut  voor  juist  onderhoud  van
uw banden. Het is de verantwoordelijkheid
van  de  bestuurder  om  de  juiste  banden -
 LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geoptimaliseerd  voor  de  originele
banden  en  wielen.  De  bandenspanning
en  waarschuwing  van  het  bandenspan-
ningscontrolesysteem zijn ingesteld voor
de bandenmaat van uw auto. Het gebruik
van  vervangende  onderdelen  met  een
andere  maat,  type  en/of  stijl  kan  leiden
tot  een  ongewenste  werking  van  het
systeem  of  schade  aan  de  sensoren.  De
bandenspanningssensor  is  niet  geschikt
voor het gebruik bij niet-originele wielen,
aangezien  dit  kan  bijdragen  tot  een
slechte werking van het gehele systeem.
Klanten  wordt  aangeraden  om
OEM-wielen  te  gebruiken,  zodat  de
functie van het bandenspanningscontro-
lesysteem goed werkt.
Gebruik  van  niet-originele  bandenaf -
dichtingsmiddelen  kan  ertoe  leiden  dat
de sensor van het bandenspanningscon -
trolesysteem  (TPMS)  niet  meer  werkt.
Na  gebruik  van  een  niet-origineel
bandenafdichtingsmiddel  wordt  geadvi -
seerd dat u uw voertuig naar een erkende
dealer  brengt  om  de  werking  van  de
sensor te laten controleren.
Plaats  na  het  controleren  of  aanpassen
van  de  bandenspanning  altijd  de
ventieldop  terug.  Hierdoor  voorkomt  u
dat  de  TPM-sensor  beschadigd  raakt
door binnendringend vocht of vuil in het
ventiel.
 LET OP! (Vervolgd)
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 101   
Page 104 of 344

VEILIGHEID
102
spanning  te  handhaven  met  behulp  van
een  nauwkeurige  bandenspanningsmeter,
zelfs wanneer de bandenspanning nog niet
het  niveau  heeft  bereikt  waarbij  het
bandenspanningslampje gaat branden.
Het  bandenspanningscontrolesysteem
registreert  altijd  de  werkelijke  banden-
spanning,  ook  als  die  spanning  onder
invloed van temperatuurverschillen veran -
dert.
Werking van het systeem
Het bandenspanningscontrolesysteem maakt
gebruik van draadloze technologie met op de
velg gemonteerde elektronische sensoren die
de bandenspanning meten. De sensoren, die
bij het ventiel op de velgen zijn gemonteerd,
sturen  informatie  over  de  bandenspanning
naar de ontvangstmodule.
Display van bandenspanningscontrolesysteem OPMERKING:
Het  is  uiterst  belangrijk  dat  u  de  spanning
van  alle  banden  van  de  auto  maandelijks
controleert  en  de  banden  zo  nodig  op  de
juiste spanning brengt.
Het  bandenspanningscontrolesysteem
bestaat uit de volgende onderdelen:
Ontvangstmodule
Vier bandenspanningssensoren
Verschillende meldingen van het  banden
-
spanningscontrolesysteem,  die
verschijnen  op  het  display  in  de  instru -
mentengroep
Bandenspanningslampje
Waarschuwingen van het bandenspanningscontro -
lesysteem
Als de spanning in een of meer van
de vier geplaatste banden te laag is,
gaat  het  bandenspanningslampje
in  de  instrumentengroep  branden  en  klinkt
er een geluidssignaal. Verder verschijnt in de
instrumentengroep  gedurende  minimaal  vijf
seconden  de  melding  "Tire  Low"  (lage
bandenspanning)  en  wordt  een  afbeelding
van de bandenspanning(en) getoond, waarin de  banden  met een te lage  spanning  in  een
andere kleur worden weergegeven.
Waarschuwing van het bandenspanningscon -
trolesysteem
Als dit gebeurt, dient u direct te stoppen en
de  banden  met  te  lage  spanning  (in  een
afwijkende  kleur  in  de  afbeelding  in  de
instrumentengroep)  op  de  spanning  te
brengen  die  in  de  bandenspanningstabel
staat vermeld. Zodra het systeem de nieuwe
bandenspanningen  heeft  ontvangen,  wordt
het systeem  automatisch bijgewerkt,  krijgen
de  spanningswaarden  op  het  grafische
display  in  de  instrumentengroep  weer  hun
oorspronkelijke  kleur  en  gaat  het  banden -
spanningslampje uit. 
OPMERKING:
Bij  het  vullen  van  warme  banden,  moet  de
bandenspanning  mogelijk  worden  verhoogd
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 102   
Page 105 of 344

103
met  28  kPa  (4  psi)  boven  de  aanbevolen
waarde  die  in  de  bandenspanningstabel
(koud) staat vermeld, zodat het bandenspan-
ningslampje wordt uitgeschakeld.
  Het  is  mogelijk  dat  u  eerst  ongeveer
10 minuten  met  een  snelheid  hoger  dan
24 km/u  (15 mph)  moet  rijden,  voordat  het
bandenspanningscontrolesysteem  deze
informatie ontvangt.
Waarschuwing onderhoud bandenspanningscon -
trolesysteem
Als  een  systeemstoring  wordt  gedetecteerd,
knippert  het  bandenspanningslampje  gedu -
rende  75  seconden  en  vervolgens  blijft  het
continu  branden.  Bij  een  systeemstoring
wordt  ook  een  geluidssignaal  weergegeven.
Ook  wordt  in  de  instrumentengroep  ten
minste  vijf  seconden  lang  de  melding
"SERVICE  TIRE  PRESSURE  SYSTEM"
(onderhoud  bandenspanningscontrolesy -
steem)  weergegeven.  Daarna  worden  er
streepjes  (-  -)  getoond  in  plaats  van  de
bandenspanningswaarden  om  aan  te  geven
welke sensor niet meer werkt.
Als  het  contact  wordt  uitgeschakeld  en
vervolgens weer ingeschakeld, zal deze reeks
worden herhaald wanneer de systeemstoring
zich nog steeds voordoet. Als de systeemsto -ring  is  opgeheven,  stopt  het  bandenspan
-
ningslampje  met  knipperen,  verdwijnt  het
bericht  "SERVICE  TIRE  PRESSURE
SYSTEM"  (onderhoud  bandenspanningscon -
trolesysteem) en verschijnt er een spannings -
waarde  in  plaats  van  de  streepjes.  Een
systeemstoring  kan  de  volgende  oorzaken
hebben:
Storing  door  elektronische  apparatuur  of
als  men  langs  installaties  rijdt  die
dezelfde  radiofrequenties  afgeven  als  de
bandenspanningssensoren
Installatie  van  een  bepaalde  kleur  ramen
die men later aanbrengt waardoor de radi -
ogolfsignalen worden beïnvloed
Veel  sneeuw  of  ijs aan de  wielen  of  in de
wielkasten
Het gebruik van sneeuwkettingen
Het  gebruik  van  wielen/banden  die  niet
zijn  voorzien  van  bandenspanningssen -
soren
Auto's  met  compact  reservewiel  of  full-size
reservewiel met alternatieve afmetingen  
1. Het compacte reservewiel of het full-size reservewiel  met  alternatieve  afmetingen
is  niet  voorzien  van  een  bandenspan -ningssensor.  Daarom  wordt  de  banden
-
spanning  van  het  compacte  reservewiel
niet  door  het  bandenspanningscontrole -
systeem geregistreerd.
2. Als  u  het  compacte  of  een  niet-overeen -
komend  full-size  reservewiel  aanbrengt
op de plaats van een band met een span -
ning onder de waarschuwingsgrens, blijft
het  bandenspanningslampje  branden  en
klinkt  er  een  geluidssignaal  wanneer  u
het contact uit en weer inschakelt. Daar -
naast  wordt  de  bandenspanningswaarde
in de afbeelding in de instrumentengroep
met een andere kleur aangegeven.
3. Nadat  u  maximaal  10 minuten  met  een snelheid  van  meer  dan  24 km/u  (15 mph)hebt  gereden,  gaat  het  bandenspannings -
lampje  gedurende  75  seconden  knipperen
en  vervolgens  continu  branden.  Verder
verschijnt  gedurende  vijf  seconden  in  de
instrumentengroep het bericht "Service tire
pressure system” (onderhoud bandenspan -
ningscontrolesysteem)  en  worden  er
streepjes (- -) weergegeven in plaats van de
bandenspanning.
4. Bij  elke  volgende  start  klinkt  er  een geluidssignaal,  knippert  het  banden -
spanningslampje  75  seconden  en  blijft
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 103   
Page 106 of 344

VEILIGHEID
104
het  vervolgens  aanhoudend  branden,
terwijl  in  de  instrumentengroep  gedu-
rende  vijf  seconden  het  bericht
"SERVICE  TIRE  PRESSURE  SYSTEM"
(onderhoud  bandenspanningscontrolesy -
steem)  verschijnt.  Vervolgens  worden  er
streepjes (-  -) weergegeven in plaats  van
de bandenspanning.
5. Zodra de oorspronkelijke band is gerepa -
reerd  of  vervangen  en  op  de  auto  wordt
gemonteerd  in  plaats  van  het  compacte
reservewiel  of  het  full-size  reservewiel
met  alternatieve  afmetingen,  wordt  het
bandenspanningscontrolesysteem  auto -
matisch  bijgewerkt.  Voorts  gaat  het
bandenspanningslampje  uit  en  geeft  de
afbeelding  in  de  instrumentengroep  de
nieuwe  spanningswaarde  weer  in  plaats
van de streepjes (- -), tenzij de spanning
in  één  van  de  vier  geplaatste  banden
onder de waarschuwingsgrens ligt. Het is
mogelijk  dat  u  eerst  ongeveer
10 minuten met een snelheid hoger dan
24 km/u  (15 mph)  moet  rijden,  voordat het  bandenspanningscontrolesysteem
deze informatie ontvangt. Voertuigen met passend full-size reservewiel
1. Wanneer uw voertuig is uitgerust met een
passend  full-size reservewiel,  heeft  deze
een  bandenspanningssensor  en  kan  de
bandenspanning  van  het  reservewiel
worden  bewaakt  via  het  bandenspan -
ningscontrolesysteem  (TPMS)  wanneer
het reservewiel wordt gemonteerd.
2. In  het  geval  dat  het  passende  full-size reservewiel  is  vervangen  door  een  origi -
neel  wiel  met  lage  spanning,  zal  bij  het
volgende inschakelen van het contact het
bandenspanningslampje  nog  steeds
branden,  een  geluidssignaal  klinken  en
op  het  grafische  display  nog  steeds  de
lage bandenspanning in een andere kleur
worden weergeven.
3. Door  met  het  voertuig  gedurende 20 minuten  sneller  dan  24 km/u
(15 mph) te rijden gaat het bandenspan -
ningslampje  uit,  op  voorwaarde  dat  de
bandenspanning in geen van de originele
wielen  beneden  de  waarschuwingsgrens
voor te lage druk ligt.Bandenspanningscontrolesysteem uitschakelen - 
indien aanwezig
Het  bandenspanningscontrolesysteem  kan
worden uitgeschakeld als alle vier de wielen
met  banden  worden  vervangen  door  wielen
met  banden  die  geen  bandenspanningssen -
soren  hebben,  bijvoorbeeld  wanneer  winter -
banden op het voertuig worden gezet.
Om  het  bandenspanningscontrolesysteem
uit  te  schakelen,  moeten  alle  vier  de  (origi -
nele)  banden  met  wielen  met  bandenspan -
ningssensoren  weer  vervangen  worden  door
banden  zijn  voorzien  van  bandenspannings -
sensoren.  Rijd  vervolgens  gedurende
10 minuten met een snelheid van meer dan
24 km/u  (15 mph).  Het  bandenspan -
ningscontrolesysteem  geeft  een  geluidssig -
naal  weer,  het  bandenspanningslampje
knippert  75  seconden  lang  en  blijft  daarna
branden.  In  de  instrumentengroep  wordt  de
melding  "SERVICE  TIRE  PRESSURE
SYSTEM"  (onderhoud  bandenspanningscon -
trolesysteem)  weergegeven  en  vervolgens
worden  er  streepjes  (--)  weergegeven  in
plaats van de bandenspanningswaarden.
De eerstvolgende keer dat het contact wordt
ingeschakeld,  zal  het  bandenspanningscon -
trolesysteem  niet  langer  een  geluidssignaal
weergeven  en  wordt  de  melding  "SERVICE
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 104   
Page 107 of 344

105
TIRE  PRESSURE  SYSTEM"  (onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem)  niet
langer getoond in de instrumentengroep. De
streepjes  (--)  blijven  echter  de  plaats
innemen van de spanningswaarden.
Om  het  bandenspanningscontrolesysteem
weer  in  te  schakelen,  moeten  alle  vier  de
wielen  en  banden  weer  worden  vervangen
door  banden  die  voorzien  zijn  van  banden-
spanningssensoren.  Rijd  vervolgens  maxi -
maal 10 minuten met een snelheid van meer
dan  24 km/u  (15 mph).  Het  bandenspan -
ningscontrolesysteem  geeft  een  geluidssig -
naal  weer,  het  bandenspanningslampje
knippert  75  seconden  lang  en  gaat  daarna
uit.  In  de  instrumentengroep  wordt  de
melding  "SERVICE  TIRE  PRESSURE
SYSTEM"  (onderhoud  bandenspanningscon -
trolesysteem)  weergegeven  en  vervolgens
worden  de  spanningswaarden  in  plaats  van
de  streepjes  weergegeven.  Als  het  voertuig
opnieuw  wordt  gestart,  zal  de  melding
"SERVICE  TIRE  PRESSURE  SYSTEM"
(onderhoud  bandenspanningscontrolesy -
steem)  niet  meer  verschijnen  zolang  zich
geen systeemstoring voordoet.VEILIGHEIDSSYSTEMEN 
VOOR INZITTENDEN 
Een  zeer  belangrijke  veiligheidsvoorziening
in  uw  auto  zijn  de  veiligheidssystemen  voor
inzittenden:
Beveiligingssystemen voor inzittenden 
Veiligheidsgordelsystemen
Airbagsystemen
Kinderzitjes
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen  behoren  voor
bepaalde  modellen  mogelijk  tot  de  stan -
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen.  Vraag  het  bij  twijfel  aan  een
erkende dealer.
Belangrijke veiligheidsmaatregelen
Lees  de  informatie  in  dit  hoofdstuk
aandachtig door. Hierin wordt uitgelegd  hoe
u  het  beveiligingssysteem  voor  inzittenden
op de juiste wijze gebruikt om uw passagiers
en uzelf optimaal te beschermen. Hier  volgen  enkele  eenvoudige  adviezen  om
het  risico  op  letsel  door  een  geactiveerde
airbag te verminderen:
1. Kinderen  van  12  jaar  en  jonger  moeten
altijd goed vastgegespt op de achterbank
van  een  voertuig  met  een  achterbank
worden vervoerd.
Waarschuwingslabel op zonneklep  voorpassagier
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 105   
Page 108 of 344

VEILIGHEID
106
(Vervolgd)
2. Een kind  dat niet groot genoeg is om deveiligheidsgordel  op  de  juiste  wijze  te
dragen (Raadpleeg de paragraaf "Kinder -
zitjes"  in  dit  hoofdstuk  voor  meer  infor -
matie),  moet  worden  vastgezet  in  een
geschikt kinderzitje of op een zitverhoger
met gordelbevestiging op de achterbank.
3. Wanneer een kind van 2 tot 12 jaar (niet in  een  tegen  de  rijrichting  geplaatst
kinderzitje)  op  de  passagiersstoel  moet
worden  vervoerd,  schuif  dan  de  stoel  zo
ver mogelijk naar achteren en gebruik het
geschikte type kinderzitje. Raadpleeg de
paragraaf  "Kinderzitjes"  in  dit  hoofdstuk
voor meer informatie.
4. Sta  nooit  toe  dat  kinderen  de  schouder -
gordel  onder  de  arm  door  dragen  of
achter de rug langs laten lopen.
5. Lees de instructies bij het kinderzitje, om er zeker  van te  zijn dat u het  zitje op de
juiste manier gebruikt.
6. Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsveiligheidsgordel  op  de  juiste
wijze dragen.
7. Schuif de stoelen van bestuurder en voor -
passagier  zo  ver  naar  achteren  als  prak -tisch  mogelijk  is,  zodat  de  frontairbags
ruimte  hebben  om  te  kunnen  worden
opgeblazen.
8. Leun  niet  tegen  het  portier  of  het  raam. Als  de  auto  is  uitgerust  met  zijairbags,
worden  die  tijdens  een  aanrijding
krachtig  opgeblazen in  de  ruimte tussen
de inzittenden en het portier waardoor de
inzittenden letsel kunnen oplopen.
9. Indien  het  airbagsysteem  in  dit  voertuig aangepast moet worden aan een persoon
met  lichamelijke  beperkingen,  raad -
pleegt  u  het  hoofdstuk  "Klantenservice"
voor  contactinformatie  van  de  klanten -
service.
Veiligheidsgordelsystemen 
Draag  altijd  de  veiligheidsgordels,  ook
tijdens korte ritten, ook al bent u een ervaren
bestuurder.  Een  andere  bestuurder  kan
fouten maken en een aanrijding veroorzaken
 WAARSCHUWING!
Plaats  nooit  een  kinderzitje  tegen  de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door  een  actieve  frontairbag!  Dit  kan
leiden  tot  ernstig  letsel  of  de  dood  van
het kind.
Wij  raden  u  aan  kinderen  altijd  in  een
kinderzitje  op  de  achterbank  te  voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel  voorin  te  vervoeren  in
een  tegen  de  rijrichting  in  geplaatst
kinderzitje,  dan  moeten  de  front-  en
zij-airbag  aan  de  passagierszijde  (voor
bepaalde  uitvoeringen/landen)  worden
uitgeschakeld  via  het  menu  Setup
(instellingen). Zorg er altijd voor dat het
controlelampje van de uitschakeling van
de  airbag  brandt  bij  gebruik  van  een
kinderzitje. De passagiersstoel moet ook
zo  ver  mogelijk  naar  achteren  worden
geplaatst  om  te  voorkomen  dat  het
kinderzitje  in  aanraking  komt  met  het
dashboard.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder -
zitje  tegen  de  rijrichting  in,  ernstig  of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
 WAARSCHUWING! (Vervolgd)
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 106   
Page 109 of 344

107
waarbij  u  betrokken  raakt.  Dit  kan  ver  van
huis gebeuren, maar ook in uw eigen straat.
Onderzoek heeft aangetoond dat veiligheids-
gordels  levens  redden  en  bij  ongevallen  de
ernst  van  het  letsel  kunnen  verminderen.
Zeer ernstig letsel komt voor als personen uit
de  auto  worden  geslingerd.  Veiligheidsgor -
dels  voorkomen  dit  en  verminderen  de  kans
op  letsel  door  aanraking  met  de  binnenkant
van de auto. Iedere inzittende van een motor -
voertuig  hoort  te  allen  tijde  een  veiligheids -
gordel te dragen.
Geavanceerd 
autogordelwaarschuwingssysteem 
(BeltAlert) 
BeltAlert  voorstoelen  en  achterbank  (indien
aanwezig)
  BeltAlert  is  een  voorziening  die  de
bestuurder  en  voorpassagier  eraan  herinnert
de  veiligheidsgordel  om  te  doen. De  functie
BeltAlert  is  actief  wanneer  de  contactscha -
kelaar in de stand START of ON/RUN staat.
Eerste indicatie
Als  de  veiligheidsgordel  van  de  bestuurder
niet  is  vastgegespt  nadat de  contactschake -
laar  aanvankelijk in  de  stand START of  ON/ RUN wordt gezet, klink er gedurende enkele
seconden  een  geluidssignaal.  Als  de  veilig
-
heidsgordel van de bestuurder of  voorpassa -
gier  nog  niet  is  vastgegespt  wanneer  de
contactschakelaar in de stand START of ON/
RUN  wordt  gezet,  gaat  het  rode  waarschu -
wingslampje  voor  de  veiligheidsgordels
branden  totdat  de  gordels  zijn  vastgegespt.
Het  desbetreffende  groene  waarschuwings -
lampje  voor  de  veiligheidsgordels  gaat
branden  wanneer  de  gordel  is  vastgegespt.
Nadat  de  bestuurder  en  voorpassagier  hun
veiligheidsgordel  hebben  vastgegespt,  gaan
alle  waarschuwingslampjes  voor  de  veilig -
heidsgordels  uit.  BeltAlert  voor  de  voorstoel
aan passagierszijde is niet actief wanneer er
niemand in de stoel zit.
Waarschuwingenreeks van BeltAlert
De waarschuwingenreeks van BeltAlert wordt
geactiveerd  wanneer  het  voertuig  een
bepaalde voertuigsnelheid overschrijdt en de
veiligheidsgordel  van  de  bestuurder  of  voor -
passagier  niet  is  vastgegespt  (BeltAlert  voor
de voorstoel aan passagierszijde is niet actief
wanneer er niemand in de stoel zit). De waar -
schuwingenreeks  van  BeltAlert  begint  met
het  desbetreffende  knipperende  waarschu -
wingslampje  voor  de  veiligheidsgordels  en
een  geluidssignaal  met  tussenpozen.  Nadat de  waarschuwingenreeks  van  BeltAlert  is
voltooid,  het  blijft  het  rode  waarschuwings
-
lampje  voor  de  veiligheidsgordels  branden
totdat  de  veiligheidsgordels  van  de
bestuurder  en  voorpassagier  zijn  vastge -
gespt.  De  waarschuwingenreeks  van  BeltA -
lert  kan  afhankelijk  van  de  voertuigsnelheid
worden herhaald totdat de veiligheidsgordels
van de bestuurder en voorpassagier zijn vast -
gegespt.  De  bestuurder  behoort  alle  inzit -
tenden erop te wijzen hun veiligheidsgordels
vast te gespen.
Statusverandering
Als de bestuurder of voorpassagier zijn veilig -
heidsgordel  losmaakt  terwijl  het  voertuig
rijdt,  begint  de  waarschuwingenreeks  van
BeltAlert  totdat  de  veiligheidsgordels  weer
zijn vastgegespt.
BeltAlert  voor  de  voorstoel  aan  passagiers -
zijde is niet actief wanneer er niemand in de
stoel  zit.  BeltAlert  kan  worden  geactiveerd
wanneer zich op de voorstoel aan passagiers -
zijde een dier of voorwerp bevindt of wanneer
de stoel is neergeklapt (indien deze voorzie -
ning  aanwezig  is).  Het  wordt  aanbevolen
huisdieren  aangelijnd,  of  in  een  met  de
veiligheidsgordels  bevestigde  reismand,  op
de achterbank (indien aanwezig) te vervoeren
en bagage goed op te bergen.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 107   
Page 110 of 344

VEILIGHEID
108
BeltAlert achterbank (indien aanwezig)
BeltAlert  voor  de  achterbank  toont  de
bestuurder  of  de  veiligheidsgordels  op  de
achterbank  zijn  vastgegespt  of  losgemaakt
(indien  uitgerust  met  BeltAlert  voor  achter-
bank). Als de contactschakelaar in  de stand
START of ON/RUN staat, gaat een waarschu -
wingslampje voor de veiligheidsgordels   in
de  rechterbovenhoek  van  de  instrumenten -
groep  branden  voor  elke  zitplaats  op  de
tweede  rij  (indien  uitgerust  met  BeltAlert
voor  de  achterbank).  De  waarschuwingen -
reeks  voor  BeltAlert  voor  de  achterbank
wordt  geactiveerd  wanneer  het  voertuig
boven  een  gespecificeerd  snelheidsbereik
rijdt.
Als een veiligheidsgordel op de achterbank is
vastgegespt, gaat het groene waarschuwings -
lampje  van  BeltAlert  voor  de  veiligheids -
gordel  voor  de  betreffende  zitplaats  continu
branden.  Als  een  inzittende  achterin  geen
veiligheidsgordel  draagt,  begint  de  waar -
schuwingenreeks  voor  BeltAlert  (indien
uitgerust met BeltAlert voor de achterbank).
Het  betreffende  waarschuwingslampje  voor
de  veiligheidsgordels  brandt  continu  rood.
Als  de  veiligheidsgordel  niet  is  vastgegespt
wanneer  u  sneller  rijdt  dan  een  bepaalde
snelheid, knippert het waarschuwingslampje voor  de  veiligheidsgordel van de  achterbank
rood en  klinkt  er een continu geluidssignaal
gedurende  ongeveer  30  seconden  als  de
status  van  de  gespen  van  de  veiligheids
-
riemen  achter  niet  verandert.  Als  een  inzit -
tende  achterin  een  veiligheidsgordel
losmaakt  terwijl het  voertuig rijdt, begint de
waarschuwingscyclus  opnieuw  en  verandert
het  waarschuwingslampje  voor  de  veilig -
heidsgordels  achter  voor  die  zitplaats  van
groen in rood. Dit waarschuwt de bestuurder
om  het voertuig  te  stoppen totdat  de passa -
gier  op  de  achterbank  de  veiligheidsgordel
weer omdoet. Alle BeltAlert-lampjes voor de
achterbank  blijven  ongeveer  60  seconden
branden (indien uitgerust met BeltAlert voor
de achterbank).
Het  waarschuwingslampje  voor  de  veilig -
heidsgordel geeft aan  of een  zitplaats  op de
achterbank  niet  bezet  is  en  de  veiligheids -
gordel niet is vastgemaakt  . Als de achter -
bank  is  verwijderd  (bij  auto's  met  een
verwijderbare  achterbank),  branden  bij  het
waarschuwingslampje  voor  de  veiligheids -
gordel twee streepjes  . BeltAlert  voor  de  bestuurder  en  voorpassa
-
gier kan door een erkende dealer worden in-
en  uitgeschakeld.  BeltAlert  voor  de  achter -
bank  kan  niet  worden  uitgeschakeld.  FCA
raadt het uitschakelen van BeltAlert af.
OPMERKING:
Als  BeltAlert  voor  de  voorstoelen  is  uitge -
schakeld,  gaat  het  waarschuwingslampje
voor de veiligheidsgordel van  de  voorstoelen
branden  en  blijft  het  branden  totdat  de
veiligheidsgordels van de bestuurder en voor -
passagier zijn vastgegespt.
Driepuntsgordels   
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitgerust met
driepuntsgordels.
Het  oprolmechanisme  blokkeert  alleen  bij
noodstops of aanrijdingen. Daardoor kan het
schouderdeel van de veiligheidsgordel onder
normale  omstandigheden  vrij  bewegen.  Bij
een  aanrijding  wordt  de  veiligheidsgordel
echter geblokkeerd om het risico te beperken
dat u in aanraking komt met de binnenzijde
van de auto of uit de auto wordt geslingerd.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 108