display Lancia Musa 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2010Pages: 218, PDF Size: 3.72 MB
Page 129 of 218

Kwaliteitsverlies van de motorolie wordt
versneld door:
– overwegend stadsgebruik van het voer-
tuig, waardoor de frequentie van het re-
generatieproces van het DPF toeneemt
– gebruik van het voertuig voor korte
trajecten, waardoor de motor de bedrijf-
stemperatuur niet kan bereikene
– herhaalde onderbrekingen van het re-
generatieproces, aangegeven door het
branden van het DPF-lampje.
128
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
BRANDEN CONTINU:
TE LAGE
MOTOROLIEDRUK
(rood)
KNIPPEREN: OLIEKWALITEIT
ONVOLDOENDE (alleen Multijet-
uitvoeringen met DPF - rood)
Als de contactsleutel op MARwordt
gezet, gaat het lampje branden; direct
na het aanslaan van de motor moet het
lampje doven.
Te lage motoroliedruk
Het lampje brandt continu (voor be-
paalde uitvoeringen/markten, waar
voorzien) en verschijnt er een bericht
op het display wanneer het systeem
detecteert dat de motoroliedruk te laag
is.
v
Als het lampje vtijdens
het rijden gaat branden
(op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display),
zet dan onmiddellijk de motor uit
en wendt u tot het Lancia Service-
netwerk
ATTENTIE
Als het lampje gaat bran-
den, moet de oude motoro-
lie zo snel mogelijk, en ieder geval
binnen 500 km nadat het lampje is
gaan branden, worden ververst.
Als deze informatie niet in acht
wordt genomen, kan dit ernstige
schade aan de motor en het verval-
len van de garantie tot gevolg heb-
ben. Het knipperen van dit lampje
heeft niets te maken heeft met de
hoeveelheid olie in de motor; wan-
neer het lampje gaat knipperen
moet u dus absoluut geen olie aan
de motor toevoegen.
ATTENTIE
2. Oliekwaliteit onvoldoende
(alleen Multijet-uitvoeringen met
DPF)
Het lampje knippert en er verschijnt
(voor bepaalde uitvoeringen/markten,
waar voorzien) een bericht op het dis-
play. Afhankelijk van de uitvoering kan
het lampje op een van de volgende wij-
zen knipperen:
– gedurende 1 minuut om de twee uur;
– tot de olie wordt ververst, waarbij het
lampje om de 3 minuten 5 seconden uit
blijft.
Na de eerste melding blijft het lampje na
iedere start knipperen op de eerder be-
schreven wijzen zolang de motorolie niet
is ververst. Er verschijnt een bijbeho-
rende melding op het display (voor be-
paalde uitvoeringen/markten, waar
voorzien).
Als dit lampje gaat knipperen betekent
dit niet dat er sprake is van een defect
aan het voertuig, maar wordt de klant
gewaarschuwd over het feit dat het nor-
male gebruik van het voertuig heeft ge-
leid tot de noodzaak van olieverversing.
Page 130 of 218

129
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACH-
TIGING „DUALDRIVE”
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje do-
ven.
Als het lampje blijft branden, werkt
de elektrische stuurbekrachtiging niet
meer en is meer kracht nodig voor het
draaien van het stuur: wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
g
NIET GOED
GESLOTEN
PORTIEREN (rood)
Als een of meerdere portieren
of de achterklep niet goed gesloten
zijn, gaat het lampje branden (bij be-
paalde uitvoeringen).
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Als de auto in beweging is met geo-
pende portieren of achterklep, dan
klinkt er een akoestisch signaal.
´
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDELS
(rood)(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Het lampje op het instrumentenpaneel
gaat continu branden als bij stilstaande
auto de veiligheidsgordel aan bestuur-
derszijde niet goed is omgelegd. Als de
auto rijdt en de veiligheidsgordel aan
bestuurderszijde is niet goed omgelegd,
dan gaat het lampje knipperen en
klinkt tegelijkertijd een akoestisch sig-
naal (zoemer). Het akoestische signaal
(zoemer) van het SBR-systeem (Seat
Belt Reminder) kan permanent worden
uitgeschakeld door het Lancia Service-
netwerk. Het systeem kan weer worden
geactiveerd via het setup-menu.<
>
STORING EBD
(rood)
(geel)
Als bij een draaiende motor tegelijker-
tijd de waarschuwingslampjes xen>
gaan branden, dan is er een storing in
het EBD-systeem of is het systeem niet
beschikbaar; in dat geval kunnen bij
hard remmen de achterwielen vroegtij-
dig blokkeren waardoor de auto kan
slippen. Rijd direct zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde werkplaats van
het Lancia Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
x
STORING
INSPUITSYSTEEM
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
STORING MOTOR MA-
NAGEMENTSYSTEEM
EOBD (benzine-
uitvoeringen – geel)
Storing in inspuitsysteem
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
moet doven nadat de motor is aange-
slagen.
Als het lampje blijft branden of tij-
dens het rijden gaat branden, dan
duidt dit op een storing in het in-
spuitsysteem. Dit kan tot gevolg heb-
ben dat de prestaties verminderen, de
auto slechter gaat rijden en het brand-
stofverbruik toeneemt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de mo-
tor te eisen of met hoge snelheid te rij-
den. Wendt u in dit geval zo snel mo-
gelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
U
Page 131 of 218

130
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTENAls u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
Ugaat niet bran-
den of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden (er ver-
schijnt ook een melding op het dis-
play), wendt u dan zo snel mogelijk
tot het Lancia Servicenetwerk. De
werking van het lampje
Ukan met
speciale apparatuur door de ver-
keerspolitie gecontroleerd worden.
Houdt u aan de wetgeving van het
land waarin u rijdt.
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje “brandt als de frontair-
bag aan passagierszijde is uitgescha-
keld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag
aan passagierszijde de contactsleutel
in stand MARdraait, gaat het lampje
“ongeveer 4 seconden branden en
vervolgens 4 seconden knipperen.
Hierna moet het lampje doven.
“
Een defect lampje “wordt
aangegeven door het bran-
den van het lampje
¬. Bovendien
worden de airbags aan passagiers-
zijde (frontairbag en zij-airbag –
indien aanwezig) automatisch uit-
geschakeld. Voordat u verder rijdt,
dient u contact op te nemen met het
Lancia Servicenetwerk om het sys-
teem direct te laten controleren.
ATTENTIE
❒knipperend: duidt op een mogelijke
beschadiging van de katalysator
(zie „EOBD-systeem” in het hoofd-
stuk „Dashboard en bediening”).
Als het lampje knippert, moet het gas-
pedaal worden losgelaten zodat de
motor met lage toerentallen draait en
het lampje niet meer knippert; u kunt
met matige snelheid doorrijden waar-
bij rij-omstandigheden moeten wor-
den vermeden die kunnen leiden tot
het opnieuw gaan knipperen van het
lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot
het Lancia Servicenetwerk. Storing motormanagementsysteem
EOBD
Als u onder normale omstandigheden
de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
het starten van de motor moet het
lampje doven. Het lampje gaat eerst
branden om de juiste werking ervan
aan te geven. Als het lampje blijft
branden of tijdens het rijden gaat
branden:
❒continu branden: duidt op een de-
fect in het inspuit-/ontstekingssys-
teem. Dit kan tot gevolg hebben dat
schadelijke uitlaatgasemissie toe-
neemt, de prestaties verminderen,
de auto slechter gaat rijden en het
brandstofverbruik toeneemt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de mo-
tor te eisen of met hoge snelheid te rij-
den. Als lang met een brandend waar-
schuwingslampje wordt doorgereden,
kunnen beschadigingen ontstaan.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk. Het lampje dooft
als de storing verdwijnt. De storing
wordt door het systeem in het geheu-
gen opgeslagen.
Page 132 of 218

131
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING ABS
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het sys-
teem defect of niet beschikbaar is. In
dat geval blijft het remsysteem nor-
maal werken, maar zonder de moge-
lijkheden van het ABS. Rijd voorzich-
tig verder en wendt u zo snel mogelijk
tot het Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
>
BRANDSTOFRESERVE
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog
ongeveer 6/7 liter brandstof in de
tank aanwezig is.
WAARSCHUWING Als het waarschu-
wingslampje knippert, dan is er een
storing in het systeem. Wendt u in dit
geval tot het Lancia Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren.
K
VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
STORING VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
Voorgloeibougies
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
lampje dooft als de voorgloeibougies
de vooraf ingestelde temperatuur heb-
ben bereikt. Start de motor, zodra het
lampje gedoofd is.
WAARSCHUWING Bij een hoge bui-
tentemperatuur kan het lampje zeer
kort branden.
Storing in voorgloei-installatie
Het lampje gaat knipperen als er een
storing is in de voorgloei-installatie.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
m
WATER IN
BRANDSTOFFILTER
AANWEZIG (Multijet-
uitvoeringen – geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje cgaat branden als er wa-
ter in het dieselfilter zit.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
c
Water in het brandstofsys-
teem kan het inspuitsys-
teem ernstig beschadigen en
de motor kan onregelmatig
gaan draaien. Als het lampje cgaat
branden (er verschijnt ook een mel-
ding op het display), wendt u dan zo
snel mogelijk tot het Lancia Servi-
cenetwerk om de condens te laten af-
tappen. Als het lampje direct na het
tanken gaat branden, bestaat de mo-
gelijkheid dat er tijdens het tanken
water in de brandstoftank is geko-
men: zet in dat geval onmiddellijk de
motor uit en wendt u tot het Lancia
Servicenetwerk.
Page 133 of 218

132
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat bij de volgende om-
standigheden branden.
Storing buitenverlichting
Het lampje gaat branden (bepaalde
uitvoeringen) als er een storing is in
een van de volgende systemen:
– parkeerlicht
– remlichten (behalve derde remlicht)
– mistachterlichten
– richtingaanwijzers
– kentekenverlichting.
De storing kan betreffen: doorbran-
den van een of meer lampen, door-
branden van de bijbehorende zekering
of een onderbreking in de elektrische
verbinding.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Verstopt roetfilter
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als het roet-
filter verstopt is en de rijomstandighe-
den verhinderen dat de regeneratiepro-
cedure automatisch wordt uitgevoerd.
è
Voor de regeneratieprocedure en ver-
volgens het reinigen van het filter ra-
den wij u aan te blijven rijden, totdat
de weergave van het lampje verdwijnt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden bij een sto-
ring in de motoroliedruksensor. Wendt
u zo snel mogelijk tot het Lancia Ser-
vicenetwerk.
Storing schemer-/regensensor
Het lampje gaat branden als er een
storing is in de schemer- en regensen-
sor. Wendt u zo snel mogelijk tot het
Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Brandstofnoodschakelaar
geactiveerd
Het lampje gaat branden als de brand-
stofnoodschakelaar is ingeschakeld.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding. STORING
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
– LANCIA CODE (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
zet, dan gaat het lampje één keer
knipperen en dooft vervolgens.
Als het lampje, met de contactsleutel
in stand MAR, blijft branden, dan
duidt dit op een mogelijke storing (zie
„Lancia CODE” in het hoofdstuk
„Dashboard en bediening”).
BELANGRIJK Als de lampjes Uen
Ytegelijk branden, dan is er een
storing in de Lancia CODE.
Als bij een draaiende motor het
lampje
Yknippert, dan wordt de
auto niet beveiligd door het systeem
(zie de paragraaf „Lancia Code” in
het hoofdstuk „Dashboard en bedie-
ning”).
Wendt u tot het Lancia Servicenet-
werk om alle sleutels in het geheugen
te laten opslaan.
Y
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Het lampje gaat branden als de mist-
achterlichten worden ingeschakeld.
4
Page 134 of 218

133
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
Snelheidslimiet overschreden
Op het display verschijnt een melding
als de ingestelde snelheidslimiet wordt
overschreden (zie „Multifunctioneel
display” in het hoofdstuk „Dashboard
en bediening”).
VERSLETEN
REMBLOKKEN (geel)
Het lampje gaat branden als
de remblokken voor versleten zijn; laat
deze in dat geval zo snel mogelijk ver-
vangen.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
ten gaan moet het voertuig tot aan het
einde van het regeneratieproces in be-
weging blijven. Het proces duurt ge-
middeld 15 minuten. De optimale con-
dities voor beëindiging van het proces
worden bereikt door het voertuig met
een snelheid van 60 km/u te laten rij-
den met een toerental boven 2000/min.
Als dit lampje gaat branden betekent
dit niet dat er sprake is van een defect
aan het voertuig en is het dus ook niet
nodig om de auto naar de garage te
brengen. Als het lampje gaat branden,
wordt er tevens een melding op het dis-
play weergegeven (voor bepaalde uit-
voeringen/markten, indien van toe-
passing).
d
DPF (ROETFILTER)
WORDT GEREINIGD
(alleen Multijet-
uitvoeringen met DPF-
geel)
Als u het contactslot op MARdraait,
gaat het lampje branden. Het moet
echter na enkele seconden doven. Het
lampje brandt continu om de klant te
laten weten dat het DPF-systeem de
opgehoopte schadelijke stoffen (roet)
middels het regeneratieproces moet
verwijderen. Het lampje gaat niet bij
elk DPF-regeneratieproces branden,
maar alleen als de rijvoorwaarden zo-
danig zijn dat dit aan de klant gemeld
moet worden. Om het lampje uit te la-
h
BUITENVERLICHTING
EN DIMLICHTEN
(groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Buitenverlichting en dimlicht
Het lampje gaat branden als de bui-
tenverlichting of het dimlicht wordt
ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit sys-
teem wordt gebruikt (zie „Follow me
home” in het hoofdstuk „Dashboard
en bediening”).
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
3
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de mist-
lampen voor worden ingeschakeld.
5
De snelheid moet altijd
worden afgestemd op de
verkeerssituatie en de weersom-
standigheden en de toepasselijke
verkeersregels. De motor kan wor-
den afgezet terwijl het DPF-lampje
brandt, maar herhaalde onderbre-
kingen van het regeneratieproces
kunnen voortijdig kwaliteitsverlies
van de motorolie tot gevolg hebben.
Daarom verdient het altijd aanbe-
veling te wachten tot het lampje uit
is gegaan voordat u de motor afzet,
rekening houdend met hetgeen hier-
boven is beschreven. Het verdient
geen aanbeveling de DPF-genera-
tie te voltooien terwijl het voertuig
stilstaat.
ATTENTIE
Page 135 of 218

134
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
RICHTINGAANWIJZER
LINKS
(groen – knipperend)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omlaag wordt
gezet of, tegelijkertijd met het lampje
van de rechter richtingaanwijzer, als
de drukknop voor de waarschuwings-
knipperlichten wordt ingedrukt.
F
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS
(groen – knipperend)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omhoog wordt
gezet of, tegelijkertijd met het lampje
van de linker richtingaanwijzer, als de
drukknop voor de waarschuwings-
knipperlichten wordt ingedrukt.
D
INSCHAKELING
ELEKTRISCHE STUUR -
BEKRACHTIGING
„DUALDRIVE”
(symbool op display)
Het opschrift CITY gaat branden op
het display als deze stand van de elek-
trische stuurbekrachtiging „Dual-
drive” wordt ingeschakeld door het
indrukken van de betreffende scha-
kelaar. Als opnieuw op de knop wordt
gedrukt, dooft het opschrift CITY.
CITY
SNELHEIDSREGELAAR
(CRUISE-CONTROL)
(groen)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje op het instrumentenpaneel
brandt als de draaiknop van de
cruise-control in stand ONstaat.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Ü
GROOTLICHT
(blauw)
Het lampje gaat branden als het
grootlicht wordt ingeschakeld.
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur gelijk is aan
of lager wordt dan 3 °C, dan verschijnt
op het display het symbool
❄en een
waarschuwingsbericht, en knippert de
temperatuuraanduiding om aan te ge-
ven dat er kans op gladheid bestaat.
BEPERKTE ACTIERADIUS
Op het display verschijnt een bericht
om de gebruiker te waarschuwen als
de actieradius van de auto kleiner
wordt dan 50 km (of 30 mijl) of bij een
brandstofvoorraad kleiner dan 4 liter.
1
Page 178 of 218

177
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Voorkom contact tussen de
zeer corrosieve remvloeistof
en de lak. Als remvloeistof
wordt gemorst, moet de
lak onmiddellijk met water worden
afgespoeld.
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per on-
geluk remvloeistof wordt gemorst,
moeten de betreffende delen on-
middellijk worden gewassen met
water en neutrale zeep en daarna
met veel water worden afgespoeld.
Bij inslikken dient onmiddellijk
een arts te worden geraadpleegd.
ATTENTIE
Het symbool πop het re-
servoir geeft aan dat syn-
thetische remvloeistof en geen mi-
nerale vloeistof moet worden
gebruikt. Het gebruik van minerale
vloeistoffen moet absoluut worden
vermeden, omdat de rubbers in het
remsysteem door deze vloeistoffen
worden beschadigd.
ATTENTIE
DIESELFILTER
(„green filter”)
CONDENS AFTAPPEN
(Multijet-uitvoeringen)
Water in het brandstofsys-
teem kan het inspuitsys-
teem ernstig beschadigen en de mo-
tor kan onregelmatig gaan draaien.
Als het lampjecop het instrumen-
tenpaneel gaat branden of als er een
melding op het instelbare multi-
functionele display verschijnt (be-
paalde uitvoeringen), wendt u dan
zo snel mogelijk tot het Lancia Ser-
vicenetwerk om het systeem te laten
aftappen. Als het lampje direct na
het tanken gaat branden, bestaat de
mogelijkheid dat er tijdens het tan-
ken water in de brandstoftank is
gekomen: zet in dat geval onmid-
dellijk de motor uit en wendt u tot
het Lancia Servicenetwerk.
ATTENTIEACCULADING
EN ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
De controlewerkzaamheden mogen
uitsluitend door gekwalificeerd perso-
neel worden uitgevoerd bij de kilome-
terstanden en op de wijze die be-
schreven staan in dit instructieboekje.
Het eventueel bijvullen mag uitslui-
tend worden uitgevoerd door gespe-
cialiseerd personeel van het Lancia
Servicenetwerk.
De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen.
Houd open vuur en vonkvormende
apparaten verwijderd van de accu:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
ACCU
De accu van de auto is „onderhouds-
arm”: onder normale gebruiksom-
standigheden is het niet nodig gedes-
tilleerd water bij te vullen.
Page 207 of 218

206
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
Aansteker (rokerskit) ............. 75
ABS (het systeem) ................. 85
Accu
- acculading en elektrolytniveau
controleren ........................ 177
– interval ............................ 178
– starten met een hulpaccu... 137
Achterklep ............................ 80
Achterruitsproeier
– bediening ......................... 64
– vloeistofniveau ................. 175
Achterruitwisser
– bediening ......................... 64
– sproeier ............................. 182
– wisserblad ........................ 181
Achteruitrijverlichting
– lamp vervangen ................ 154
Afmetingen .......................... 198
Airconditioning, automatisch
met gescheiden regeling ....... 52
Airconditioning,
handbediend ....................... 48
Asbak (rokerskit) .................. 75Auto langere tijd stallen ........ 124
Autoradio
– inbouwvoorbereiding ........ 87
Bagageruimte vergroten ....... 80
Bescherming van het milieu .. 94
Bougies ................................. 191
Brandstof
– brandstofnoodschakelaar . 72
– meter ............................... 21
– verbruik ............................ 204
Brandstofnoodschakelaar (FPS) 72
Buitenverlichting ................... 62
Buitenverlichting
– bediening ......................... 62
– lamp vervangen ................ 152
Carrosserie
– codes carrosserie-
uitvoeringe ....................... 190
– onderhoud ........................ 182
CO
2-emissie .......................... 205Contactslot ............................ 20
Cruise-control ....................... 67
Dakrails .............................. 83
Dashboard ........................... 8
Dashboard en bediening ........ 7
Dashboardkastjes boven......... 73
De sleutels en centrale
portiervergrendeling............. 13
Derde remlicht
– lamp vervangen ................ 154
Dimlicht
– bediening ......................... 62
– lamp vervangen ................ 151
Display, multifunctioneel .......22-25
Dop van brandstoftank ......... 92
Drukknoppen display .......... 22-25
Dualdrive (elektrische
stuurbekrachtiging) ............ 89
EOBD (Het systeem) ............ 86
Extra accessoires ................... 88
ALFABTETISCH REGISTER