Lancia Thesis 2004 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2004, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2004Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 151 of 382

147
BELANGRIJKTijdens de automa-
tische werking van de luchtverdeling,
zijn alle lampjes op de toetsen voor de
luchtverdeling gedoofd. U kunt
handmatig een luchtverdeling kiezen.
In dat geval gaat het lampje op de
betreffende toets branden.
De handmatige instellingen hebben
voorrang boven de automatische
instellingen en blijven in het geheu-
gen opgeslagen totdat de gebruiker
de regeling weer overlaat aan de
automatische werking.
Als handmatig een functie wordt
ingesteld, blijven de andere functies
echter automatisch geregeld.
De luchtopbrengst in het interieur is
onafhankelijk van de snelheid van de
auto omdat de luchtopbrengst elek-
tronisch geregeld wordt door de aan-
jager.
De luchttemperatuur in het interi-
eur wordt altijd automatisch gere-
geld (behalve als het systeem is uit-
geschakeld), op basis van de inge-
stelde temperaturen op de displays
van de bestuurder en de passagier
voor/achter. De volgende parameters en functies
kunnen handmatig worden ingesteld
en gewijzigd:
– luchttemperaturen bestuurders-
zijde/passagiersruimte (voor/ach-
ter);
– aanjagersnelheid (traploze rege-
ling);
– luchtverdeling in zeven standen
(bestuurder/passagiers);
– gespreide luchtverdeling;
– inschakeling compressor;
– voorrang niet gescheiden/
gescheiden regeling (voor/achter);
– snelle ontwaseming/ontdooiing;
– luchtrecirculatie;
– automatische/handmatige bedie-
ning van het systeem;
– achterruitverwarming;
– systeem uitschakelen;
– inschakeling bedieningspaneel
achter.
De functie snelle ontwaseming/ont-
dooiing groepeert een aantal handelin-
gen die een snelle ontwaseming/ont- dooiing van zowel de voor- als de ach-
terruit mogelijk maakt.
Iedere keer als het systeem wordt
uitgeschakeld, wordt na het opslaan
van de instellingen en de functies, de
recirculatie ingeschakeld, waardoor
de omstandigheden worden gereali-
seerd voor de werking van het “Dak
met zonnecellen” (indien aanwezig).
Iedere keer als het systeem weer
wordt ingeschakeld, worden de
functies weer hersteld van voor de
uitschakeling, dit geldt niet voor de
functie snel ontwasemen/ontdooien
die wordt uitgeschakeld.
REGELEENHEID KLIMAATRE-
GELING INITIALISEREN
Iedere keer als de accu wordt losge-
koppeld en daarna weer wordt vast-
gekoppeld of de accu wordt opgela-
den als deze volledig leeg was of na
het vervangen van een zekering,
moet voor een correcte werking van
de portiervergrendeling, de klimaat-
regeling en het ESP-systeem, de
handelingen voor het initialiseren
worden uitgevoerd die in de para-
graaf “Accu loskoppelen” in het
hoofdstuk “Noodgevallen” vermeld
staan.
Page 152 of 382

148
1- Keuzetoets automatische werking
van het systeem (bestuurderszijde)
2 - Draaiknop voor regeling van de
interieurtemperatuur (bestuurderszij-
de)
3 - Toets voor inschakeling lucht-
recirculatie (automatisch, altijd
ingeschakeld of uitgeschakeld)
4 - Display ingestelde interieurtem-
peratuur en status van het systeem
(bestuurderszijde)
5 - Display aanjagersnelheid
6 - Display ingestelde interieurtem-
peratuur en status van het systeem
(passagierszijde)
7 - Toets voor uitschakeling air-
compressor
8 - Draaiknop voor regeling lucht-
temperatuur rechtsvoor (passagiers-
zijde)
9 - Keuzetoets automatische werking
van het systeem (passagierszijde)
10 - Keuzetoetsen voor luchtverde-
ling (passagierszijde voor)
11 - Toets voor inschakeling van
het bedieningspaneel achter
BEDIENINGSPANEEL VOOR (fig. 117)
fig. 117L0A0054b
Page 153 of 382

149
12- Toets voor in-/uitschakeling
achterruit- en spiegelverwarming
13 - Toets voor het verhogen van
de aanjagersnelheid
14 - Toets voor het verlagen van de
aanjagersnelheid
15 - Toets voor in-/uitschakeling
van de snelle ontdooiing/ontwase-
ming van de voorruit, zijruiten voor,
achterruit, buitenspiegels en ruiten-
sproeiermonden
16 - Toets om de ingestelde tempe-
ratuur en de luchtverdeling aan
bestuurderszijde en passagiersruim-
te (voor/achter) te synchroniseren
17 - Interieurtemperatuursensor
18 - Keuzetoetsen voor luchtverde-
ling (bestuurderszijde)
Page 154 of 382

150
Het systeem gebruikt
koelmiddel R134a, dat
voldoet aan de geldende
wetgeving en dat bij lekkage niet
schadelijk is voor het milieu.
Gebruik nooit een ander koel-
middel, omdat andere middelen
ongeschikt zijn voor de compo-
nenten van het systeem.
BEDIENINGSPANEEL ACHTER
(fig. 118)
1 - Draaiknop voor regeling van de
interieurtemperatuur (passagiers-
ruimte achter)
2 - Display ingestelde interieurtem-
peratuur (passagiersruimte achter)
3 - Display aanjagersnelheid 4
- Display status van het systeem
(AUTO, FULL AUTO)
5 - Keuzetoets automatische wer-
king van het systeem (passagiers-
ruimte achter)
6 - Toets voor luchtverdeling naar
beenruimte achterpassagiers
7 - Toets voor het verlagen van de
aanjagersnelheid 8
- Toets voor het verhogen van de
aanjagersnelheid
9 - Toets voor lucht uit luchtroos-
ters middenachter
fig. 118
L0A0101b
Page 155 of 382

151
GEBRUIK VAN DE KLIMAAT-
REGELINGHet systeem kan op verschillende
manieren worden ingeschakeld,
maar wij raden u aan te beginnen
met het indrukken van één van de
toetsen AUTOen vervolgens de
draaiknoppen te draaien om op het
display de gewenste temperaturen in
te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in
drie gedeelten in het interieur regelt,
kunnen de bestuurder en de passa-
gier voor/achter verschillende tem-
peratuurwaarden selecteren. Het
maximaal toegestane verschil is 7
° C.
Op deze manier begint het systeem
volledig automatisch te werken en
wordt de ingestelde temperatuur zo
snel mogelijk te bereikt. Het systeem
handhaaft de ingestelde tempera-
tuur door regeling van de tempera-
tuur, de luchthoeveelheid en de
luchtverdeling in het interieur, en
door het regelen van de recirculatie-
functie en inschakeling van de airco-
compressor. Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem zijn de
enige vereiste handmatige handelin-
gen, het eventuele inschakelen van
de volgende functies:
– MONO, om de ingestelde tempe-
ratuur en de luchtverdeling aan
bestuurders- en passagierszijde
voor/achter te synchroniseren;
– REAR, voor inschakeling van het
bedieningspaneel achter;
– √, voor uitschakeling aircocom-
pressor: onder deze omstandigheden
werkt het systeem alleen als verwar-
ming;
– luchtrecirculatie, om de recircu-
latie altijd in- of uitgeschakeld te
houden;
– -, voor een snelle ontwase-
ming/ontdooiing van de ruiten voor,
de achterruit, de buitenspiegels en
de ruitensproeiermonden;
– (, voor het ontwasemen/ont-
dooien van de achterruit en de bui-
tenspiegels. Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem kunt u op
ieder moment de ingestelde tempe-
raturen, de luchtverdeling en de
aanjagersnelheid met de betreffende
toetsen wijzigen: het systeem zal
automatisch de eigen instellingen
wijzigen en aanpassen aan de nieu-
we vereisten. Als tijdens de volledige
automatische werking ( FULL
AUTO) de luchtverdeling en/of de
luchtopbrengst gewijzigd wordt,
verschijnt het opschrift FULL. Op
deze manier worden de functies niet
langer automatisch geregeld maar
moeten met de hand worden
bediend, totdat u opnieuw de toets
AUTO indrukt. De aanjagersnelheid
is voor alle gedeelten hetzelfde en
kan ook worden gewijzigd met de
bedieningstoetsen achter, indien
beschikbaar.
Als één of meerdere functies hand-
matig zijn ingesteld, blijft de tempe-
ratuur van de in het interieur inge-
voerde lucht automatisch door het
systeem geregeld, behalve bij uitge-
schakelde compressor: in deze situ-
atie kan de temperatuur van de in
het interieur ingevoerde lucht niet
lager zijn dan de buitentemperatuur.
Page 156 of 382

152
BEDIENINGSORGANEN
Draaiknoppen voor regeling
luchttemperatuur (2, 8 fig. 117 -
1 fig. 118)Als u de knoppen naar links of
naar rechts draait, verhoogt of ver-
laagt u de luchttemperatuur respec-
tievelijk in het gedeelte linksvoor
(draaiknop 2 fig. 117), rechtsvoor
(draaiknop 8 fig. 117) of achter
(draaiknop 1 fig. 118) van het inte-
rieur.
Omdat het systeem het klimaat in
drie gedeelten in het interieur regelt,
kunnen de bestuurder en de passagier
voor/achter verschillende tempera-
tuurwaarden selecteren. Het maximaal
toegestane verschil is 7 °
C.
U kunt kiezen voor regeling in de
passagiersruimte voor of voor rege-
ling in passagiersruimte achter; als
het lampje op de knop REAR
gedoofd is, is de temperatuurrege-
ling aan passagierszijde voor inge-
schakeld; als u op de knop REAR
drukt (lampje op de knop brandt),
wordt het bedieningspaneel achter
geactiveerd. De ingestelde temperaturen ver-
schijnen op de displays bij de respec-
tievelijke knoppen.
Als u toets 16(MONO - fig. 117)
indrukt, wordt de temperatuur en de
luchtverdeling aan bestuurderszijde
en in de passagiersruimte voor/ach-
ter automatisch gesynchroniseerd,
waarna u de temperatuur in de twee
gedeelten met de draaiknop aan
bestuurderszijde 2 (fig. 117)kunt
regelen. Met deze functie kan de
temperatuur in het interieur makke-
lijk geregeld worden, als alleen de
bestuurder in de auto zit. De
gescheiden regeling van de tempera-
tuur en de luchtverdeling wordt
automatisch weer hervat als u draai-
knop 8 (fig. 117) of 1 (fig. 118)
draait of nogmaals op toets 16
(MONO - fig. 117) drukt als het
lampje op de toets brandt.
Als u de toetsen helemaal naar
rechts of helemaal naar links draait,
tot aan de uiterste waarden HIof
LO, wordt respectievelijk de functie
van de maximale verwarming of de
maximale koeling ingeschakeld: – Functie
HI(maximale verwar-
ming): wordt ingeschakeld als de
draaiknop van de temperatuur naar
rechts wordt gedraaid, voorbij de
maximale waarde (32 °C). Deze
functie kan worden geactiveerd voor
alleen de bestuurderszijde of de pas-
sagiersruimte (voor/achter) of voor
beide zijden (ook door de functie
MONO te selecteren).
Deze functie kan worden ingescha-
keld als u de lucht in het interieur zo
snel mogelijk wilt verwarmen, waar-
bij maximaal gebruik gemaakt wordt
van de mogelijkheden van het sys-
teem. Deze functie maakt gebruik
van de maximale temperatuur van
de motorkoelvloeistof, terwijl de
luchtverdeling en de snelheid van de
aanjager door het systeem worden
ingesteld op basis van de omgevings-
omstandigheden. Als de motorkoel-
vloeistof niet warm genoeg is, scha-
kelt het systeem niet onmiddellijk de
maximale aanjagersnelheid in, om de
toevoer van te koude lucht in het
interieur te beperken.
Als deze functie is ingeschakeld,
zijn alle handmatige instellingen
toegestaan.
Page 157 of 382

153
Voor het uitschakelen van de func-
tie is het voldoende om de draaiknop
voor de temperatuur naar links te
draaien en de gewenste temperatuur
in te stellen.
– Functie LO(maximale koeling):
wordt ingeschakeld als de draaiknop
van de temperatuur naar links wordt
gedraaid, voorbij de minimum waarde
16 °C . Deze functie kan worden geac-
tiveerd voor alleen de bestuurderszijde
of de passagiersruimte (voor/achter) of
voor beide zijden (ook door het selecte-
ren van de functie MONO).
Deze functie kan worden ingescha-
keld als u de lucht in het interieur zo
snel mogelijk wilt koelen, waarbij
maximaal gebruik gemaakt wordt van
de mogelijkheden van het systeem.
Deze functie schakelt de verwarming
uit en schakelt de luchtrecirculatie en
de aircocompressor in, terwijl de lucht-
verdeling en de snelheid van de aanja-
ger worden ingesteld op basis van de
omgevingsomstandigheden. Als deze
functie is ingeschakeld zijn alle hand-
matige instellingen toegestaan. Voor
het uitschakelen van de functie is het
voldoende om de draaiknop voor de
temperatuur naar rechts te draaien en
de gewenste temperatuur in te stellen. Toetsen voor de instellingen van
de luchtverdeling voor
(10, 18 fig. 117)
Als u op één van de toetsen drukt,
kunt u handmatig voor de linker- en
de rechterzijde in het interieur één
van de zeven instellingen voor de
luchtverdeling kiezen:
A Lucht uit de uitstroomopeningen
voor de ontdooiing/ontwaseming
van de voorruit en de zijruiten voor.
FDLucht uit de luchtroosters in
het midden en aan de zijkant van
het dashboard en de luchtroosters
achter.
S Lucht uit de uitstroomopeningen
in de beenruimte voor en achter. Met
deze luchtverdeling kan zo snel
mogelijk de lucht in het interieur
worden verwarmd, omdat warme
lucht opstijgt. Dit geeft snel een warm
gevoel bij koude lichaamsdelen.
Lucht uit de uitstroomopenin-
gen in de beenruimte (warme-
re lucht), de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard en de luchtroosters ach- ter (koelere lucht). Deze luchtverde-
ling is zeer bruikbaar in het voor- en
najaar bij zonnestraling.
Lucht uit de uitstroomopeningen
in de beenruimte voor en achter
en de uitstroomopeningen voor ont-
waseming/ontdooiing van de voor-
ruit en zijruiten voor. Deze luchtver-
deling zorgt voor een goede verwar-
ming van het interieur en voorkomt
het eventuele beslaan van de ruiten.
Lucht uit de luchtroosters in
het midden en aan de zijkant
van het dashboard, de lucht-
roosters achter en de uitstroomope-
ningen voor ontwaseming/ontdooi-
ing van de voorruit en zijruiten voor.
Lucht uit alle uitstroomope-
ningen en luchtroosters in
het interieur.
De ingestelde luchtverdeling wordt
aangegeven door een brandend
lampje op de geselecteerde toetsen.
F SD
A
S
F A
D
F A
S D
Page 158 of 382

154
Als een gecombineerde functie is
ingesteld, wordt na het indrukken
van een toets alleen de belangrijkste
functie van de ingedrukte toets geac-
tiveerd. Als daarentegen een toets
van een reeds ingestelde functie
wordt ingedrukt, dan wordt die
functie uitgeschakeld (het betreffen-
de lampje dooft).
Voor het hervatten van de automa-
tische werking van de luchtverdeling
na een handmatige instelling, moet
toets AUTO worden ingedrukt.
BELANGRIJK Als het systeem in
werking is, kunnen niet alle lampjes
op de toetsen gelijktijdig doven,
omdat ten minste één instelling van
de luchtverdeling geactiveerd moet
zijn.
Als de bestuurder kiest voor lucht-
verdeling naar de voorruit, wordt
ook de luchtstroom aan passagiers-
zijde automatisch naar de voorruit
geleid. De passagier kan vervolgens
een andere luchtverdeling kiezen
door de betreffende toetsen in te
drukken. Toetsen voor de instellingen van
de luchtverdeling achter (6, 9 fig.
118)
Als het bedieningspaneel achter
beschikbaar is, kan u door de
betreffende toetsen in te drukken,
handmatig één van de drie instellin-
gen voor de luchtverdeling voor de
passagiersruimte achter kiezen:
D Lucht uit de centrale luchtroos-
ters achter
S Lucht uit de uitstroomopeningen
in de beenruimte achter. Met deze
luchtverdeling kan, doordat warme
lucht stijgt, het interieur zo snel
mogelijk verwarmd worden waar-
door de koudste delen van het
lichaam snel warm zullen aanvoelen.
S D
Lucht uit de uitstroomopeningen
van de beenruimte achter (warmere
lucht) en de centrale luchtroosters
achter (koelere lucht).
De ingestelde luchtverdeling wordt
aangegeven door een brandend
lampje op de geselecteerde toetsen. Als een gecombineerde functie is
ingesteld, wordt na het indrukken
van een toets alleen de belangrijkste
functie van de ingedrukte toets geac-
tiveerd. Als daarentegen een toets
van een reeds ingestelde functie
wordt ingedrukt, dan wordt die
functie uitgeschakeld (het betreffen-
de lampje dooft).
Voor het hervatten van de automa-
tische werking van de luchtverdeling
na een handmatige instelling, moet
toets AUTO worden ingedrukt.
BELANGRIJK Als het systeem in
werking is, kunnen niet alle lampjes
op de toetsen gelijktijdig doven,
omdat ten minste één instelling van
de luchtverdeling geactiveerd moet
zijn.
Page 159 of 382

155
Toetsen voor het regelen van de
aanjagersnelheid
(13, 14 fig. 117 – 7, 8 fig. 118)Als u respectievelijk toets 13of 14
(fig. 117) van het bedieningspaneel
voor indrukt en toets 8of 7 (fig.
118) van het bedieningspaneel ach-
ter, indien beschikbaar, wordt de
aanjagersnelheid verhoogd of ver-
laagd en daarmee de hoeveelheid
lucht die in het interieur wordt
gevoerd om de gewenste tempera-
tuur te handhaven.
De aanjagersnelheid wordt weerge-
geven door verlichte streepjes op het
display voor 5 (fig. 117 ) en achter 3
(fig. 118), als het bedieningspaneel
achter beschikbaar is. Als u meerde-
re keren op toets 13 (fig. 117) of 8
(fig. 118) drukt of de toets inge-
drukt houdt, wordt de maximale
aanjagersnelheid ingeschakeld (alle
streepjes verlicht).
Als u meerdere keren op toets 14
(fig. 117 ) of 7(fig. 118 ) drukt of de
toets ingedrukt houdt, wordt de
minimale aanjagersnelheid inge-
schakeld (één streepje verlicht). Als de minimale aanjagersnelheid
is ingeschakeld (één streepje ver-
licht) en u toets 14(fig. 117) of 7
(fig. 118) ten minste 2 seconden
ingedrukt houdt, wordt de klimaat-
regeling uitgeschakeld en doven op
het display alle streepjes van de aan-
jager en verschijnt het opschrift
OFF.
De aanjagersnelheid kan handma-
tig gewijzigd worden met het bedie-
ningspaneel voor of achter, indien
beschikbaar, maar is altijd voor
beide gedeelten in het interieur
dezelfde.
BELANGRIJK Voor het hervatten
van de automatische werking van de
aanjager na een handmatige instel-
ling, moet toets AUTOworden inge-
drukt. Toetsen AUTO
(automatische werking)
(1, 9 fig. 117 - 5 fig. 118)
Als toets AUTOvoor bestuurders-
zijde en/of passagiersruimte
voor/achter wordt ingedrukt, regelt
het systeem automatisch in de
betreffende gedeelten de hoeveelheid
en de verdeling van de in het interi-
eur ingevoerde lucht en worden alle
voorafgaande handmatige instellin-
gen gewist. Dit wordt aangeven door
het verschijnen van het opschrift
FULL AUTO op het display voor en
achter.
Als er één of meerdere handmatige
instellingen zijn uitgevoerd (luchtre-
circulatie, luchtverdeling, aanjager-
snelheid of uitschakeling aircocom-
pressor), dooft het opschrift FULL
op het display om aan te geven dat
het systeem niet langer alle functies
automatisch (behalve de tempera-
tuur die altijd automatisch wordt
geregeld) regelt.
Page 160 of 382

156
Als het systeem vanwege handma-
tige instellingen de gewenste tempe-
ratuur in de verschillende ruimtes
niet meer kan garanderen en hand-
haven, knippert de ingestelde tem-
peratuur om aan te geven dat het
systeem op een probleem is gestoten
en dooft automatisch ook het
opschrift AUTO.
Voor het hervatten van de automa-
tische werking van de aanjager na
een handmatige instelling (één of
meerdere), moet toets AUTOwor-
den ingedrukt. Toets MONO
(ingestelde temperaturen en
luchtverdeling synchroniseren)
(16 fig. 117)
Als u toets MONOindrukt, wordt
de temperatuur en de luchtverdeling
in de passagiersruimte voor/achter
automatisch gesynchroniseerd met
die aan de bestuurderzijde, waarna
u in de twee gedeelten dezelfde tem-
peratuur en de luchtverdeling kunt
instellen met de draaiknop a an
bestuurderszijde. Met deze functie kan
de temperatuur in het interieur mak-
kelijk geregeld worden, als alleen de
bestuurder in de auto zit.
De gescheiden regeling van de tem-
peratuur en de luchtverdeling wordt
automatisch weer hervat als u draai-
knop 8 (fig. 117) of 1 (fig. 118) voor
de instelling van de temperatuur in
de passagiersruimte voor/achter
draait of nogmaals op de toets
MONO 16 (fig. 117) drukt als het
lampje op de toets brandt. Toets REAR (inschakeling bedie-
ningspaneel achter)
(11 fig. 117)
Als u op de toets REARdrukt,
wordt het bedieningspaneel achter
ingeschakeld en is het bedieningspa-
neel van de passagier voor niet meer
beschikbaar. De achterpassagiers
kunnen zo de gewenste temperatuur,
luchtverdeling en aanjagersnelheid
instellen.
Als het bedieningspaneel achter
beschikbaar is, brandt het lampje op
de toets REAR.
BELANGRIJK De aanjagersnel-
heid kan handmatig gewijzigd wor-
den met het bedieningspaneel ach-
ter, indien beschikbaar, maar is
altijd voor beide ruimtes in het inte-
rieur hetzelfde.