Lancia Thesis 2004 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2004, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2004Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 181 of 382

177
– draai de sleutel weer in stand
MAR, trap het rempedaal in en houd
gelijktijdig knop Aten minste 2
seconden ingedrukt. Het lampje x
knippert 3 keer om aan te geven dat
de automatische werking is uitge-
schakeld.
Als vervolgens de contactsleutel
weer in stand STOPwordt gedraaid,
is de handrem niet ingeschakeld. De
automatische werking van de hand-
rem wordt automatisch weer her-
steld als de contactsleutel weer in
stand MARwordt gedraaid.
BELANGRIJK Als na de uitscha-
keling van de handrem, de auto
begint te bewegen met een hogere
snelheid dan bij een normale hand-
matige verplaatsing, wordt de uit-
schakeling van het automatische
werking direct geannuleerd en de
handrem ingeschakeld.
Voordat u de auto in een
wastunnel laat, moet de
automatische handrem
worden uitgeschakeld volgens de
hiervoor beschreven aanwijzin-
gen.Gebruik in noodgevallen
In uitzonderlijke omstandigheden
(bijv. hydraulisch remsysteem volle-
dig defect) kan de automatische
handrem gebruikt worden om de
bewegende auto stil te zetten
(“dynamische werking”).
Hiervoor moet het gaspedaal wor-
den losgelaten en knop A(fig. 126)
worden ingedrukt en gedurende de
gehele handeling ingedrukt worden
gehouden: de elektronische regel-
eenheid van het systeem herkent de
noodsituatie en grijpt onmiddellijk
in met een reeks cycli waarbij de
remkracht op de achterwielen wordt
overgebracht en wordt losgelaten als
ze dreigen te blokkeren. Deze cycli
worden afwisselend op het rechter
en linker achterwiel uitgevoerd om
niet alleen de stabiliteit van de auto
te garanderen maar ook voor meer
continuïteit in de vertraging en dus
een kortere remweg.
De achterwielen kunnen blokkeren
als de snelheid van de auto onder de
veiligheidslimiet komt (lager dan
ongeveer 10 km/h).
Om de gebruiker er aan te herinne-
ren dat de dynamische werking alleen in noodgevallen gebruikt
moet worden en wordt afgeraden tij-
dens de normale werking, wordt niet
alleen het eventuele oneigenlijke
gebruik van de handrem door ande-
re inzittenden in de auto aangegeven
maar klinkt tijdens de gehele hande-
ling ook een geluidssignaal.
Storingsmeldingen
Het systeem wordt gecontroleerd
door een elektronische regeleenheid
die eventuele storingen aangeeft door
een brandend waarschuwingslampje
s ! op het multifunctionele display
met daarbij het opschrift “DEFECT
IN EPB - BEZOEK EEN WERK-
PLAATS”.
Voor nog meer veiligheid wordt, als
bij een storing op de knop voor de
automatische handrem wordt
gedrukt, de bestuurder hierop geat-
tendeerd door een geluidssignaal en
het brandende lampje x.
Als de handrem niet de benodigde
remkracht bereikt (bijv. onvoldoen-
de acculading), knippert het lampje
x op het instrumentenpaneel.
Page 182 of 382

fig. 128
L0A0275b
fig. 127
L0A0274b
178
Bij een storing in het waarschu-
wingslampje xop het instrumen-
tenpaneel, gaat het lampje s!op
het multifunctionele display bran-
den en verschijnt het bericht
“DEFECT IN LAMPJE EPB -
BEZOEK EEN WERKPLAATS” o m
de bestuurder op de gevaarlijke situ-
atie te attenderen.
Als er een storing wordt
aangegeven door het
brandende lampje en het
bericht op het instrumentenpa-
neel, rijd dan zo spoedig en voor-
zichtig mogelijk naar de Lancia-
dealer, omdat het mogelijk is dat
de handrem niet werkt. Uitschakelen in noodgevallen
De automatische handrem is uitge-
rust met een eigen accu, waardoor
de handrem in noodgevallen kan
worden uitgeschakeld, bijv. als de
hoofdaccu van de auto volledig leeg
is of als gevolg van een ongeval is
beschadigd.
Met de hulpaccu, die voortdurend
door een elektronische regeleenheid
wordt gecontroleerd, kan de hand-
rem bovendien worden in- en uitge-
schakeld als de auto geduwd moet
worden.
Om de automatische handrem uit
en weer in te schakelen als de hoofd-
accu van de auto volledig leeg is,
moet de contactsleutel in stand MAR
worden gedraaid en op de hoofd- knop op de middenconsole worden
gedrukt.
De auto is bovendien uitgerust met
een noodknop A(fig. 127) in het
rechter vak van de bagageruimte.
Deze noodknop kan gebruikt worden
om de auto te ontgrendelen als de
auto stil op de weg blijft staan ten
gevolge van een defect of ongeval, en
het niet mogelijk is de contactsleutel
in stand MARte draaien (een ongeluk
met brandgevaar). De knop is bereik-
baar nadat het deksel van het vak ver-
wijderd is door met de contactsleutel
de sluiting A(fig. 128) in stand 1te
draaien.
Page 183 of 382

179
Ga voor het uitschakelen van de
handrem met de noodknop als volgt
te werk:
– druk op de hoofdknop op de mid-
denconsole en laat de knop los
– druk op de noodknop in de baga-
geruimte en laat de knop los
– druk opnieuw op de hoofdknop
op de middenconsole en laat de knop
los.
Deze procedure moet binnen 30
seconden worden uitgevoerd.
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schake-
len, moet u het koppelingspedaal
geheel intrappen en vervolgens de
versnellingspook in één van de in het
schema aangegeven standen ( fig.
129) plaatsen; dit schema staat ook
op de knop van de pook.
Om de achteruit ( R) in te schake-
len, moet de auto stilstaan en met de
vingers van de hand waarmee u de pook vasthoudt, de schuifring
A
onder de pookknop omhoog worden
getrokken. Verplaats de pook ver-
volgens vanuit de “vrij”-stand naar
rechts en vervolgens naar achteren.
Laat de schuifring los zodra de
achteruit is ingeschakeld. Voor het
uitschakelen van de achteruit hoeft
de schuifring niet omhoog te worden
getrokken. Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het
koppelingspedaal geheel
intrappen. Er mogen zich in de
ruimte onder de pedalen geen
voorwerpen bevinden die het
geheel intrappen van de pedalen
kunnen verhinderen: let erop dat
de vloermatten niet zijn dubbel-
gevouwen en zo de slag van de
pedalen kunnen beperken.
De achteruit kan alleen
worden ingeschakeld als
de auto volledig stilstaat.
Wacht bij een draaiende motor
en een geheel ingetrapt koppe-
lingspedaal minstens twee secon-
den voordat u de achteruit
inschakelt om te voorkomen dat
de tandwielen beschadigen.
Laat uw hand tijdens het
rijden niet op de pook-
knop rusten omdat door
de uitgeoefende druk, ook als
deze licht is, de interne onderde-
len van de versnellingsbak op
den duur kunnen slijten.
fig. 129
L0A0250b
Page 184 of 382

180
ELEKTRONISCH
BEDIENDE AUTO-
MATISCHE VER-
SNELLINGSBAK
(COMFORTRONIC)
De auto is uitgerust met een elek-
tronisch bediende automatische ver-
snellingsbak. Naast de normale
functies kunt u handmatig de ver-
snellingen inschakelen door de ver-
snellingspook in het daarvoor
bestemde deel te plaatsen.
BELANGRIJK Lees alle informa-
tie in deze paragraaf zorgvuldig
door, zodat u voordat u met de auto
gaat rijden, op de hoogte bent van
de juiste werking van onder andere
de beveiligingssystemen Shift-lock
en Key-lock, waarmee de automati-
sche transmissie is uitgerust. MOTOR STARTEN
De motor kan alleen gestart wor-
den als de versnellingspook in stand
P of N (fig. 130) staat.
Uit veiligheidsoverwegingen is het
raadzaam de motor te starten terwijl
het rempedaal is ingetrapt.
BELANGRIJK Druk na het starten
van de motor het gaspedaal niet in
voor en tijdens het verplaatsen van
de versnellingspook. Dit is met name
zeer belangrijk als de motor koud is. WEGRIJDEN
Houd na het starten het rempedaal
bij een draaiende motor ingetrapt
(beveiligingssysteem Shift-lock), en
plaats de versnellingspook in stand
D of in de stand voor handmatige
bediening. Laat het rempedaal los
en trap het gaspedaal geleidelijk in.
BELANGRIJK De versnellings-
pook kan uitsluitend uit stand P
worden verplaatst als de contact-
sleutel in stand MARstaat en het
rempedaal is ingetrapt (beveiligings-
systeem Shift-lock).
De versnellingspook kan vanuit
stand Din een andere stand worden
geplaatst, zonder het rempedaal in
te trappen, volgens het schema dat
op het schakelmasker is aange-
bracht. Alleen als de pook vanuit
stand Pwordt verplaatst, moet om
veiligheidsredenen het rempedaal
worden ingetrapt.
fig. 130
L0A0184b
Page 185 of 382

181
Verlang de eerste kilo-
meters geen maximale
prestaties, maar wacht tot
de motor op bedrijfstemperatuur
is.
AUTO STILZETTEN
Voor het stilzetten van de auto hoeft
alleen het rempedaal ingetrapt te
worden, onafhankelijk van de stand
van de versnellingspook.
Als de motor stationair
draait en de hendel in
stand D of R staat, moet
het rempedaal ingetrapt worden
gehouden, ook als de auto op een
vlakke ondergrond staat; als u
het rempedaal niet ingetrapt
houdt, komt de auto in beweging. De contactsleutel kan alleen uit het
contactslot worden genomen als de
versnellingspook in stand Pstaat
(beveiligingssysteem Key-lock) en
binnen 30 seconden nadat de con-
tactsleutel in stand STOPis
gedraaid. Gedurende deze tijd is de
letter Pop het display van het in-
strumentenpaneel verlicht ( fig.
131). Na deze 30 seconden dooft de
letter Pop het display en blijft de
contactsleutel in het slot geblok-
keerd. Om de sleutel uit het slot te
nemen, moet de contactsleutel in
stand MARworden gedraaid en ver-
volgens weer in stand STOP; op
deze manier hebt u nog eens 30
seconden ter beschikking op de sleu-
tel uit te nemen. BELANGRIJK
In geval van nood
(storingen, lege accu, enz.) kan de
sleutel ook worden uitgenomen als
de versnellingspook niet in stand P
staat. Draai hiervoor de contactsleu-
tel in stand STOP, druk op knop A
(fig. 132) en neem tegelijkertijd de
sleutel uit het slot.
fig. 131
L0A0238b
fig. 132
L0A0178b
Page 186 of 382

182
KEUZE VOOR
AUTOMATISCHE/HANDMATIGE
SEQUENTIËLE WERKINGDe belangrijkste eigenschap van
deze versnellingsbak is de keuze tus-
sen automatische en handmatige se-
quentiële werking.
Plaats de versnellingspook in het
rechter gebied in stand Dvoor auto-
matische werking of in het linker ge-
bied in stand ( +/-) voor handmatige
sequentiële werking.
Op display A(fig. 133) van het in-
strumentenpaneel wordt de ingescha-
kelde versnelling ( 1- 5 bij handma-
tige sequentiële werking) of het sym-
bool D(bij automatische werking)
weergegeven. AUTOMATISCHE WERKING
Plaats voor de automatische werking
de versnellingspook in het rechter ge-
bied (fig. 130) in één van de volgende
standen:
P - parkeren (u kunt de motor star-
ten)
R - achteruit
N - vrijstand (u kunt de motor star-
ten)
D - automatisch vooruit rijden.
BELANGRIJK De versnellingspook
kan uitsluitend uit stand Pworden
verplaatst als de contactsleutel in
stand MARstaat en het rempedaal is
ingetrapt (beveiligingssysteem Shift-
lock).
De versnellingspook kan vanuit
stand Din een andere stand worden
geplaatst, zonder het rempedaal in te
trappen, volgens het schema dat op
het schakelmasker is aangebracht. Al-
leen als de pook vanuit stand Pwordt
verplaatst, moet om veiligheidsrede-
nen het rempedaal worden ingetrapt.
fig. 133
L0A0239b
P - Parkeren
Als u de auto parkeert, moet de ver-
snellingspook altijd in deze stand
staan. De aangedreven wielen worden
automatisch geblokkeerd.
Om onverwachtse verplaatsingen te
voorkomen, kan de pook alleen van-
uit Pin een andere stand worden ge-
plaatst als het rempedaal is ingetrapt.
De pook kan in stand Pworden ge-
plaatst zonder het rempedaal in te
trappen, maar het is raadzaam ook in
dit geval het rempedaal in te trappen.
BELANGRIJK Plaats de pook al-
leen in stand Pals de auto stilstaat.
Page 187 of 382

183
R - AchteruitPlaats de pook in stand Rals de
auto stilstaat, de motor stationair
draait en het rempedaal is ingetrapt.
Als de pook in stand Rstaat, scha-
kelen de achteruitrijlichten in en hoort
u ongeveer 4 seconden een geluids-
signaal dat u en eventuele andere in-
zittenden erop attendeert dat de ach-
teruit is ingeschakeld.
BELANGRIJK Als de pook in stand
R staat, wordt de achteruit niet inge-
schakeld als de snelheid van de auto
hoger is dan de vastgestelde limiet.
Als de snelheid onder deze waarde
zakt, schakelt de achteruit in en blijft
ingeschakeld ook als de snelheid de li-
miet weer overschrijdt. N - Vrijstand
Deze stand wordt gebruikt als de
auto moet worden geduwd of gesleept.
D - Vooruit rijden (automatisch)
Deze stand kan worden gebruikt als
u over alle automatische functies van
de versnellingsbak wilt beschikken.
De elektronische regeleenheid regelt
de automatische inschakeling van de
vijf versnellingen op basis van de snel-
heid van de auto, het motortoerental,
de stand van het gaspedaal, de snel-
heid waarmee het gaspedaal wordt in-
getrapt, en de belangrijkste rij-om-
standigheden zoals bergop- en berg-
afwaarts rijden, het nemen van boch-
ten en het remmen.
De automatische versnellingsbak
kan, afhankelijk van het rijgedrag van
de bestuurder, kiezen uit drie ver-
schillende schakelprogramma’s, van
comfortabel en economisch tot spor-
tief, waarbij de schakelpunten ver-
schuiven van lagere naar hogere toe-
rentallen.
Controleer voordat u de
auto verlaat of de automa-
tische handrem (EPB) is
ingeschakeld. Plaats de pook ook
in stand P als u de auto bij een
draaiende motor moet verlaten.
In geval van nood (storingen, lege
accu, enz.) kunt u de pook vanuit
stand Pin stand N, D of Rplaatsen
door het hendeltje A(fig. 134) onder
aan het schakelmasker van de ver-
snellingspook in te drukken. Om het
hendeltje te bereiken, moet het ge-
klemde afdekplaatje Bachter de ver-
snellingspook worden verwijderd.
fig. 134
L0A0276b
Page 188 of 382

184
Als u het gaspedaal snel intrapt voor
betere prestaties, wordt automatisch
het sportieve programma ingescha-
keld. Om de functie uit te schakelen,
moet u het gaspedaal gedeeltelijk la-
ten opkomen.
Als u het gaspedaal geleidelijk in-
trapt, wordt automatisch het tussen-
liggende programma of het economi-
sche programma ingeschakeld.
De regeleenheid is in staat om bij-
zondere omstandigheden te herken-
nen zoals het nemen van een bocht.
Via de actieve sensoren van het ABS
wordt namelijk het plotselinge ver-
schil in draaisnelheid van de voor-
wielen gesignaleerd, waardoor niet
kan worden opgeschakeld naar een
hogere versnelling totdat het maxi-
male toerental van de motor is be-
reikt. Alleen in deze situatie of na het
nemen van een bocht, wordt een ho-
gere versnelling ingeschakeld. Door
deze strategie wordt de stabiliteit van
de auto verbeterd en kan na de bocht
snel geaccelereerd worden, omdat de
meest geschikte versnelling al is inge-
schakeld. Op dezelfde manier wordt vooral bij
bruusk remmen een lagere versnelling
ingeschakeld, waardoor er beter op de
motor kan worden afgeremd. Bij een
bocht wordt de nieuwe versnelling al
ingeschakeld tijdens het afremmen
voor de bocht. Na de bocht hoeft
daarom niet te worden teruggescha-
keld om te accelereren.
Sportief rijden op verschillende tra-
jecten wordt door de regeleenheid her-
kend door het snelle loslaten van het
gaspedaal; als dit wordt geconsta-
teerd, blijft de versnelling ingescha-
keld (ook als het gaspedaal is losgela-
ten), zonder op te schakelen naar een
hogere versnelling, zodat snel geacce-
lereerd kan worden. De regeleenheid is in staat het om-
hoog rijden van de auto te herkennen,
op basis van de signalen van het over-
gebrachte motorkoppel in relatie tot
de snelheid van de auto, en is dus in
staat overbodig schakelen tegen te
gaan bij het loslaten van het gaspe-
daal (bijv. voordat een bocht wordt
genomen), waarbij alleen de noodza-
kelijke versnellingen worden inge-
schakeld die het rijcomfort verhogen.
Op dezelfde manier herkent de re-
geleenheid het omlaag rijden van de
auto en verhindert het opschakelen
naar hogere versnellingen als het gas-
pedaal wordt losgelaten, waardoor er
beter op de motor kan worden afge-
remd. Dit is gunstig voor het remsys-
teem en de stabiliteit van de auto.
BELANGRIJK Als tijdens het rem-
men naar een lagere versnelling wordt
teruggeschakeld, wordt er niet op de
motor afgeremd als het ABS in wer-
king treedt.
De hoogste versnelling (5
e) wordt ge-
bruikt voor het “rustig” rijden van de
auto, d.w.z. op lange trajecten met
hoge constante snelheid maar met een
beperkt motortoerental. Dit vermin-
Page 189 of 382

185
WinterprogrammaBij het wegrijden in omstandigheden
met weinig grip (besneeuwde wegen,
ijzel, enz.) schakelt de regeleenheid
van de automatische versnellingsbak
automatisch het “ICE”-programma
in.
Als dit programma is ingeschakeld,
kunt u wegrijden in de 2
eversnelling,
om zo vlot mogelijk te vertrekken bij
optimale overbrengingsverhoudingen,
afhankelijk van de grip op de weg.
Het “ICE”-programma kan alleen
ingeschakeld worden als de versnel-
lingspook in stand Dstaat. Als de
pook in het gebied voor sequentiële
werking staat, wordt voor het ver-
trekken altijd de door de bestuurder
geselecteerde versnelling gebruikt.
Als het “ICE”-programma is inge-
schakeld, wordt de kick-down niet in-
geschakeld. Inschakeling van een lagere
versnelling (kick-down)
Voor een snelle acceleratie (bijvoor-
beeld voor inhalen) moet het gaspe-
daal snel en diep worden ingetrapt,
waardoor de versnellingsbak de kortst
mogelijke overbrengingsverhouding,
die het toerenbereik van de motor toe-
staat, zal kiezen.
Als u het gaspedaal vervolgens los-
laat, zal de versnellingsbak een opti-
male overbrengingsverhouding kiezen
afhankelijk van de rijstijl en de gas-
klepopening.
De kick-down kan alleen worden in-
geschakeld als de versnellingspook in
stand Dstaat.
BELANGRIJK Gebruik de kick-
down alleen als dit nodig is, bijv. bij
het inhalen, om het brandstofverbruik
te beperken.
Bij stationair draaiende
motor en de versnellings-
pook in stand D kan de
auto in beweging komen, zelfs op
een vlakke ondergrond: houd het
rempedaal ingetrapt totdat u weer
wilt wegrijden. dert het geluid tijdens het rijden en
het brandstofverbruik. Als maximale
prestaties van de auto worden ver-
langd (acceleratie en snelheid), is het
daarom normaal dat deze versnelling
bijna nooit wordt ingeschakeld.
De elektronisch geregelde automati-
sche versnellingsbak is voorzien van
een systeem dat de aandrijving van de
inwendige tandwielen tot een mini-
mum beperkt als de auto stilstaat met
ingetrapt rempedaal. De voordelen
van deze functie zijn minder geluid bij
stationair toerental, minder trillingen
en minder brandstofverbruik.
Page 190 of 382

186
HANDMATIGE SEQUENTIËLE
WERKINGPlaats voor de handmatige sequen-
tiële werking de versnellingspook in
het linker gebied (fig. 130)in stand:
(+) = opschakelen;
(–) = terugschakelen.
De pook kan alleen in het linker ge-
bied geplaatst worden vanuit stand D:
de versnelling die door de automati-
sche versnellingsbak is ingeschakeld
op het moment dat de pook verplaatst
wordt, blijft ingeschakeld.
Onder alle rij-omstandigheden kan
worden overgeschakeld naar de hand-
matige sequentiële werking.
Plaats voor opschakelen de pook in
stand (+) en voor terugschakelen in
stand (–). BELANGRIJK
Als het commando
wordt gegeven om terug te schakelen
en de motor hierdoor met te hoge toe-
rentallen gaat draaien, wordt dit com-
mando genegeerd door de regeleen-
heid. De bestuurder wordt hierop ge-
attendeerd door een geluidssignaal en
door het knipperen van de ingescha-
kelde versnelling op het display van
het instrumentenpaneel.
Als de handmatige se-
quentiële werking is inge-
schakeld, moet handmatig
worden op- of teruggeschakeld,
zoals bij auto’s met een handge-
schakelde versnellingsbak. Alleen
als u de auto stilzet wordt auto-
matisch de 1
eversnelling inge-
schakeld.
Als u de pook in stand Dzet, werkt
het systeem weer automatisch en wor-
den de versnellingen gekozen op ba-
sis van de rij-eigenschappen en het
geselecteerde programma.
BELANGRIJK De elektronische re-
geleenheid is geprogrammeerd voor
het uitvoeren van één schakelcom-
mando per keer. Als u de pook dus
snel achter elkaar bedient, worden
niet alle commando’s uitgevoerd. Een
hogere of lagere versnelling wordt in-
geschakeld als u de pook in stand ( +)
of ( –) zet nadat het vorige commando
is uitgevoerd.
Als er een storing in het handmatige
sequentiële systeem is, wordt de au-
tomatische werking ingeschakeld.