Open motor Lancia Voyager 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2012Pages: 376, PDF Size: 4.31 MB
Page 256 of 376

AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAKLET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd
raken indien de volgende voorzorgs-
maatregelen niet in acht genomen
worden:
Zet de keuzehendel pas in destand PARK nadat het voertuig
volledig tot stilstand is gekomen.
Zet de versnellingspook alleen in
of uit de stand REVERSE, als de
auto volledig stilstaat en de motor
stationair draait.
Schakel niet tussen PARK, RE-
VERSE, NEUTRAL of DRIVE bij
een hoger motortoerental dan sta-
tionair.
Voordat u naar een versnelling
schakelt, moet u het rempedaal
stevig intrappen.
OPMERKING:
U moet het rempedaal ingetrapt
houden wanneer u uit PARK scha-kelt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de versnel- lingspook uit de stand PARK of
NEUTRAL te schakelen wanneer
het motortoerental hoger is dan
het stationaire toerental. Als u uw
voet niet stevig op het rempedaal
hebt geplaatst, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U
loopt in dat geval het risico de
controle over de auto te verliezen
en een persoon of voorwerp te ra-
ken. Schakel uitsluitend in een
versnelling als de motor normaal
stationair draait en u het rempe-
daal stevig intrapt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto
kan lichamelijk letsel tot gevolg
hebben van mensen in en bij de
auto. Net als bij alle andere voer-
tuigen, mag u een auto nooit ver-
laten terwijl de motor loopt. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
keuzehendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de sleutelhouder is ver-
wijderd, wordt de keuzehendel in
de stand PARK vergrendeld waar-
door de auto niet ongewenst in
beweging komt.
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten auto
hebben. Kinderen zonder toezicht
in een auto achterlaten is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de versnellingspook mo-
gen komen.
(Vervolgd)
250
Page 259 of 376

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk om de versnel-
lingspook uit de stand PARK of
NEUTRAL te schakelen wanneer
het motortoerental hoger is dan
het stationaire toerental. Als u uw
voet niet stevig op het rempedaal
hebt geplaatst, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U
loopt in dat geval het risico de
controle over de auto te verliezen
en een persoon of voorwerp te ra-
ken. Schakel pas naar een ver-
snelling wanneer de motor nor-
maal stationair draait en u met uw
voet krachtig het rempedaal inge-
trapt houdt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto
kan lichamelijk letsel tot gevolg
hebben van mensen in en bij de
auto. Net als bij alle andere voer-
tuigen, mag u een auto nooit ver-
laten terwijl de motor loopt. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
keuzehendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de sleutelhouder is ver-
wijderd, wordt de keuzehendel in
de stand PARK vergrendeld waar-
door de auto niet ongewenst in
beweging komt.
Verwijder altijd uw sleutelhouder
bij het verlaten van het voertuig
en doe uw voertuig op slot.
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten autohebben.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Kinderen zonder toezicht in een
auto achterlaten is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinde-
ren of derden kunnen ernstige of
dodelijke verwondingen oplopen.
Waarschuw kinderen dat ze niet
aan de handrem, het rempedaal of
de versnellingspook mogen ko-men.
Laat de sleutelhouder niet slinge-
ren in of nabij de auto. Een kind
zou de elektrische raambediening
of andere schakelaars kunnen be-
dienen of de auto in beweging
kunnen brengen.LET OP!
Voordat u de versnellingspook uitde stand PARK zet, moet u de
contactschakelaar van de stand
LOCK/OFF in de stand ON/RUN
zetten en tevens het rempedaal in-
getrapt houden. Anders kan de
versnellingspook beschadigd ra-ken.
(Vervolgd)
253
Page 286 of 376

en blijft daarna continu branden. Bo-
vendien verschijnt op het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (TPM-systeem controle-
ren) en op het display verschijnt "- -"
in plaats van de spanningswaarde van
de vier banden. Wanneer de auto op-
nieuw wordt gestart, geeft het TPM-
systeem geen geluidssignaal meer,
gaat het verklikkerlampje banden-
spanning niet meer branden en ver-
schijnt er geen tekstbericht meer op
het EVIC. De grafiek toont echter nog
steeds “- -.“
Om het TPMS weer in werking te
stellen moet u eerst alle vier banden-
en wielstellen (wegbanden) vervan-
gen met banden met TPM-sensors
(bandenspanningscontrole). Rij
daarna tot 20 minuten met een snel-
heid van meer dan 24 km/u. Het
TPM-systeem geeft een geluidssig-
naal, het verklikkerlampje banden-
spanning knippert gedurende 75 se-
conden, op het EVIC verschijnt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM"
(TPM-systeem controleren) en het
grafisch display toont de waardenvoor de bandenspanning om aan te
geven dat het systeem de sensorsigna-
len ontvangt. BRANDSTOFVEREISTEN
— BENZINEMOTOR
Alle motoren voldoen aan alle
emissie-eisen, hebben een laag brand-
stofverbruik en bieden optimale rijei-
genschappen als u hoogwaardige
loodvrije benzine met een minimum
octaangehalte van 91 gebruikt. Het
gebruik van superbenzine wordt afge-
raden, omdat dit voor deze motoren
geen voordelen ten opzichte van nor-
male benzine biedt.
Licht pingelen bij lage motortoeren-
tallen is niet schadelijk voor uw mo-
tor. Aanhoudend zwaar pingelen bij
hoge motortoerentallen kan echter
schade veroorzaken en vereist onmid-
dellijk onderhoud.
Benzine van slechte kwaliteit kan pro-
blemen veroorzaken zoals slecht star-
ten, afslaan en haperen van de motor.
Als u last heeft van dergelijke storin-
gen, probeer dan eerst een ander merk
benzine voordat u contact opneemt
met uw dealer.Meer dan 40 automobielfabrikanten
overal ter wereld hebben uniforme
specificaties opgesteld voor de kwali-
teit van brandstoffen (het World Wide
Fuel Charter oftewel het WWFC).
Deze specificaties definiëren de nood-
zakelijke eigenschappen voor de opti-
male emissiewaarden, prestaties en
duurzaamheid van uw auto. De fabri-
kant raadt het gebruik van brandstof-
fen aan die voldoen aan de WWFC-
specificaties voldoen, indien
verkrijgbaar. METHANOL
Methanol (methyl- of houtalcohol)
wordt in uiteenlopende concentraties
gemengd met loodvrije benzine. Er
zijn brandstoffen op verkrijgbaar die
3% of meer methanol bevatten, sa-
men met andere alcoholsoorten die
co-solventen worden genoemd.
Voor problemen die het gevolg zijn
van gebruik van methanol/benzine of
E-85-ethanolmengsels is de fabrikant
niet aansprakelijk. Hoewel MTBE een
zuurstofverbinding op basis van me-
thanol is, heeft het niet de negatieve
effecten van methanol.
280
Page 288 of 376

actieve oplosmiddelen of soortgelijke
ingrediënten. Deze middelen kunnen
schade toebrengen aan pakkingen en
membranen in het brandstofsysteem.WAARSCHUWING!
Koolmonoxide (CO) in uitlaatgassen
is dodelijk. Volg de onderstaande
voorschriften om koolmonoxidever-
giftiging te voorkomen.
Adem nooit uitlaatgassen in. Dezebevatten namelijk koolmonoxide,
een kleurloos en reukloos gas dat
dodelijk kan zijn. Laat de motor
nooit in een gesloten ruimte, zoals
een garage, draaien en blijf nooit
lange tijd in een stilstaande auto
met draaiende motor zitten. Wan-
neer de auto langere tijd met
draaiende motor buiten stilstaat,
stel uw ventilatiesysteem dan zo-
danig in dat buitenlucht naar bin-
nen wordt geblazen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Regelmatig onderhoud is een
prima bescherming tegen kool-
monoxide. Laat het uitlaatsys-
teem altijd controleren wanneer
de auto op een hefbrug wordt ge-
zet. Laat afwijkende condities di-
rect repareren. Rijd tot na de re-
paratie altijd met de ramen
volledig geopend.
Laat de achterklep dicht tijdens
het rijden om te voorkomen dat
koolmonoxide en andere giftige
uitlaatgassen de auto binnendrin-gen.
BRANDSTOFVEREISTEN
— DIESELMOTOR
Het gebruik van dieselolie van de
hoogste kwaliteit met een cetaange-
halte van 50 of meer, die voldoet aan
de norm EN590, wordt sterk aanbe-
volen. Raadpleeg uw dealer voor meer
informatie over de beschikbare
brandstoffen in uw omgeving. BRANDSTOF BIJVULLEN AFSLUITBARE BRANDSTOFVULDOP
(TANKDOP) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De afsluitbare brandstofvuldop be-
vindt zich achter het tankklepje aan
de linkerzijde van de auto. Als de
brandstofvuldop is zoekgeraakt of be-
schadigd, moet de vervangende dop
geschikt zijn voor deze auto. OPMERKING:
De schuifdeur aan bestuurders-
zijde kunt u niet openen terwijl de
brandstofvulklep open staat. Deze
beveiliging werkt alleen als de
schuifdeur volledig dicht was toen
de brandstofvulklep werd ge-opend.
1. Steek de sleutel van de vuldop in
de slotcilinder en draai de sleutel naar
rechts om de vuldop te ontgrendelen.
2. Draai de tankdop linksom om hem
te verwijderen.
3. U weet dat u de vuldop goed hebt
vastgedraaid als u twee of drie klik-
ken hoort.
282
Page 289 of 376

LET OP!
Een slecht passende brandstof-vuldop kan schade aan het brand-
stofsysteem of aan het emissiere-
gelsysteem veroorzaken. Door een
slecht passende brandstofvuldop
kunnen verontreinigingen het
brandstofsysteem binnendringen
en kan het storingsindicatie-
lampje (MIL) gaan branden om-
dat er brandstofdampen uit het
systeem ontsnappen.
Om te voorkomen dat brandstof
wordt gemorst en de tank te vol
wordt, is het beter de brandstof-
tank niet tot de rand toe te vullen.WAARSCHUWING!
Houd alle rookgerei en vuur uit debuurt van het voertuig wanneer
de tankdop is verwijderd en u de
tank vult.
Vul nooit brandstof bij wanneer
de motor draait. Volgens de
meeste lokale regelgeving is dit is
een overtreding. Het storings-
lampje (MIL) kan hierdoor gaanbranden.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Er kan brand ontstaan als u een
jerrycan vult met benzine terwijl
deze in de auto staat. U kunt
brandwonden oplopen. Zet een
jerrycan altijd op de grond tijdens
het vullen.
OPMERKING:
Wanneer het mondstuk aan de vulslang klikt of afsluit, is de
brandstoftank vol.
Draai de brandstofvuldop vast tot u een "klikgeluid" hoort. De
klik geeft aan dat de brandstof-
vuldop goed is vastgedraaid.
Als de tankdop niet goed is dichtgedraaid, kan het storings-
lampje (MIL) gaan branden.
Zorg ervoor dat de tankdop ie-
dere keer dat u bijtankt, goed
wordt dichtgedraaid.
RIJDEN MET EEN AAN-
HANGWAGEN
In dit hoofdstuk vindt u veiligheid-
stips en informatie over wat u redelij-
kerwijs wel en niet met uw auto mag
trekken. Lees deze informatie aan- dachtig door voordat u met een aan-
hangwagen gaat rijden, zodat u deze
zo efficiënt en veilig mogelijk kunt
trekken.
Volg de vereisten en adviezen over
rijden met een aanhanger uit deze
handleiding op, zodat de garantie zijn
geldigheid behoudt.
DEFINITIES VOOR RIJDEN
MET AANHANGER
De onderstaande definities bieden een
verklaring voor de volgende begrip-pen:
Maximaal toelaatbaar
totaalgewicht (GVWR)
Het GVWR is het maximaal toelaat-
bare totaalgewicht van de auto. Dit is
inclusief de bestuurder, passagiers, la-
ding en het disselgewicht van de aan-
hanger. De totale belasting moet wor-
den beperkt om zo het GVWR niet teoverschrijden.
Maximaal Toelaatbaar
Aanhangergewicht (GTW)
GTW staat voor het gewicht van de
aanhanger, plus het gewicht van alle
lading, verbruiksgoederen en appara-
tuur (vast of tijdelijk) in of op de
283
Page 301 of 376

ALARMKNIPPERLICH- TEN
De schakelaar voor de waarschu-
wingsknipperlichten bevindt zich
midden onder in het instrumentenpa-neel.Druk op de schakelaar om de
alarmknipperlichten in te scha-
kelen. Zodra u de schakelaar
indrukt, gaan alle richtingaanwijzers
knipperen om het verkeer te waar-
schuwen voor een noodsituatie. Druk
nogmaals op de schakelaar om de
alarmknipperlichten uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor
noodsituaties. Gebruik het systeem
niet terwijl u rijdt. Gebruik het alleen
wanneer u panne hebt en uw auto een
gevaar vormt voor andere weggebrui-kers.
Als u het voertuig moet verlaten om
hulp te zoeken, blijven de alarmknip-
perlichten ook werken wanneer het
contact is uitgeschakeld (OFF). OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de
alarmknipperlichten kan uw accu
leeg raken.
WANNEER DE MOTOR
OVERVERHIT RAAKT
In elk van de hierna volgende gevallen
kunt u met de passende maatregelen
het gevaar op oververhitting vermin-
deren.
Rijdend op grote weg — minder
snelheid.
In stadsverkeer — zet de keuzehen- del in NEUTRAL wanneer u stil-
staat, maar verhoog het stationair
toerental niet.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om
dreigende oververhitting van de
motor te voorkomen:
Als de airco (A/C) aanstaat, schakel deze dan uit. Het airco-
systeem voert warmte af naar het
koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet. U kunt ook de temperatuurre-
gelknop in de hoogste stand zet-
ten, de vloerroosters openen en
de aanjager in de hoogste stand
zetten. Zo ondersteunt het ver-
warmingssysteem de werking
van de radiator bij het afvoeren
van warmte uit het koelsysteem.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit
koelsysteem, kan dit schade aan de
auto veroorzaken. Wanneer de tem-
peratuurmeter op "H" staat, zet dan
de auto veilig stil langs de kant van
de weg. Laat de auto met uitgescha-
kelde airco stationair draaien tot de
meternaald weer in het normale be-
reik staat. Als de wijzer op "H" blijft
staan, moet u de motor onmiddellijk
uitzetten en de auto laten controle-
ren.
295
Page 302 of 376

WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antrivries) en
stoom uit de radiateur kunnen ern-
stige brandwonden veroorzaken. Als
u stoom van onder de motorkap
hoort of ziet komen, mag u de mo-
torkap pas openen nadat de radiator
voldoende is afgekoeld. Open nooit
de vuldop van het expansiereservoir
als de radiateur of het koelvloei-
stofreservoir heet is.
WIEL VERWISSELEN BIJ
EEN LEKKE BANDWAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de weg- zijde van de auto terwijl de auto
vlak langs de weg staat gepar-
keerd. Zet de auto voor uw veilig-
heid altijd zo ver mogelijk van het
verkeer vandaan, zodat u niet ge-
raakt kunt worden door een
langsrijdende auto.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk zich onder een
opgekrikte auto te bevinden. De
auto kan van de krik glijden en zo
op u vallen. U kunt dan ernstig
letsel oplopen. Zorg er daarom
voor dat u met geen enkel li-
chaamsdeel onder een opgekrikte
auto komt. Als u werkzaamheden
onder de auto moet uitvoeren, zet
deze dan op een hefbrug.
Start de motor niet en laat deze
niet draaien zolang de auto door
een krik wordt ondersteund.
De krik is uitsluitend bedoeld als
gereedschap om banden te ver-
wisselen. Gebruik de krik niet om
de auto voor onderhoudswerk-
zaamheden omhoog te brengen.
De auto mag alleen op een stevige
en vlakke ondergrond worden op-
gekrikt. Vermijd een gladde on-
dergrond. BERGPLAATS KRIK
De krik, krikhendel en lierhendel zijn
weggeborgen achter het zijbekle-
dingspaneel aan de linkerzijde in de
bagageruimte. Draai aan de twee ver-
grendeling zodat het deksel vrijkomt.
Verwijder de zak met de schaarkrik,
slinger en het gereedschap.
RESERVEWIEL
VERWIJDEREN
Het reservewiel bevindt zich in een
beschermhoes onder het midden van
de auto tussen de voorportieren. Het
is vastgezet met een kabelliermecha-
nisme. De moer voor het reservewiel
bevindt zich op de vloer: onder een
kunststof dop voorin de vloerconsole
of onder de bak van het opbergvak
aan de voorzijde van de superconsole.
Plaats van krik en gereedschap
296
Page 311 of 376

erkende dealer of servicecenter con-
troleren met een momentsleutel.
5. Controleer na 40 km het aanhaal-
moment van de wielmoeren met een
momentsleutel om ervoor te zorgen
dat alle moeren goed tegen het wielaanliggen.
STARTEN MET START- KABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is,
kan de motor met behulp van een set
startkabels en een accu in een andere
auto, of met een draagbare snellader
weer worden gestart. Bij onjuist ge-
bruik kan het starten met startkabels
gevaarlijk zijn. Houd u dus zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedu-
res. OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare
snellader moeten de door de fabri-
kant geleverde bedieningsvoor-
schriften en vereiste voorzorg-
maatregelen worden uitgevoerd.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of
een ander snellaadapparaat met een
systeemspanning groter dan 12 volt.
Dit kan schade aanbrengen aan
accu, startmotor, dynamo of het
elektrisch systeem.WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met behulp
van startkabels te starten wanneer
de accu bevroren is. De accu kan
hierdoor openscheuren of explode-
ren, waarbij het gevaar op persoon-
lijke verwondingen bestaat.
VOORBEREIDING VOOR
HET STARTEN MET
STARTKABELS
De accu van uw auto bevindt zich
links in de motorruimte.
WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiatorventilator wanneer de motorkap omhoog
staat. Als de contactschakelaar
aan staat, kan deze ventilator op
elk moment gaan draaien. Er be-
staat gevaar voor verwonding
door draaiende ventilatorbladen.
Verwijder alle metalen sieraden
zoals horloges of armbanden die
onbedoeld elektrisch contact kun-
nen maken. U kunt ernstig ge-
wond raken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in
uw huid en ogen kan branden en
ze produceren waterstofgas dat
ontvlambaar en explosief is. Houd
open vuur of vonken daarom al-
tijd uit de buurt van de accu.
Positieve accupool
305
Page 313 of 376

9. Neem het einde van de pluskabel (+)los van de positieve (+)accupool
van het voertuig met de ontladenaccu.
Wanneer uw auto vaak met behulp
van hulpstartkabels moet worden ge-
start, dient u de accu en het laadsys-
teem door een erkende dealer te laten
controleren.LET OP!
Accessoires die u op de aansluitcon-
tacten kunt aansluiten, ontvangen
stroom van de accu, ook wanneer u
ze niet gebruikt (bijv. mobiele tele-
foons, etc.). Wanneer u deze acces-
soires lang genoeg aangesloten laat,
raakt de accu zover ontladen dat de
levensduur ervan achteruitgaat
en/of dat u de motor niet meer kuntstarten.
EEN VASTZITTENDE
AUTO WEER VRIJKRIJ-GEN
Wanneer u met de auto vast komt te
zitten in modder of sneeuw, kunt u de
auto meestal door een heen en weer gaande beweging los krijgen. Draai
het stuurwiel links- en rechtsom om
de voorwielen vrij te maken. Beweeg
de versnellingshendel vervolgens heen
en weer tussen DRIVE en REVERSE.
Druk het gaspedaal net voldoende in
om de heen en weer gaande beweging
van de auto op gang te houden, zon-
der dat de wielen doorslippen.
LET OP!
Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het laten
doorslippen van de wielen kan lei-
den tot oververhitting en beschadi-
ging van de transmissie. Laat de mo-
tor minstens één minuut stationair
draaien met de keuzehendel in
NEUTRAL na de auto vijf keer heen
en weer bewogen te hebben. U voor-
komt zo oververhitting en vermin-
dert het risico op een versnellings-
bakdefect terwijl u lange tijd bezig
bent een auto vrij te krijgen.
OPMERKING:
Bij het wegrijden in diepe sneeuw,
zand of grind kunt u de tractie van
de auto verbeteren door het elek-
tronische stabiliteitsprogramma (ESP) in de functie "Partial Off"
(Gedeeltelijk uit) te zetten. Raad-
pleeg voor meer informatie "Elek-
tronisch remsysteem" onder "Star-
ten en bedienen".
LET OP!
Wanneer u een vastzittende auto
heen en weer beweegt door snel te
schakelen tussen DRIVE en RE-
VERSE, mogen de wielen nooit
sneller ronddraaien dan 24 km/u
omdat anders schade kan ont-
staan aan de aandrijflijn.
Te veel gas geven leidt tot door-
slippen van de wielen, waardoor
de versnellingsbak beschadigd
kan raken en de auto zichzelf ver-
der ingraaft. Bovendien kunnen
de banden schade oplopen. Laat
de wielen niet met meer dan
48 km/u doorslippen (de trans-
missie schakelt niet op).
307
Page 314 of 376

WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen
is gevaarlijk. De krachten die vrijko-
men bij extreem hoge wielsnelheden
kunnen de assen en banden ernstig
beschadigen. Er kan een band ex-
ploderen, waardoor iemand gewond
kan raken. Laat de wielen van uw
auto niet met een snelheid boven de
48 km/u of langer dan 30 seconden
ononderbroken ronddraaien. Zorg
ook dat er geen personen aanwezig
zijn in de nabijheid van een door-
slippend wiel, ongeacht de snelheid
waarmee het wiel ronddraait.
KEUZEHENDEL ONT- GRENDELEN
Als zich een storing voordoet en de
keuzehendel niet uit de stand PARK
kan worden bewogen, dan kunt u de
volgende procedure uitvoeren om de
keuzehendel tijdelijk te kunnen bewe-gen:
1. Trek de parkeerrem stevig aan. 2. Verwijder de kap van het ontgren-
delmechanisme voor de keuzehendel,
dat zich rechtsboven de keuzehendel
op het instrumentenpaneel bevindt.
3. Zet de contactschakelaar in de
stand ON/RUN zonder de motor testarten.
4. Houd het rempedaal stevig inge- drukt.
5. Steek een schroevendraaier of
soortgelijk gereedschap in de opening
en houd het ontgrendelmechanisme
naar voren gedrukt.
6. Beweeg de keuzehendel in de stand NEUTRAL.
7. De motor kan vervolgens in de
stand NEUTRAL worden gestart.
8. Breng de kap van het ontgrendel-
mechanisme weer aan.
Kap van ontgrendelmechanisme
308