1. Rijd met de auto achteruit de parkeerruimte in door het stuurwiel zodanig te
draaien dat de auto in het midden van de parkeerruimte komt.
1. (Schermdisplay)
2. (Werkelijke conditie)
2. Nadat de auto de parkeerruimte binnen begint te rijden, stoppen en bijsturen
zodat de afstand tussen de voertuigbreedtelijnen en de zijkanten van de
parkeerruimte aan de linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn en blijf dan
langzaam achteruit rijden.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-231
3. Wanneer de voertuigbreedtelijnen en de zijkanten van de parkeerruimte links en
rechts parallel zijn, de wielen recht draaien en de auto langzaam achteruit de
parkeerruimte in laten rijden. Blijf de omliggende ruimte van de auto controleren
en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot stilstand. (Als de
parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de
voertuigbreedterichtlijnen ten opzichte hiervan parallel staan.)
1. (Schermdisplay)
2. (Werkelijke conditie)
▼Bovenaanzicht/groothoekachteraanzicht
Gebruik bij het wegrijden na een stop, het parkeren of het stilzetten van de auto het
bovenaanzicht/groothoekachteraanzicht als hulp bij het controleren van de
veiligheid van de omgeving.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-232