OPEL ADAM 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2019Pages: 235, PDF Size: 6.55 MB
Page 101 of 235

Instrumenten en bedieningsorganen99met een adviseur. U kunt hem vragen
een realtime diagnose uit te voeren
om de oorzaak van het probleem na
te gaan. Afhankelijk van de resultaten biedt de adviseur meer ondersteu‐
ning.
Diagnoserapport
De auto stuurt automatisch diagnose‐
gegevens naar OnStar. U en uw
garage ontvangen maandelijks per e- mail een rapport.
Let op
De werkplaatsmeldingsfunctie kan
in uw account worden uitgescha‐
keld.
Het rapport bevat de status van de
belangrijkste besturingssystemen
van de auto, zoals de motor, trans‐
missie, airbags, ABS, en andere
grote systemen. Ook bevat het infor‐
matie over mogelijke onderhouds‐
punten en de bandenspanning
(alleen als er een bandenspannings‐
controlesysteem is).
U kunt meer details opvragen door op
de link in de e-mail te klikken en u bij
uw account aan te melden.Bestemming downloaden
Een gewenste bestemming kan
rechtstreeks naar het navigatiesys‐
teem worden gedownload.
Druk op Z om een adviseur te bellen
en beschrijf de bestemming of het
markante punt.
De adviseur kan elk adres en elke
nuttige plaats opzoeken en deze naar
het ingebouwde navigatiesysteem
verzenden.
OnStar-instellingen
OnStar-PIN
U hebt een viercijferige PIN nodig
voor toegang tot alle OnStar-servi‐
ces. U moet een eigen PIN invoeren
wanneer u voor de eerste keer met
een adviseur belt.
Druk op Z om een adviseur te bellen
en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een
account waar alle gegevens in zijn
opgeslagen. Druk op Z en spreekmet een adviseur of log in bij uw
account als u accountinformatie wilt
veranderen.
Als de OnStar-service voor een
andere auto moet worden gebruikt,
druk dan op Z en vraag of de account
op de nieuwe auto kan worden over‐
gedragen.
Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over
de wijzigingen als de auto wordt
afgevoerd, verkocht of anderszins
overgedragen en beëindig de
OnStar-service voor deze auto.
Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service wordt verzocht of getriggerd. Eenbericht op het Info-Display geeft aan
dat deze informatie is verzonden.
Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j totdat u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven
door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Page 102 of 235

100Instrumenten en bedieningsorganenLet op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer
beschikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie
altijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.
Software-updates
OnStar kan op afstand software-
updates uitvoeren, zonder dat zij u
daarover van tevoren inlichten of om
uw toestemming vragen. Deze upda‐
tes verbeteren of behouden de veilig‐ heid en beveiliging of de werking vanuw voertuig.
Deze updates kunnen betrekking
hebben op privacykwesties. Ga naar
het document met het privacybeleid
in uw account.
Page 103 of 235

Verlichting101VerlichtingRijverlichting.............................. 101
Lichtschakelaar .......................101
Automatische verlichting .........102
Groot licht ................................ 102
Lichtsignaal ............................. 102
Koplampverstelling ..................103
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 103
Dagrijlicht ................................. 103
Alarmknipperlichten .................103
Richtingaanwijzers ..................104
Mistachterlicht ......................... 104
Parkeerlichten ......................... 104
Achteruitrijlichten .....................105
Beslagen lampglazen ..............105
Binnenverlichting .......................105
Regelbare instrumentenverlichting .........105
Verlichtingsfuncties ....................107
Instapverlichting ......................107
Uitstapverlichting .....................107
Ontlaadbeveiliging accu ..........108Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:Verlichting uit8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of groot licht
Controlelampje 8 3 81.
Lichtschakelaar met
automatische verlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:Automatische verlichting:
het dimlicht wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeld,
afhankelijk van het omge‐
vingslichtm:Activering of deactivering
van de automatische
verlichting. Schakelaar
keert terug naar AUTO8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of groot licht
Page 104 of 235

102VerlichtingDe huidige status van de automati‐
sche verlichting verschijnt op het
Driver Information Center.
Wanneer u de ontsteking inschakelt,
is de automatische verlichting actief.
Wanneer de koplampen aan zijn,
brandt 8.
Controlelampje 8 3 81.
Achterlichten
De achterlichten branden samen met
de koplampen en zijmarkeringslich‐
ten.
Automatische verlichtingWanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het regensensorsysteem.
Dagrijlicht 3 103.
Automatische
koplampinschakeling
Na het inschakelen van de functie
Automatische verlichting bij een
draaiende motor gaan de koplampen
bij weinig licht in de omgeving bran‐
den.
Verder worden de koplampen inge‐
schakeld als de ruitenwissers enkele
slagen geactiveerd zijn.
Tunneldetectie
Bij het inrijden van een tunnel worden de koplampen onmiddellijk ingescha‐ keld.Groot licht
Om van dimlicht naar groot licht om teschakelen, duwt u tegen de hendel.
Om het dimlicht in te schakelen, duwt
u nogmaals tegen de hendel of u trekt eraan.
Lichtsignaal Lichtsignaal activeren door de hendelnaar u toe te trekken.
Page 105 of 235

Verlichting103KoplampverstellingHandmatig instellen
koplampreikwijdte
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwiel‐
tje ? in de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimteKoplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Draai de stelknop op beide koplamp‐
huizen 1
/4 slag rechtsom om de toeris‐
tenmodus in te stellen.
Dagrijlicht
Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Deze gaat bij het inschakelen van het
contact automatisch branden.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨
indrukken.
De alarmlichten worden automatisch
ingeschakeld wanneer de airbags bij
een ongeval in werking treden.
Page 106 of 235

104VerlichtingRichtingaanwijzershendel omhoog:richtingaanwijzer
rechtshendel omlaag:richtingaanwijzer
links
Wanneer de hendel wordt verplaatst,
voelt u een weerstandspunt.
De richtingaanwijzer knippert onon‐
derbroken, wanneer de hendel voor‐
bij het weerstandspunt haalt. Het
knipperen stopt wanneer u het stuur‐
wiel in tegengestelde richting draait of
wanneer u de hendel met de hand
terugzet in de neutraalstand.
U kunt kortstondig knipperen door de hendel net voor het weerstandspunt
vast te houden. De richtingaanwijzers
knipperen dan totdat u de hendel
loslaat.
Om drie knippersignalen te geven,
moet u kort op de hendel drukken
zonder het weerstandspunt te passe‐
ren.
Mistachterlicht
Om in te schakelen r indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
inschakelen van het mistachterlicht
worden de koplampen automatisch ingeschakeld.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Ontsteking uitschakelen.
2. Beweeg de hendel helemaal omhoog (parkeerlichten rechts) of
omlaag (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Page 107 of 235

Verlichting105Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● sfeerverlichting
● plafondverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Binnenverlichting
Voorste interieurverlichting
De interieurverlichting wordt bij het in- en uitstappen vanzelf ingeschakeld
en dooft met enige vertraging.w:automatisch in- en
uitschakelendruk op u:aandruk op v:uit
Page 108 of 235

106VerlichtingLet op
Bij een ongeval waarbij de airbags geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Plafondverlichting
De spot in de binnenverlichting gaat
aan wanneer de koplampen worden
ingeschakeld.
De plafondverlichting verlicht de
schakelconsole indirect.
Sfeerverlichting
De sfeerverlichting bestaat uit indi‐
recte verlichting in de portieren, in het instrumentenpaneel onder de verwar‐ ming en ventilatie en in de beenruimte
voor de passagier. Er zijn acht kleu‐
ren te selecteren via een knop op de
plafondconsole.
Toets indrukken met ingeschakeld contact:
m één keer kort
indrukken:aan of uitS herhaalde‐
lijk kort
indrukken:de kleuren veran‐
deren stapsgewijsS lang
indrukken:kleuren verande‐
ren voortdurend
De sfeerverlichting kan met het kartel‐
wieltje A samen met de instrumen‐
tenverlichting worden gedimd 3 105.
De geselecteerde kleur blijft bij de volgende keer inschakelen van het
contact.
De sfeerverlichting licht bij het
uitschakelen van het contact automa‐ tisch op en dooft na het openen van
een portier. m indrukken na uitscha‐
kelen van het contact, de sfeerver‐
lichting blijft 60 minuten lang aan.
Sterrenhemel
De sterrenhemel bestaat uit ongeveer
64 leds. De intensiteit ervan is te
dimmen met een toets op de plafond‐
console.
Page 109 of 235

Verlichting107Toets indrukken met ingeschakeld
contact:m één keer kort
indrukken:aan of uitT herhaaldelijk
kort indrukken:stapsgewijs
dimmenT lang
indrukken:voortdurend
dimmen
De geselecteerde intensiteit blijft bij
de volgende keer inschakelen van het
contact.
De sterrenhemel licht bij het uitscha‐
kelen van het contact automatisch op en dooft na het openen van een
portier. m indrukken na uitschakelen
van het contact, de sterrenhemel blijft
60 minuten lang aan.
Verlichtingsfuncties
Instapverlichting
Welkomstverlichting De volgende verlichting wordt korte
tijd ingeschakeld door de auto te
ontgrendelen met de handzender:
● dimlicht of groot licht
● achterlichten
● kentekenplaatverlichting
● instrumentenverlichting
● binnenverlichting
Sommige functies werken alleen als
het buiten donker is om de auto
gemakkelijker te kunnen vinden.
De verlichting wordt meteen uitge‐
schakeld zodra u de contactsleutel in
stand 1 3 120 draait.
Deze functie is in of uit te schakelen
op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 92.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Driver Information Center ● sfeerverlichting
● sterrenhemel
Uitstapverlichting
De volgende verlichting gaat branden wanneer u de sleutel uit het contact‐
slot haalt:
● binnenverlichting
● instrumentenverlichting (alleen wanneer het donker is)
● sfeerverlichting
● sterrenhemel
De verlichting wordt na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld en bij
het openen van het bestuurderspor‐
tier opnieuw ingeschakeld.
Page 110 of 235

108VerlichtingPadverlichting
De koplampen, achterlichten en
kentekenverlichting blijven een instel‐
bare tijd branden wanneer u de auto verlaat.
Inschakelen
1. Schakel de ontsteking uit.
2. De contactsleutel verwijderen.
3. Open het bestuurdersportier.
4. Trek aan de hendel.
5. Sluit het bestuurdersportier.
Wordt het bestuurdersportier niet
gesloten, dan gaat de verlichting na
2 minuten uit.
De uitstapverlichting wordt meteen
uitgeschakeld als u de hendel naar u
toe trekt, terwijl het bestuurderspor‐
tier geopend is.
Activering, deactivering en inschakel‐
duur van deze functie zijn te wijzigen
op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 92.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
Ontlaadbeveiliging accu Oplaadfunctie afgestemd op accu Deze functie garandeert een maxi‐
male levensduur van de accu door
een regelbaar vermogen en een opti‐
male vermogensverdeling van de
dynamo.
Om te voorkomen dat de accu onder
het rijden leegraakt, worden de
volgende systemen automatisch in
twee fasen afgebouwd en ten slotte
uitgeschakeld:
● hulpverwarming
● achterruitverwarming
● verwarmde spiegels● stoelverwarming
● aanjager
In de tweede fase ziet u op het Driver Information Center een bericht dat de
activering van de ontlaadbeveiliging
bevestigt.
Uitschakeling van de verlichting Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl de ontsteking is uitge‐
schakeld, wordt de binnenverlichting
na enige tijd automatisch uitgescha‐
keld.