OPEL ASTRA K 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: ASTRA K, Model: OPEL ASTRA K 2017.5Pages: 503, PDF Size: 11.43 MB
Page 331 of 503

Rijden en bediening329Storing
Bij een storing in het systeem licht het controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het Driver Information Center. Het
systeem is buiten werking.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Sportmodus
De Sport-modus past de instellingen
van sommige autosystemen aan voor
een sportievere rijstijl.
● De motor reageert sneller op bewegingen van het gaspedaal.
● De stuurinrichting reageert actie‐
ver voor een beter contact met
het wegdek.
● De automatische versnellings‐ bak schakelt later.
● De gebruiksmodi van de adap‐ tieve cruise control worden
aangepast naar sportievere
instellingen.Inschakelen
Druk bij een draaiende motor op
SPORT .
De LED in de toets licht op wanneer
de Sport-modus actief is en er
verschijnt een statusbericht op het
Driver Information Center.
Uitschakelen
Druk kort op SPORT. De volgende
keer dat u het contact inschakelt,
wordt de Sport-modus gedeacti‐
veerd.
Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid
wanneer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden
tussen ca. 30 km/u en de topsnelheid van de auto opslaan en aanhouden.
Bij het op- en afrijden van hellingen
zijn afwijkingen van de opgeslagen
snelheid mogelijk.
Activeren in de eerste versnelling is
niet mogelijk.
Page 332 of 503

330Rijden en bediening
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een constante snelheid onverstandig is.
De illustraties tonen verschillende
versies.
Controlelamp m 3 120.
Inschakelen
Druk op m; controlelamp m in de
instrumentengroep brandt wit.
Inschakelen
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. De controlelamp
m in de instrumentengroep brandt
groen. Op het Uplevel-display licht
m groen op en wordt de ingestelde
snelheid aangegeven. U kunt het
gaspedaal loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.
De cruise control blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid
of draai het meerdere malen kort naar RES/+ : de snelheid loopt continu of in
kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door het
stelwiel naar SET/- te draaien.
Page 333 of 503

Rijden en bediening331
Vertragen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meerdere malen kort naar SET/- : de snelheid neemt continu of
in kleine stappen af.
Uitschakelen
Druk op y; controlelamp m in de
instrumentengroep brandt wit.
Op het Uplevel-display wordt m wit.
De cruise control wordt gedeacti‐
veerd, maar niet uitgeschakeld. De laatst opgeslagen snelheid blijft voor
later hervatten van de snelheid in het geheugen.
Automatisch uitschakelen:
● De rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u.
● De rijsnelheid met meer dan 25 km/u onder de ingesteldesnelheid daalt.
● Het rempedaal wordt bediend.
● Het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt.
● De keuzehendel is in N.
● Het motortoerental is in een zeer
laag bereik.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregeling
is actief.
● Handrem is ingeschakeld.
● Als u tegelijkertijd op RES/+ drukt
en het rempedaal intrapt, wordt
de cruise control gedeactiveerd
en wordt de opgeslagen snelheid
gewist.
Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid hoger dan 30 km/u. De
opgeslagen snelheid wordt nu over‐
genomen.Uitschakelen
Druk op m; controlelamp m in de
instrumentengroep dooft. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Via L voor het activeren van de snel‐
heidsbegrenzer of het uitschakelen
van het contact wordt ook de cruise
control uitgeschakeld en wordt de
opgeslagen snelheid gewist.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De maximumsnelheid kan worden
ingesteld op snelheden hoger dan 25 km/u tot maximaal 200 km/u.
De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bij
het afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.
Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet op het
Driver Information Center weergege‐
ven.
Page 334 of 503

332Rijden en bedieningInschakelen
De illustraties tonen verschillende
versies.
Druk op L, symbool L licht op het
Driver Information Center.
Als de cruise control eerder geacti‐ veerd was, wordt deze uitgeschakeld
als de snelheidsbegrenzer wordt
geactiveerd en de controlelamp m
dooft.
Ingestelde snelheidslimiet Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel kort naar SET/-:
de huidige snelheid wordt als snel‐
heidslimiet opgeslagen.
Op het Midlevel-display verschijnen
L en de maximumsnelheid.
Op het Uplevel-display wordt L
groen.
Snelheidslimiet wijzigen
Als de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, draait of houdt u het stelwiel kort naar RES/+ om te verhogen of
naar SET/- om de gewenste snel‐
heidslimiet te verlagen.
Snelheidslimiet overschrijden Wanneer de maximumsnelheid wordt
overschreden zonder dat de bestuur‐
der dit heeft gedaan, knippert de snel‐
heid in het Driver Information Center
en klinkt er een waarschuwingstoon.
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig in te trappen, tot
bijna tegen de aanslag. In dit geval
klinkt er geen waarschuwingstoon.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan de snelheidslimiet opnieuw geacti‐veerd.
Uitschakelen
Druk op y: snelheidsbegrenzer is
gedeactiveerd en de snelheid van de
auto is niet meer begrensd.
Page 335 of 503

Rijden en bediening333
Op het Midlevel-display verschijnt de
opgeslagen maximumsnelheid
tussen haakjes.
Op het Uplevel-display wordt L wit.
Ook verschijnt een bijbehorend
bericht.
De snelheidsbegrenzer wordt
gedeactiveerd, maar niet uitgescha‐
keld. De laatst opgeslagen snelheid
blijft voor later hervatten van de snel‐ heid in het geheugen.
Snelheidslimiet hervatten Draai het stelwiel naar RES/+. De
opgeslagen maximumsnelheid wordt bereikt en staat zonder haakjes op
het Driver Information Center.
Uitschakelen
Druk op L, de snelheidslimiet in het
Driver Information Center dooft. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Door via m de cruise control of adap‐
tieve cruise control te activeren wordt
de snelheidsbegrenzer ook gedeacti‐ veerd en de opgeslagen snelheid
gewist.
Door het contact uit te schakelen
wordt de snelheidsbegrenzer ook gedeactiveerd maar de snelheidsli‐
miet wordt opgeslagen voor de
volgende activering van de snelheids‐ begrenzer.
Adaptieve cruise control
Adaptieve cruise control is een verbe‐
tering van de conventionele cruise
control, en biedt als aanvullende
functie het aanhouden van een
bepaalde afstand tot de voorligger.
Adaptieve cruise control verlaagt
automatisch de snelheid van de auto
als deze een langzamer rijdende auto nadert. Vervolgens wordt de rijsnel‐
heid op de geselecteerde volgafstand
aangepast aan die van de voorligger. De rijsnelheid neemt toe of af met die van de voorligger, maar zal de inge‐
stelde snelheid niet overschrijden. De
cruise control kan beperkt remmen,
met geactiveerde remlichten.De adaptieve cruise control kan snel‐
heden van meer dan ongeveer
25 km/u opslaan en handhaven. Bij
auto's met automatische versnel‐
lingsbak is er geen minimale snelheid en kan het systeem ook geheel
afremmen.
De adaptieve cruise control gebruikt
radar en camerasensoren voor de
detectie van voorliggers. Als er zich
geen voertuig voor u bevindt, zal de
adaptieve cruise control zich als een
conventionele cruise control gedra‐
gen.
De adaptieve cruise control is voor‐
namelijk bedoeld voor gebruik op
lange rechte wegen, zoals snelwegen of provinciale wegen met een regel‐
matige verkeersstroom. Het systeem
niet inschakelen als het aanhouden
van een constante snelheid onver‐
standig is.
Page 336 of 503

334Rijden en bedieningControlelamp A 3 120, m 3 120, C
3 120.9 Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruise control dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto omdat rempedaal, gaspedaal en
de onderbrekingsschakelaar voor‐
rang hebben op de adaptieve
cruise control.
Inschakelen
De illustraties tonen verschillende
versies.
Druk op C om adaptieve cruise
control in te schakelen. C verschijnt
op het Driver Information Center.
Activeren door het instellen van
de snelheid
Adaptieve cruise control kan worden
geactiveerd bij snelheden van meer
dan 25 km/h bij auto's met automati‐
sche versnellingsbak of 30 km/h bij
auto's met handgeschakelde versnel‐
lingsbak. De maximale snelheid is
180 km/u.
Accelereer tot de gewenste snelheid en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden.
Het symbool voor de adaptieve cruise
control C, de instelling voor afstand
tot voorligger en de ingestelde snel‐
heid worden weergegeven op het
Driver Information Center.
U kunt het gaspedaal loslaten. De adaptieve cruise control blijft inge‐
schakeld tijdens het schakelen.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het blijft altijd mogelijk om harder dan de ingestelde snelheid te rijden door
het gaspedaal in te trappen. Als het
gaspedaal wordt losgelaten, keert de
auto terug naar de gewenste afstand
als er een voorligger is die langzamer
Page 337 of 503

Rijden en bediening335rijdt. Is dit niet het geval, dan keert het
systeem terug naar de opgeslagen
snelheid.
Na activering van het systeem
vertraagt of remt de adaptieve cruise
control als een voorligger met een
lagere snelheid wordt gedetecteerd,
of als de afstand tot de voorligger klei‐ ner is dan gewenst.9 Waarschuwing
Als de bestuurder de snelheid
opvoert, deactiveert het systeem het automatisch remmen. Dit
wordt aangegeven als een pop-
upwaarschuwing op het Driver
Information Center.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de adaptieve cruise
control geactiveerd is, het stelwiel
naar RES/+ gedraaid: de snelheid
wordt dan continu met grote stappen
verhoogd. Of draai het stelwiel meer‐
dere malen kort naar RES/+: de snel‐ heid wordt dan met kleine stappenverhoogd.
De huidige snelheid kan worden
opgeslagen en gehandhaafd door het
gaspedaal in te trappen en tegelijker‐
tijd het stelwiel naar SET/- te draaien.
Vertragen Houd, terwijl de adaptieve cruise
control geactiveerd is, het stelwiel
naar SET/- gedraaid: de snelheid
wordt dan continu met grote stappen
verlaagd. Of draai het stelwiel meer‐
dere malen kort naar SET/-: de snel‐
heid wordt dan met kleine stappen verlaagd.
De huidige snelheid kan worden
opgeslagen en gehandhaafd door het
gaspedaal in te trappen en tegelijker‐
tijd het stelwiel naar SET/- te draaien.
Opgeslagen snelheid hervatten Als het systeem ingeschakeld, maar
niet geactiveerd is, het stelwiel naar
RES/+ draaien bij een snelheid hoger
dan 25 km/u om de opgeslagen snel‐
heid te hervatten.Adaptieve cruise control met
volledig snelheidsbereik bij auto's met automatische
versnellingsbak
Bij de adaptieve cruise control met
volledig snelheidsbereik wordt een
volgafstand achter een gedetec‐
teerde voorligger aangehouden en
zal uw auto afremmen totdat het stil‐
staat achter dit voertuig.
Bij een korte stop van de voorligger
zal de adaptieve cruise control auto‐
matisch zonder tussenkomst van de
bestuurder weer werken. Druk indien
nodig op RES/+ of trap het gaspedaal
in om de adaptieve cruise control
weer te laten werken.
Als de stilstaande voorligger langere
tijd heeft gestopt en weer begint te
rijden, zal de groene controlelamp
Voorligger gedetecteerd A knippe‐
ren en klinkt er een geluidssignaal als herinnering om het verkeer te contro‐ leren voordat u wegrijdt.
Druk wanneer de voorligger wegrijdt
op RES/+ of trap het gaspedaal in om
de adaptieve cruise control weer te
Page 338 of 503

336Rijden en bedieninglaten werken. Bij een stop van meer
dan vijf minuten of als het bestuur‐
dersportier wordt geopend en de
veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt, wordt de elektri‐
sche handrem automatisch aange‐
trokken om de auto op zijn plaats te houden. Controlelamp m lichten op.
Trap om de elektrische handrem los
te zetten het gaspedaal in. Elektri‐
sche handrem 3 3249 Waarschuwing
Wanneer de adaptieve cruise
control met volledig snelheidsbe‐
reik wordt gedeactiveerd of gean‐
nuleerd, zorgt het systeem er niet
langer voor dat de auto stil blijft
staan, waardoor de auto kan gaan rijden. Wees er altijd op voorbereiddat u zelf de rem moet intrappen
om ervoor te zorgen dat de auto stil blijft staan.
Verlaat de auto niet als deze tot
stilstand is gebracht door de adap‐ tieve cruise control met volledig
snelheidsbereik. Zet de keuze‐
hendel altijd in de parkeerstand P
en schakel het contact uit voordat
u de auto verlaat.
Afstand tot voorligger instellen
Als de adaptieve cruise control een
voorligger met een lagere snelheid
constateert, zal deze de rijsnelheid
aanpassen om de geselecteerde
afstand tot de voorligger te behou‐
den.
De afstand tot de voorligger kan op
kort, gemiddeld en ver worden inge‐
steld.
Druk op E, de huidige instelling
verschijnt op het Driver Information
Center. Druk opnieuw op E om de
afstand tot voorligger te wijzigen. De
instelling verschijnt ook op het Driver
Information Center.
De geselecteerde afstand tot voorlig‐
ger wordt aangegeven via de
afstandsbalken in de adaptieve cruise
control-pagina.
Let op: de instelling voor afstand tot
voorligger wordt gedeeld met de
gevoeligheid van het alarm van de
frontaanrijdingswaarschuwing
3 341.
Page 339 of 503

Rijden en bediening337Voorbeeld: Als stand 3 (ver) is gese‐
lecteerd, wordt de bestuurder sneller
gewaarschuwd vóór een mogelijke
aanrijding, ook als de adaptieve
cruise control niet geactiveerd of
ingeschakeld is.9 Waarschuwing
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden. Indien de situatie zulks
vereist, moet de afstand tot voor‐
ligger worden aangepast of het
systeem worden uitgeschakeld.
Detectie van voorligger
Het controlelampje voorligger gede‐
tecteerd A verschijnt wanneer het
systeem een voorligger heeft gede‐
tecteerd. Afhankelijk van de rijsnel‐
heid ligt het bereik van de sensoren
tussen 25 en 150 meter.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 341.
Als dit symbool niet verschijnt of
slechts korte tijd oplicht, zal de adap‐ tieve cruise control niet reageren op
voorliggers.
Uitschakelen
De bestuurder deactiveert de adap‐ tieve cruise control door:
● y wordt ingedrukt.
● het rempedaal wordt ingetrapt.
● het koppelingspedaal langer dan vier seconden wordt ingetrapt.
● de keuzehendel van de automa‐ tische versnellingsbak op N
wordt gezet.
Het systeem wordt ook automatisch
gedeactiveerd als:
● de rijsnelheid boven 190 km/h of onder 55 km/h komt (bij auto's
met automatische versnellings‐bak wordt afgeremd tot stilstand,
zonder binnen vijf minuten te
deactiveren).
● het Traction Control-systeem is gedeactiveerd of werkt.
● de elektronische stabiliteitsrege‐ ling is gedeactiveerd of werkt.
● er gedurende ongeveer één minuut geen ander verkeer of
object langs de weg wordt
aangetroffen. in dit geval zijn er
geen radarecho's en kan de
sensor melden dat deze vervuild
is.
● de actieve noodrem in werking treedt.
● rijden op steile hellingen.
● de radarsensor vervuild is door een laagje ijs of water.
● er een storing wordt geconsta‐ teerd in de radar, camera, motor
of het remsysteem.
● de remmen oververhit zijn.
Page 340 of 503

338Rijden en bedieningDaarnaast wordt het systeem auto‐
matisch gedeactiveerd bij auto's met
een automatische versnellingsbak
(adaptieve cruise control met volledig
snelheidsbereik) wanneer:
● de elektrische handrem wordt aangetrokken.
● het systeem de auto langer dan vijf minuten stopt.
● de auto stopt, de veiligheidsgor‐ del van de bestuurder is losge‐daan en het bestuurdersportier is geopend.
Wanneer adaptieve cruise control
wordt gedeactiveerd, verandert
controlelamp m van groen in wit en
verschijnt er een pop-upbericht op het
Driver Information Center.
De opslagen snelheid wordt aange‐
houden.Bij het Midlevel-display verschijnt de
opgeslagen snelheid tussen haakjes
op het Driver Information Center
wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd maar niet wordt uitgescha‐
keld.
Bij het Uplevel-display verandert het
symbool van de adaptieve cruise
control C van groen in wit wanneer
het systeem wordt gedeactiveerd maar niet wordt uitgeschakeld.9 Waarschuwing
Na het deactiveren van de adap‐
tieve cruise control moet de
bestuurder de controle over het
remmen en gas geven overne‐
men.
Uitschakelen
Druk op C om adaptieve cruise
control uit te schakelen. C op het
Driver Information Center dooft. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Door het uitschakelen van het
contact, wordt ook de adaptieve
cruise control uitgeschakeld en wordt
de opgeslagen snelheid gewist.
Aandacht van de bestuurder
● Let op met de adaptieve cruise control in bochten of op heuvel‐
achtige wegen, het systeem kan
contact met de voorligger verlie‐
zen en heeft de tijd nodig om
deze opnieuw te detecteren.
● Gebruik het systeem niet op gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐ slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruise control niet bij regen, sneeuw of
modder, omdat de radarsensor
door waterfilm, stof, ijs of sneeuw
bedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijk
onderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐ gen.