radio OPEL INSIGNIA 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2014Pages: 329, PDF Size: 8.89 MB
Page 25 of 329
Sleutels, portieren en ruiten23
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
■ Storing in de afstandsbediening
■ Bereik overschreden
■ Batterijspanning te laag
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor er opnieuw gesyn‐
chroniseerd moet worden
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de
handzender, waardoor de stroom‐
voorziening voor korte tijd wordt on‐ derbroken
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen
Handmatig ontgrendelen 3 24.Elektronisch
sleutelsysteem
Voor een sleutelloze bediening van
de volgende functies:
■ Centrale vergrendeling 3 24
■ Achterklep 3 30
■ Contact inschakelen en motor star‐
ten 3 158
De bestuurder hoeft alleen de elek‐
tronische sleutel bij zich te dragen.
De elektronische sleutel bevat ook de
functionaliteit van de handzender
3 22.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Let op
De elektronische sleutel niet in de bagageruimte of voor het
Info-Display leggen.
Batterij elektronische sleutel
vervangen Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Een bericht op het Driver Information Center geeft
aan dat de batterij moet worden ver‐
vangen 3 121.
Batterij vervangen, zie Handzender
3 22.
Elektronische sleutel
synchroniseren
De elektronische sleutel synchroni‐
seert zichzelf automatisch bij elke
startprocedure.
Page 26 of 329
24Sleutels, portieren en ruiten
Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan
worden vergrendeld of ontgrendeld of als de motor niet kan worden gestart,
kan dit de volgende oorzaken heb‐
ben:
■ Storing in elektronische sleutel
■ Elektronische sleutel buiten ont‐ vangstbereik
■ Batterijspanning te laag,
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de
handzender, waardoor de stroom‐
voorziening voor korte tijd wordt on‐ derbroken
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog
vermogen.
Om de storing te verhelpen, de positie van de elektronische sleutel verande‐ ren.
Handmatig ontgrendelen 3 24.Opgeslagen instellingen
Steeds wanneer het contact wordt uit‐ geschakeld, worden de volgende in‐
stellingen automatisch door de hand‐
zender of de elektronische sleutel op‐
geslagen:
■ Automatische klimaatregeling
■ Verlichting
■ Infotainment-systeem
■ Centrale vergrendeling
■ Instellingen sportmodus
■ Comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
bij de volgende keer inschakelen van het contact met de sleutel in het ge‐
huegen met handzender 3 156 of
elektronische sleutel 3 23 automa‐
tisch gebruikt.
Een voorwaarde is dat Personalisatie
door bestuurder geactiveerd is in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke handzender of elek‐
tronische sleutel die wordt gebruikt.Ook worden de aanpassingen van de
bestuurdersstoel en de buitenspie‐
gels onafhankelijk van de geheugen‐
standen 3 52 in het geheugen op‐
geslagen.
De elektrisch bediende stoel ver‐
plaatst zich automatisch in de opge‐
slagen stand wanneer het bestuur‐
dersportier wordt ontgrendeld en ge‐
opend met de handzender of elektro‐ nische sleutel in het geheugen en
wanneer Automat. oproepen
geheugen op het Info-Display is inge‐
schakeld.
Persoonlijke instellingen 3 124.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Page 126 of 329
124Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Colour-Info-Display te ver‐
anderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 24.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Onderstaand wordt het wijzigen van
persoonlijke instellingen via de toet‐
sen onder het display beschreven. Dit
geldt voor 4,2" en 8" Colour-Info-Dis‐
play. Daarbij werkt het 8" display als
een aanraakscherm en via het touch‐ pad tussen de voorstoelen. Raad‐pleeg de beschrijving Colour-Info-
Display 3 119 en de handleiding In‐
fotainmentsysteem.
Druk bij een actief display op toets ;.
Draai aan toets MENU om een dis‐
playpictogram van Instellingen te se‐
lecteren.
Druk ter bevestiging op de toets
MENU .
De volgende instellingen kunnen wor‐
den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele
toets:
■ Tijd en datum
■ Sportmodus
■Taal (Language)
■ Valetmodus
■ Radio
■ Voertuig
■ Bluetooth
■ Spraak in-/uitvoer
■ Scherm
■ Achteruitkijkcamera
■ Terugk. naar fabrieksinst.
■ Softwareinformatie
■ TouchPad
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Tijd en datum
Zie klok 3 91.
Sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 175.
Page 127 of 329
Instrumenten en bedieningsorganen125
■Achterverl. sportmodus : Instru‐
mentenverlichting verandert van
kleur.
■ Motor sportmodus : Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.
■ Sportbesturing : De stuurbekrachti‐
ging werkt minder goed.
■ Sportophanging : Demping wordt
stugger.
■ All wheel drive : Groter deel van het
motorkoppel gaat naar de achteras.
Taal (Language)
Selectie van de gewenste taal. Zie handleiding bij het infotainment-sys‐
teem.
Valetmodus
Zie handleiding bij het infotainment- systeem.
Radio
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.Voertuig
■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Max. snelheid autoventilator : Ver‐
andert het niveau van het luchtde‐
biet van de klimaatregeling in het
interieur in automatische modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste in‐
stelling (aanbevolen) of bij het star‐ ten van de auto is altijd AAN of altijd UIT.
Autom. Ontwasemen : Ondersteunt
het ontvochtigen van de voorruit door het automatisch selecteren
van de vereiste instellingen en de
automatische aircomodus.
Autom. ontwasemen achter : Acti‐
veert automatisch de achterruitver‐
warming.
■ Bots- / detectiesystemen
Parkeersensor : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Autom. voorbereiding botsing : Ac‐
tiveert of deactiveert de automati‐
sche remwerking van de auto in ge‐ val van dreigend aanrijdingsge‐vaar. Het volgende kan worden ge‐
selecteerd: het systeem neemt de
remregeling over, waarschuwt al‐
leen door middel van geluidssigna‐
len of wordt volledig gedeactiveerd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐
ringsfunctie van de adaptieve
cruise control.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blindehoek‐
systeem.
Verkeerswaarsch. achteruitr. : Acti‐
veert of deactiveert de waarschu‐
wing kruisend verkeer achter.
■ Comfort en gemak
Volume signaaltonen : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Personalisatie door bestuurder : Ac‐
tiveert of deactiveert de persoon‐
lijke instellingen.
Automat. oproepen geheugen : Ac‐
tiveert of deactiveert het oproepen
van de opgeslagen instellingen
voor de afstelling van de elektrisch
bediende stoelen en buitenspie‐
gels.
Page 129 of 329
Instrumenten en bedieningsorganen127
Scherm
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Achteruitkijkcamera
Richtlijnen : Activeert of deactiveert de
geleidelijnen.
Hulpsymbolen achteruitpark. : Acti‐
veert of deactiveert de symbolen van
de parkeerhulp achter.
Terugk. naar fabrieksinst.
Inst. voertuig herstellen : Reset alle
functies op standaardinstellingen.
Alle privégegevens wissen : Wist alle
persoonsgebonden gegevens uit de auto.
Instellingen radio herstellen : Reset
alle radiofuncties op standaardinstel‐ lingen. Zie handleiding bij het infotain‐
ment-systeem.
Softwareinformatie
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
TouchPad
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Page 322 of 329
320KlantinformatieKlantinformatieKlantinformatie........................... 320
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 320Klantinformatie
Conformiteitsverklaring
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC
verzenden en/of ontvangen. Deze
systemen voldoen aan de essentiële
vereisten en alle andere relevante be‐
palingen van Richtlijn 1999/5/EC.
Exemplaren van de originele Confor‐
miteitsverklaringen vindt u op onze
website.Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders
(EDR)
Gegevensopslagmodules in de
auto
Een groot aantal elektronische com‐ ponenten van uw auto bevat gege‐
vensopslagmodules die tijdelijk of
permanent technische gegevens
over de staat van de auto, voorvallen en fouten opslaan. In het algemeen
documenteert deze technische infor‐
matie de staat van onderdelen, mo‐
dules, systemen of de omgeving.
■ Staat van systeemcomponenten (bijv. vulniveaus)
■ Statusberichten van de auto en de afzonderlijke componenten (bijv.
aantal omwentelingen van het wiel /
toerental, deceleratie, zijwaartse
acceleratie)
■ Disfunctioneren en defecten in be‐ langrijke systeemcomponenten
Page 323 of 329
Klantinformatie321
■ Reacties van de auto in specifiekeverkeerssituaties (bijv. ontplooien
van een airbag, activeren van de
stabiliteitsregeling)
■ Omgevingscondities (bijv. tempe‐ ratuur)
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐ nisch en helpen bij het identificeren
en corrigeren van fouten en het opti‐
maliseren van boordfuncties.
Bewegingsprofielen die op afgelegde
routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als er services worden gebruikt (bijv.
reparatiewerkzaamheden, onder‐
houdsprocessen, garantieclaims,
kwaliteitsborging), kunnen medewer‐
kers van het servicenetwerk (inclusief de fabrikant) deze technische infor‐
matie met speciale diagnoseappara‐
tuur uit de voorvaal- en foutgege‐
vensopslagmodules aflezen. Raad‐
pleeg desgewenst deze werkplaat‐
sen voor meer informatie. Na het cor‐
rigeren van een fout worden de ge‐
gevens gewist uit de foutopslagmo‐
dule of worden ze constant over‐ schreven.Bij het gebruik van deze auto kunnen
er zich situaties voordoen waarin
deze technische gegevens in ver‐
band met andere informatie (o.a. on‐
gevalmelding, schade aan de auto,
getuigenverklaringen) met een per‐
soon kunnen worden geassocieerd -
mogelijk met behulp van een expert.
Bij extra contractueel met de klant
overeengekomen functies (bijv. loka‐
liseren van de auto in noodgevallen)
mogen er bepaalde gegevens m.b.t.
de auto vanuit de auto worden ver‐
zonden.Radiofrequentie-
identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het ont‐
stekingssysteem. Het wordt ook sa‐
men gebruikt met apparaten zoals ra‐
diogestuurde afstandsbedieningen
voor het vergrendelen/ontgrendelen
van de deuren en starten en zenders in de auto voor het openen van gara‐ gedeuren. RFID-technologie in Opel-
voertuigen gebruikt geen persoonlijke informatie, houdt ze niet bij of koppelt
deze niet aan andere Opel-systemen
die persoonlijke informatie bevatten.
Page 327 of 329
325
Opgeslagen instellingen...............24
Opschakelen............................... 108
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 265
Parkeerhulp ......................... 40, 195
Parkeerlichten ............................ 135
Parkeren .............................. 19, 162
Park pilot met ultrasoonsensoren 195
Persoonlijke instellingen ............124
Pollenfilter .................................. 154
Portieren ....................................... 30
Portier open ............................... 112
Prestaties ................................... 282
Profieldiepte ............................... 253
Q Quickheat ................................... 152
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 321
Regelbare instrumentenverlichting ...........136
Regeleenheid smartphone .........121
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 320
Remassistentie .......................... 173
Rem- en koppelingssysteem .....106Rem- en koppelingsvloeistof ......273
Rem intrappen ........................... 110
Remmen ............................ 170, 228
Remvloeistof .............................. 228
Reservewiel ............................... 261
Richtingaanwijzer ......................104
Richtingaanwijzers ..................... 134
Richtingaanwijzer vooraan .........232
Roetfilter ............................. 109, 163
Rolschermen ............................... 44
Ruiten ........................................... 41
Rijgedrag en aanhangertips ......219
Rijregelsystemen ........................173
Rijverlichting ........................ 12, 110
S Schakelen ................................... 108
Service ............................... 154, 272
Service-display .......................... 103
Service-informatie ...................... 272
Sjorogen ...................................... 77
Slepen ................................ 219, 265
Sleutel, opgeslagen instellingen ...24
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................255
Snelheidsbegrenzer ...........111, 180
Snelheidsmeter .......................... 100
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................228Startbeveiliging ....................37, 110
Starten en bedienen ...................156
Starthulp gebruiken ...................263
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling ........................6, 49
Stop/Start-systeem .....................160
Storing ....................................... 168
Storing elektrische handrem .......107
Storingsindicatielamp ................106
Stroomonderbreking ..................168
Sturen ......................................... 155
Stuurbedieningsknoppen .............86
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 86
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 214
Te laag brandstofpeil .................110
Toerenteller ............................... 101
Top-Tether-bevestigingsogen ......69
Traction Control .........................173
Traction Control-systeem uit....... 109
Trekhaak .................................... 220
Trekstang.................................... 219
Typeplaatje ................................ 275
U
Uitlaatgassen ............................. 163
Uitrol-brandstofafsluiter .............159