OPEL INSIGNIA 2016.5 Handleiding Infotainment (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2016.5Pages: 129, PDF Size: 2.38 MB
Page 41 of 129
Externe apparaten41Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit het USB-apparaat of IPod aan
op de USB-poort. Gebruik voor de
iPod de juiste aansluitkabel.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat of een iPod ver‐
schijnt er een bijbehorende foutmel‐ ding en schakelt het Infotainment‐systeem automatisch terug naar de
vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat of de
IPod door een andere functie te se‐
lecteren en daarna het USB-opslag‐
medium te verwijderen.Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het af‐
spelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
Bluetooth
Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek, mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
de Bluetooth-muziekprofielen A2DP
en AVRCP ondersteunen, werken
draadloos op het Infotainmentsys‐
teem.
Het infotainmentsysteem kan de mu‐
ziekbestanden afspelen die op deze
apparaten staan.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen Voor een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-verbinding 3 72.
Bluetooth-apparaatbeheer
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk om het aangesloten
Bluetooth-apparaat te wijzigen.
Selecteer Bluetoothapparaten
beheren om de apparaatlijst weer te
geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 72.
Bestandsindelingen Er wordt alleen apparatuur onder‐
steund die volgens FAT32, NTFS of
HFS+ zijn geformatteerd.Let op
Sommige bestanden worden wel‐
licht niet goed afgespeeld. Dit kan
worden veroorzaakt door een ander
opnameformaat of de staat van het
bestand.
Bestanden van online-winkels met digitaal rechtenbeheer (DRM) kun‐nen niet worden afgespeeld.
Het Infotainmentsysteem kan de vol‐ gende audio- en filmbestanden op ex‐
terne apparaten afspelen/weerge‐
ven.
Audiobestanden
De afspeelbare audiobestandsinde‐ lingen zijn .mp3, .wma, .aac, .m4a
en .aif.
Bij het afspelen van een bestand met ID3 tag-informatie kan het Infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de artiest.
Filmbestanden
De afspeelbare filmbestandsindelin‐
gen zijn .avi, .mpg, .mp4, .xvid
en .wmv.
Page 42 of 129
42Externe apparatenDe meest voorkomende audio- en vi‐
deocombinaties voor mobiele appa‐
ratuur worden ondersteund.
Audio afspelen
Afspelen starten
Bij geen verbinding, sluit het apparaat
aan 3 40.
Selecteer herhaaldelijk MEDIA op de
interactieve selectiebalk of druk op MEDIA op het bedieningspaneel om
de gewenste mediabron te activeren.
Voorbeeld: hoofdmenu USB.Functietoetsen
Let op
Tijdens het afspelen via AUX zijn de functietoetsen niet beschikbaar.
Afspelen pauzeren
Selecteer = om afspelen te pauzeren.
Selecteer l om afspelen te hervat‐
ten.
Naar het vorige of volgende nummer
gaan
Selecteer t of v om het vorige of
volgende nummer af te spelen.
U kunt ook aan MENU draaien om
naar vorige of volgende nummers te
gaan.
Snel vooruit of achteruit spoelen Houd t of v ingedrukt om snel
voor- of achteruit te spoelen.
Of verschuif de schuifbalk op de tijd‐
balk (alleen mogelijk bij USB).
Zoekfunctie Let op
De zoekfunctie is niet beschikbaar
voor AUX-mediabronnen.Om het zoekscherm weer te geven
kunt u:
● Druk op het scherm.
● Selecteer BLADEREN op de in‐
teractieve selectiebalk.
● Draai aan MENU.
Selecteer LIJSTEN, ARTIESTEN ,
ALBUMS , LIEDJES , GENRES of
MEER . MEER bevat de aanvullende
categorieën: Overzicht folder ,
Podcasts , Audioboeken , Video's en
Componisten .
Zoek in de categorieën tot u de ge‐
wenste track vindt. Selecteer het nummer om het afspelen te starten.
Page 43 of 129
Externe apparaten43AfspeelvolgordeIs Wisselen geactiveerd, dan worden
de nummers op het actieve apparaat
in willekeurige volgorde afgespeeld.
Let op
Bij het afspelen van de USB of iPod
is de functie Willekeurige volgorde
(shuffle) afhankelijk van de gekozen
filtermodus voor het afspelen van
muzieknummers, bijv. album, artiest
en genre.
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk om het betreffende audi‐
omenu weer te geven.
Selecteer Wisselen - Aan of Wisselen
- Uit .
Films afspelen Video afspelen starten Aansluiten van het apparaat 3 40.
Selecteer herhaaldelijk MEDIA op de
interactieve selectiebalk of druk op
MEDIA om de gewenste mediabron
te activeren.Selecteer BLADEREN en vervolgens
MEER . Selecteer Video's en dan het
gewenste filmbestand. De film wordt
afgespeeld.
Let op
Films kunnen alleen worden afge‐
speeld als de handrem aangetrok‐
ken is.
Functietoetsen
Afspelen pauzeren
Selecteer = om afspelen te pauzeren.
Selecteer l om afspelen te hervat‐
ten.
Naar het vorige of volgende bestand
gaan
Druk op t of v om het vorige of
volgende filmbestand af te spelen.
U kunt ook aan MENU draaien om
naar vorige of volgende filmbestan‐
den te gaan.
Snel vooruit of achteruit spoelen
Houd t of v ingedrukt om snel
voor- of achteruit te spoelen.
Of verschuif de schuifbalk op de tijd‐
balk.
Videomenu
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk om het videomenu weer te geven.
Page 44 of 129
44Externe apparatenSmartphone-applicatiesgebruiken
De smartphone-applicaties Apple
CarPlay en Android Auto 1)
geven de
geselecteerde apps van uw smart‐ phone weer op het infotainments‐
cherm. U kunt ze bedienen met de
bedieningsorganen van het
infotainmentsysteem.
Controleer bij de fabrikant van het ap‐
paraat of deze functie op uw smart‐
phone kan worden gebruikt en of de
applicatie beschikbaar is in het land
waar u zich bevindt.
De smartphone voorbereiden
Android-telefoon: Download de An‐
droid Auto-app naar uw smartphone
vanaf de Google Play Store.
iPhone: Controleer of SIRI op uw
smartphone geactiveerd is.
Telefoonweergave activeren in
het instellingenmenu
Druk op ; om het Startscherm weer
te geven en selecteer vervolgens
INSTELLINGEN .Blader door de lijst en selecteer
Apple CarPlay of Android Auto . Er
verschijnt een submenu.
Zorg ervoor dat de desbetreffende
applicatie is geactiveerd.
Selecteer Apparaten beheren om een
lijst met alle opgeslagen apparaten
voor deze functie weer te geven.
Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB-
poort 3 40.
Telefoonweergave starten Druk op ; en selecteer vervolgens
PROJECTIE om de telefoonweerga‐
vefunctie te starten.
Let op
Als de toepassing door het infotain‐
mentsysteem wordt herkend, kan
het toepassingspictogram wijzigen
in Apple CarPlay of Android Auto .
U kunt ook enkele seconden ; inge‐
drukt houden om de functie te starten.Het getoonde telefoonweergave‐
scherm is afhankelijk van uw smart‐
phone en de softwareversie.
Teruggaan naar het
infotainmentscherm
Druk op ;.1)
Functie niet beschikbaar op het moment van publicatie.
Page 45 of 129
Navigatie45NavigatieAlgemene aanwijzingen...............45
Gebruik ........................................ 46
Invoer van de bestemming ..........53
Begeleiding .................................. 59Algemene aanwijzingen
Het navigatiesysteem zal u betrouw‐
baar naar uw bestemming leiden.
Bij het berekenen van de route houdt het systeem rekening met de huidige
verkeerssituatie. Hiervoor ontvangt
het Infotainmentsysteem via RDS-
TMC verkeersberichten in het huidige
ontvangstgebied.
Het navigatiesysteem kan echter
geen rekening houden met de actuele verkeerssituatie, recentelijk veran‐
derde verkeersregels en plotseling
optredende gevaren of knelpunten
(bijv. wegwerkzaamheden).Voorzichtig
Het gebruik van het navigatiesys‐
teem vrijwaart de bestuurder niet
van zijn verantwoordelijkheid cor‐
rect en oplettend aan het verkeer
deel te nemen. De relevante ver‐
keersregels moeten zonder uit‐
zondering in acht worden geno‐
men. Wanneer de routebegelei‐
ding tegen de verkeersregels in‐
gaat, moet u altijd de verkeersre‐
gels volgen.
Werking van het
navigatiesysteem
De positie en beweging van de auto
worden door het navigatiesysteem
met behulp van sensors gedetec‐
teerd. De afgelegde afstand wordt be‐
paald door het signaal van de snel‐
heidsmeter van de auto, de draaibe‐
wegingen in de bochten door een gy‐ rosensor. De positie wordt bepaald
door de gps-satellieten (Global Posi‐
tioning System).
Door vergelijking van de sensorsig‐ nalen met de digitale kaarten is het mogelijk om de positie met een nauw‐
keurigheid van ongeveer 10 meter te bepalen.
Het systeem werkt ook bij een slechte
GPS-ontvangst. Dit kan echter wel de nauwkeurigheid van de positiebepa‐
ling beïnvloeden.
Page 46 of 129
46NavigatieNa het invoeren van het bestem‐
mingsadres of een markant punt of
POI (dichtstbijzijnde tankstation, ho‐ tel, enz.) wordt de route vanaf de hui‐
dige locatie tot de geselecteerde be‐
stemming berekend.
De routebegeleiding vindt plaats door spraakmeldingen, een richtingspijl en
een meerkleurig kaartscherm.
Opmerkingen
TMC- verkeersinformatiesysteem en
dynamische routebegeleiding
Het TMC-verkeersinformatiesysteem
ontvangt van de TMC-radiozenders alle actuele verkeersinformatie. Deze
informatie wordt gebruikt bij het bere‐ kenen van de volledige route. Daarbij wordt de route zo gepland dat vol‐
gens de vooraf ingestelde criteria om
verkeersproblemen heen wordt gere‐
den.
Is er een actueel verkeersprobleem
tijdens een actieve routebegeleiding,
vraagt het systeem - afhankelijk van
de vooraf gemaakte instelling - of de
route veranderd moet worden.De TMC-verkeersinformatie wordt op het kaartscherm met symbolen weer‐
gegeven of verschijnt als gedetail‐
leerde tekst in het TMC-meldingen‐
menu.
Om de TMC-verkeersinformatie te
kunnen gebruiken, moet het systeem TMC-zenders in de relevante regio
ontvangen.
De TMC-stations kunnen in het navi‐
gatiemenu 3 46 worden geselec‐
teerd.
Kaartgegevens
Alle vereiste kaartgegevens zijn in het
Infotainmentsysteem opgeslagen.
Neem contact op met uw garage om
uw kaartsoftware via de USB-poort te
updaten.
Gebruik
Druk op ; om de navigatiekaart weer
te geven en selecteer vervolgens het
pictogram NAV.Routebegeleiding niet actief
De huidige locatie wordt aangegeven
met een cirkel met een pijl voor de rij‐ richting.
Na een timeout van ong.
15 seconden, verdwijnen de toepas‐
singenbalk en de interactieve selec‐
tiebalk en wordt de kaart op het hele
scherm weergegeven.
Page 47 of 129
Navigatie47
Druk op het scherm om de toepassin‐
genbalk en interactieve selectiebalk
opnieuw weer te geven.
Routebegeleiding actief● De kaart wordt weergegeven.
● De actieve route wordt aangeven
met een gekleurde lijn.
● De bewegende auto wordt ge‐ markeerd met een cirkel.
● De volgende afslag wordt aange‐
geven met een pijl op de rechter‐
zijde van het scherm.
● Op de rechterzijde van het scherm verschijnt rijstrookbege‐
leiding.
● De aankomsttijd staat boven de pijl.
● De afstand tot de volgende afslag
staat onder de pijl.
Driver Information Center Sport
thema:
● De naam van de huidige route wordt getoond.
● De volgende afslag of bocht wordt aangegeven met een pijl.
● De afstand tot de volgende afslag
of bocht wordt getoond.
Werken met de kaart
Bladeren
Plaats uw vinger op een willekeurige plek op het scherm en beweeg deze
naar boven, beneden, links of rechts
om de kaart in de gewenste richting
te verschuiven.
Page 48 of 129
48NavigatieDe kaart beweegt mee en er wordt
een nieuwe kaartsectie weergege‐
ven.
Selecteer op de interactieve selectie‐
balk RESET om terug te keren naar
de huidige locatie.
Centreren
Druk op de gewenste locatie op het
scherm. De kaart wordt rondom deze
locatie gecentreerd.
Bij de betreffende locatie verschijnt
v in rood en het bijbehorende adres
wordt op een label weergegeven.Selecteer op de interactieve selectie‐
balk RESET om terug te keren naar
de huidige locatie.
Zoomen
Selecteer INZOOMEN om op een ge‐
selecteerde kaartlocatie in te zoo‐
men.
Selecteer UITZOOM. om weer uit te
zoomen en een groter gebied rondom
de geselecteerde locatie weer te ge‐
ven.
Overzichttoets
Is de routebegeleiding actief, dan
staat de schermtoets OVERZICHT in
de interactieve selectiebalk.
Selecteer OVERZICHT om een over‐
zicht van de actuele route op de kaart
weer te geven.
De schermtoets verandert in RESET.
Selecteer RESET om terug te keren
naar het normale scherm.Kaartvenster
Weergavemodus
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Overzicht kaart om het betreffende
submenu weer te geven.
Selecteer de gewenste kaartweer‐ gave ( 3D-overzicht , Overzicht
rijrichting , Noorden boven ).
Let op
U kunt ook meerdere malen x in de
toepassingenbalk selecteren om
snel tussen de verschillende kaart‐
weergaven te wisselen ( 3D-
overzicht , Overzicht rijrichting ,
Noorden boven ).
Audio-informatie
Als Audio-informatie - Aan is inge‐
steld, verschijnt er informatie op het kaartscherm over de zender, het al‐
bum of nummer die/dat u momenteel
beluistert.
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Overzicht kaart om het betreffende
submenu weer te geven.
Page 49 of 129
Navigatie49Selecteer Audio-informatie - Aan of
Audio-informatie - Uit .
Displaymodus
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens Overzicht kaart om het betreffende
submenu weer te geven.
Selecteer Dag / nachtmodus .
Activeer, afhankelijk van de externe
lichtcondities, Dag of Nacht .
Wilt u dat het scherm zich automa‐
tisch aanpast, activeer dan Auto.
Weergave van gebouwen
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens Overzicht kaart om het betreffende
submenu weer te geven.
U kunt gebouwen normaal of driedi‐
mensionaal weergeven.
Selecteer 3D-Gebouwen - Aan of 3D-
Gebouwen - Uit .
Autozoomfunctie
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Overzicht kaart om het betreffende
submenu weer te geven.In geval van speciale manoeuvres
kan het systeem inzoomen op de
kaart.
Selecteer Autozoom - Aan of
Autozoom - Uit .
POI-pictogrammen
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Iconen 'POI's' weergeven om het be‐
treffende submenu weer te geven.
Is Iconen POI geactiveerd, dan ver‐
schijnen er op de kaart markante pun‐ ten (POI's) rondom de huidige locatie of op de route.
Selecteer PIO-icons - Aan of PIO-
icons - Uit .
Selecteer de POI-categorieën die u
wilt weergeven indien Iconen POI op
Aan is ingesteld.
Selecteer Alles wissen om alle cate‐
gorieën te deselecteren.
Informatie over de huidige locatie
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk om het navigatiemenu
weer te geven.
Selecteer Huidige locatie om het be‐
treffende submenu met details over
het dichtstbijgelegen adres, de coör‐
dinaten en markante punten ( 3 53)
rondom de huidige locatie weer te ge‐
ven.
Page 50 of 129
50Navigatie
Dichtstbijzijnde adres
Vanuit dit submenu kunt u het dichtst‐
bijzijnde adres in het systeem op‐
slaan.
Selecteer Adres dichtb.: om het
scherm met bestemmingsdetails
weer te geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het opslaan van een adres
● of dit toe te voegen aan een con‐
tactpersoon 3 23
● als favoriet 3 18
Markante punten
Vanuit dit submenu kunt u de route‐ begeleiding naar dichtbij gelegen
markante punten starten.
Selecteer de gewenste spec. bestem‐
ming. Het scherm met de bestem‐
mingsdetails wordt weergegeven.
Selecteer Gaan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het invoeren van een bestem‐
ming 3 53.
Navigatiedatabeheer
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Persoonlijke gegevens .
Er wordt een lijst met verschillende
data-opslaglocaties van de navigatie‐ toepassing weergegeven.
Contactenlijst
Selecteer Contacten om het betref‐
fende submenu weer te geven.
Selecteer Alle ingaven wissen om alle
contacten uit de lijst te verwijderen.
Bevestig de getoonde melding om
alle contacten uit de lijst te wissen.Selecteer Contactenlijst bewerken
om naar de bewerkingsmodus voor
contactpersonen te gaan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het bewerken van de contacten‐ lijst 3 23.
Lijst met recente bestemmingen
Selecteer Recente bestemmingen
om het betreffende submenu weer te
geven.
Selecteer Alle bestemmingen
wissen om alle vermeldingen uit de
lijst met recente bestemmingen te
verwijderen. Bevestig de getoonde
melding om de lijst met recente be‐
stemmingen te wissen.
Selecteer Individuele bestemmingen
wissen om afzonderlijke bestemmin‐
gen te verwijderen. De lijst met re‐
cente bestemmingen wordt weerge‐
geven. Selecteer ─ naast de betref‐
fende bestemming. Bevestig de ge‐
toonde melding om de bestemming te
verwijderen.
Gedownloade POI's
Selecteer Mijn POI's om het betref‐
fende submenu weer te geven.