OPEL INSIGNIA 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2017Pages: 339, PDF Size: 9.24 MB
Page 151 of 339

Klimaatregeling149Automatisch geregeldeairconditioning
In de automatische modus worden temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Regeleenheid en toetsen voor de
volgende functies:
● temperatuur TEMP
● luchtverdeling l M K
● luchtdebiet Z
● automatische modus AUTO
● koeling A/C
● luchtrecirculatie 4
●
ontwasemen en ontdooien V
● systeem AAN/UIT X
Verwarmbare achterruit Ü 3 43.
Verwarmde voorstoelen ß 3 55.
Geventileerde voorstoelen A 3 56.
Verwarmd stuurwiel * 3 88.
Melding
Instellingen voor temperatuur en
ventilatorsnelheid worden aangege‐
ven op het aircodisplay.
Elke verandering van de instellingen
verschijnt even op het Info-display.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
De instellingen van het klimaatregel‐
systeem worden opgeslagen voor de
sleutel waarmee u de auto vergren‐
delt.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld. De LED in de knop brandt om activering aan
te geven.
Page 152 of 339

150Klimaatregeling●Druk op A/C voor het inschakelen
van optimale koeling en ontwa‐
seming. De LED in de knop
brandt om activering aan te
geven.
● Stel de temperatuur in door aan regeleenheid TEMP te draaien.
De gesuggereerde comfortinstel‐ ling is 22 °C.
● Open alle luchtroosters voor een optimale luchtverdeling in de
automatische modus.
De instelling van de ventilatorsnel‐
heidsregeling kan in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display worden gewij‐
zigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.Temperatuur selecteren TEMP
Stel de temperatuur in door de regel‐
eenheid TEMP op de gewenste
waarde te draaien.
De geselecteerde temperatuur wordt aangegeven op het aircodisplay.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als AC wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde
temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Stop-startsysteem 3 167.
Page 153 of 339

Klimaatregeling151Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
●
Druk op V. De LED in de knop
brandt om activering aan te geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: V indrukken. Om naar
de automatische modus terug te
gaan: AUTO indrukken.
De instelling van de automatische
achterruitverwarming kan in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display worden gewij‐
zigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 167.Handmatige instellingen
Instellingen van het klimaatregelsys‐
teem kan handmatig worden aange‐ past door de knoppen voor de lucht‐
verdeling en de regeleenheid voor de
ventilatorsnelheid als volgt te gebrui‐
ken. Bij handmatig wijzigen van de
instellingen wordt de automatische
modus gedeactiveerd.
Luchtdebiet Z
Draai aan regeleenheid Z. U herkent
de geselecteerde aanjagersnelheid
aan het aantal segmenten op het klimaatdisplay.
Page 154 of 339

152KlimaatregelingAls de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op de betreffende knop voor de
gewenste afstelling. De LED in de
knop brandt om activering aan te
geven.
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruitEr zijn ook combinaties mogelijk.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) zo nodig de lucht in de
cabine. Er kan zich dan condens
vormen en onder de auto op de grond
druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Systeem AAN/UIT X
De koeling, ventilator en automati‐ sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op X te drukken.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, gaat de LED in de toets X uit.
Activeer door indrukken van X of
toets voor koeling A/C of toets voor
automatische modus AUTO. De LED
in de knop brandt om activering aan
te geven.
Page 155 of 339

Klimaatregeling153Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Selecteer luchtrecirculatie als hulp bij het koelen van het interieur of het
weren van geuren van buiten of
uitlaatgassen. Bij het selecteren van
recirculatie wordt de lucht in het inte‐
rieur ter verfrissing elke 10 minuten
deels geventileerd.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Basisinstellingen Sommige basisinstellingen kunnen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Colour-Info-Display worden
gewijzigd.
Selecteer de betreffende instellingen
in Instellingen , I Voertuig op het
Colour-Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Automatisch geregelde
airconditioning met twee zones
Dankzij de dubbele automatische
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Panelen en toetsen voor de volgende
functies:
● temperatuur RS
● luchtverdeling l M K
● luchtdebiet R ZS
● automatische modus AUTO
● koeling A/C
● luchtrecirculatie 4
● ontwasemen en ontdooien V
Page 156 of 339

154Klimaatregeling●systeem AAN/UIT X
● temperatuursynchronisatie met
twee zones SYNC
Verwarmbare achterruit Ü 3 43.
Verwarmde voorstoelen ß 3 55.
Geventileerde voorstoelen A 3 56.
Verwarmd stuurwiel * 3 88.
Melding
Temperatuurinstellingen verschijnen
apart op de panelen voor bestuur‐
ders- en passagierszijde.
Elke verandering van de instellingen
verschijnt gedurende een paar
seconden op het Info-display.
De dubbele automatische klimaatre‐
geling (ECC) werkt alleen optimaal bij een draaiende motor.
De instellingen van het klimaatregel‐
systeem worden opgeslagen voor de
sleutel waarmee u de auto vergren‐
delt.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld. De LED in de knop brandt om activering aan
te geven.
● Druk op A/C voor het inschakelen
van optimale koeling en ontwa‐
seming. De LED in de knop
brandt om activering aan te
geven.
● Stel de temperatuur in door R of
S aan de bestuurderszijde aan te
tippen. De gesuggereerde
comfortinstelling is 22 °C. De
temperatuur kan voor bestuurder
en passagier apart worden inge‐
steld. Tip R of S aan de passa‐
gierszijde aan om verschillende
temperatuurzones mogelijk te
maken.
● Open alle luchtroosters voor een optimale luchtverdeling in de
automatische modus.
De instelling van de ventilatorsnel‐
heidsregeling kan in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display worden gewij‐
zigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Page 157 of 339

Klimaatregeling155Temperatuur selecteren SR
Stel de gewenste temperatuur in door
R voor hogere temperaturen of S
voor lagere temperaturen aan te
tippen.
De geselecteerde temperatuur wordt
aangegeven op de panelen. Via het
paneel aan bestuurderszijde kunt u
de temperaturen voor beide zijden
wijzigen (wanneer SYNC geselec‐
teerd is) en via het paneel aan passa‐ gierszijde wijzigt u alleen de tempe‐
ratuur aan passagierszijde en scha‐
kelt u SYNC uit, (indien eerder gese‐
lecteerd).
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als AC wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde
temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Stop-startsysteem 3 167.
Temperatuursynchronisatie met
twee zones SYNC
Druk op SYNC om de temperatuur
aan passagierszijde te koppelen aan
die aan bestuurderszijde. De LED in
de knop brandt om activering aan te
geven.
Bij het aanpassen van de instellingen aan passagierszijde dooft de LED.Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
●
Druk op V. De LED in de knop
brandt om activering aan te geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: V indrukken. Om naar
de automatische modus terug te
gaan: AUTO indrukken.
Page 158 of 339

156KlimaatregelingDe instelling van de automatische
achterruitverwarming op basis van
lage buitentemperaturen kan in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display worden gewij‐
zigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 167.Handmatige instellingen
Instellingen van het klimaatregelsys‐
teem kan handmatig worden aange‐ past door de knoppen voor de lucht‐
verdeling en de regeleenheid voor de
ventilatorsnelheid als volgt te gebrui‐ ken. Bij het handmatig wijzigen van
de instellingen wordt de automatische modus gedeactiveerd.
Luchtdebiet SZR
Tip ZS of R aan. De geselecteerde
ventilatorsnelheid verschijnt kort op
het Info-Display.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op de betreffende knop voor de
gewenste afstelling. De LED in de
knop brandt om activering aan te
geven.
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Page 159 of 339

Klimaatregeling157Er zijn ook combinaties mogelijk.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) zo nodig de lucht in de
cabine. Er kan zich dan condens
vormen en onder de auto op de grond
druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Systeem AAN/UIT X
De koeling, ventilator en automati‐ sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op X te drukken.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in toets X.
Activeer door indrukken van X of
toets voor koeling A/C of toets voor
automatische modus AUTO. De LED
in de knop brandt om activering aan te geven.Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Selecteer luchtrecirculatie als hulp bij het koelen van het interieur of het
weren van geuren van buiten of
uitlaatgassen. Bij het selecteren van
recirculatie wordt de lucht in het inte‐
rieur ter verfrissing elke 10 minuten
deels geventileerd.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
Page 160 of 339

158KlimaatregelingWanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de voorruit aan de buitenkant aandampt,
moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Automatische luchtrecirculatie Een luchtvochtigheidssensor scha‐kelt het systeem automatisch over op
buitenlucht als de luchtvochtigheid in
het interieur te hoog is.
Basisinstellingen
Sommige basisinstellingen kunnen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Colour-Info-Display worden
gewijzigd.
Selecteer de betreffende instellingen
in Instellingen , I Voertuig op het
Colour-Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller
opwarmt.Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Luchtroosters voor
U opent het rooster door het stelwiel
naar B te draaien. Stel de hoeveelheid
lucht bij de roosteruitlaat met het stel‐ wiel af.