OPEL INSIGNIA BREAK 2017.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.75, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2017.75Pages: 333, PDF Size: 9.11 MB
Page 211 of 333

Rijden en bediening209verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de
nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen en sturen om
aanrijdingen te voorkomen.
Het systeem is ontworpen voor een
situatie waarin alle inzittenden hun
veiligheidsgordels dragen.
Intelligente remassistentie
Als de auto is uitgerust met een radar‐
sensor, gaat de intelligente remassis‐
tentie mogelijk werken wanneer het
rempedaal snel wordt ingetrapt om
extra goed te remmen op basis van
de naderingssnelheid en afstand tot een voorligger.
Iets trillen van het rempedaal of
bewegen van het pedaal is hierbij
normaal en het rempedaal moet zo
nodig ingetrapt blijven. Intelligente
remassistentie wordt pas automa‐
tisch uitgeschakeld wanneer het
rempedaal wordt losgelaten.9 Waarschuwing
Door de intelligente remassisten‐
tie kan de auto in bepaalde situ‐
aties krachtiger remmen dan op
dat moment strikt noodzakelijk is.
Hierbij kunt u de verkeersstroom
belemmeren. Haal in dat geval uw
voet van het rempedaal en rem
vervolgens in gepaste mate af.
Voetgangersbescherming vóór
3 210.
Uitschakelen
U kunt de actieve noodrem deactive‐
ren in het menu Persoonlijke instellin‐ gen 3 129. Als dat het geval is,
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
Systeembeperkingen
In sommige gevallen kan de actieve
noodrem automatisch remmen in
situaties waarin dat onnodig lijkt te
zijn, bijvoorbeeld in parkeergarages,
als er verkeersborden in een bocht
staan of door auto's die zich in een
andere rijstrook bevinden. Dit behoort
bij de normale werking van het
systeem, de auto behoeft geen
onderhoud. Trap om automatisch
remmen te negeren het gaspedaal stevig in als de situatie en de omge‐
ving dat toelaten.
In de volgende situaties zijn de pres‐ taties van de actieve noodrem
beperkt:
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Alle voertuigen detecteren, met name voertuigen met een
aanhanger, trekkers, modderige voertuigen, enz.
● Een voertuig detecteren wanneer
het zicht door weersomstandig‐
heden beperkt is, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● Bij 's nachts rijden.
Page 212 of 333

210Rijden en bediening● Door weersomstandighedenbeperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor in de voorruit is bedekt
met sneeuw, ijs, slijk, modder,
vuil, schade aan de voorruit of
werkt slechter door vreemde
voorwerpen, bijv. stickers.
Houd om defecten te voorkomen de
zones van de camerasensor in de
voorruit en de radarsensor in de radi‐ ateurgrille altijd vrij van vuil, stof, ijs en
sneeuw.
Houd onderweg altijd uw aandacht bij het verkeer en wees altijd paraat om
handelend op te treden door bij drei‐
gende botsingen op de rem te trap‐
pen en/of de auto weg te sturen.
Storing
Als het systeem moet worden nage‐ keken, verschijnt er een bericht op het
Driver Information Center.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
in het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 127.Voetgangersbescherming
voor
Voetgangersbescherming vóór voor‐komt of vermindert mogelijk letsel aan voetgangers in de buurt als gevolg
van frontale botsingen bij het rijden in
een vooruitversnelling.
Het systeem gebruikt de frontcamera
in de voorruit om een voetganger
direct vóór, op uw pad, te detecteren.
Voetgangersbescherming vóór kan in
een vooruitversnelling bij snelheden
tussen 8 km/u en 80 km/u voetgan‐
gers detecteren en ervoor waarschu‐
wen. Ook kan voetgangersbescher‐
ming vóór zorgen voor krachtiger remmen of de auto automatisch doen afremmen.
Bij rijden overdag detecteert het
systeem voetgangers tot een afstand
van ongeveer 40 meter. Bij 's nachts
rijden werkt het systeem beperkt.
U kunt voetgangersbescherming vóór
in Persoonlijke instellingen instellen
op Uit, Waarschuwen of Waarschu‐
wen en remmen 3 129.9
Gevaar
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór geeft geen waarschu‐
wing en remt de auto niet automa‐ tisch af, tenzij het een voetganger
detecteert.
Het systeem beschermt mogelijk
niet voetgangers, waaronder
kinderen, wanneer de voetganger
zich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is,
niet rechtop staat of onderdeel van
een groep is.
Voetgangersbescherming vóór
omvat onder meer:
● voetganger vóór de auto detec‐ teren
● waarschuwing voetganger vóór
● automatisch remmen
Page 213 of 333

Rijden en bediening211Voetganger vóór de auto
detecteren
Een voetganger vóór de auto tot een
afstand van ongeveer 40 m wordt
aangegeven door controlelamp 7 op
de instrumentengroep. Bij auto's met
head-updisplay wordt 7 op de voorruit
geprojecteerd.
Waarschuwing voetganger vóór
Bij te snel naderen van een gedetec‐
teerde voetganger wordt er een waar‐
schuwing in de vorm van een rode
LED of het pop-upsymbool 7 op het
head-updisplay in het gezichtsveld
van de bestuurder op de voorruit
geprojecteerd. Er klinkt een geluids‐
signaal. Het remsysteem kan zich
voorbereiden op sneller remmen door de bestuurder, waardoor de auto
korte tijd iets kan vertragen. Blijf het
rempedaal zo nodig intrappen.
Bij de waarschuwing voetganger vóór werkt de cruise control of de adap‐
tieve cruise control mogelijk niet.
Automatisch remmen
Als er een botsing met een voetgan‐
ger direct vóór de auto op handen is
en de remmen niet werken, remt de
auto mogelijk automatisch iets of
krachtig af. Mogelijk worden hierdoor
botsingen met voetgangers met een
zeer lage snelheid voorkomen of
loopt de voetganger minder letsel op.
De mate van automatisch remmen
kan in bepaalde situaties minder zijn,
zoals bij hogere snelheden.Als dit gebeurt, schakelt het automa‐
tische remsysteem mogelijk de elek‐
trische handrem in om de auto op zijn plaats te houden. De handrem loszet‐ ten. Bij krachtig intrappen van het
gaspedaal worden ook automatisch
remmen en de elektrische handrem
losgezet 3 184.
Dit systeem omvat ook de intelligente remassistentie en het noodremsys‐
teem reageert mogelijk ook op voet‐
gangers. Zie Actieve noodrem 3 207.
U kunt automatisch remmen uitscha‐
kelen in het menu Persoonlijke instel‐ lingen 3 129.
Algemene informatie9 Waarschuwing
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
Page 214 of 333

212Rijden en bediening9Waarschuwing
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór waarschuwt of remt
mogelijk de auto plotseling in situ‐ aties waarin dit onverwacht en
ongewenst is. Het kan abusievelijk
waarschuwen of remmen voor
obstakels die eruit zien of even
groot zijn als voetgangers, waar‐
onder schaduwen. Dit is normaal
bedrijf en de auto hoeft niet te
worden nagekeken. U kunt auto‐
matisch remmen negeren door het
gaspedaal stevig in te trappen, als de veiligheid dat toelaat.
9 Waarschuwing
Bij gebruik van het remsysteem
voor voetgangers vóór terwijl u
met een aanhanger rijdt, kunt u de macht over het stuur verliezen en
een botsing veroorzaken. Zet het
systeem bij het rijden met een
aanhanger in de Persoonlijke
instellingen op Waarschuwen of Uit. Persoonlijke instellingen
3 129.
Systeembeperkingen
In de volgende gevallen detecteert de voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar
beperkt:
● De rijsnelheid is buiten het bereik
van 8 km/u tot 80 km/u in een
vooruitversnelling.
● De afstand tot een voetganger vóór de auto is meer dan 40
meter.
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Bij 's nachts rijden.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor in de voorruit is bedekt
met sneeuw, ijs, slijk, modder,
vuil, schade aan de voorruit of
werkt slechter door vreemde
voorwerpen, bijv. stickers.
Parkeerhulp
Algemene informatie
Wijzig bij het gebruik van de trekhaak
de configuratie-instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Info-Display. Persoonlijke instellin‐ gen 3 129.
Bij een aanhangwagen of fietsendra‐
ger op de trekhaak is de parkeerhulp gedeactiveerd.
Parkeerhulp achter9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruitrijden en het gebruik van de parkeerhulp achter de zone rondom de auto.
De parkeerhulp achter vereenvoudigthet inparkeren door de afstand
tussen de auto en eventuele obsta‐
kels achter te meten. Deze informeert en waarschuwt de bestuurder met
geluidssignalen en een aanduiding
op het display.
Page 215 of 333

Rijden en bediening213
Het systeem heeft vier ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Inschakelen
Nadat u het contact hebt aangezet,
wordt de achterste parkeerhulp geac‐
tiveerd.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met waarschuwingstonen voor
mogelijk gevaarlijke obstakels achter
de auto die dichter bij zijn dan 50 cm
terwijl er een vooruitversnelling is
ingeschakeld, of tot 1,5 meter als de
achteruitversnelling is geselecteerd.
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de betreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto. De geluidssignalen volgen elkaarsneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter de auto weergegeven door
veranderende afstandslijnen op het
Driver Information Center 3 114.
De afstandsmelding kan worden
geblokkeerd door boordinformatie
met een hogere prioriteit. Zodra het
bericht is bevestigd, wordt de afstand
weer aangegeven.Uitschakelen
Druk op de parkeerhulptoets r om
deze functie te deactiveren. De LED in de toets dooft.
Storing
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, knippert de LED in de toets
gedurende drie seconden alvorens
deze dooft. Er verschijnt een bericht
in het Driver Information Center.
Page 216 of 333

214Rijden en bedieningParkeerhulp voor-achter9Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de
bestuurder met geluidssignalen en een aanduiding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.Het systeem heeft vier ultrasone
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch inge‐
schakeld bij een snelheid tot 11 km/u.Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Als r binnen een ontstekingscyclus
wordt uitgeschakeld, wordt de voor‐
ste parkeerhulp gedeactiveerd. Als
de snelheid eerder meer dan
25 km/u was, wordt de parkeerhulp
opnieuw geactiveerd wanneer de
snelheid tot onder 11 km/u daalt.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in de toets en
verschijnt Parkeerhulp uit op het
Driver Information Center.
Page 217 of 333

Rijden en bediening215Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met waarschuwingstonen voor
mogelijk gevaarlijke obstakels voor
de auto die dichterbij zijn dan 80 cm
en tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐ kels achter de auto die dichterbij zijn
dan 50 cm terwijl er een vooruitver‐
snelling is ingeschakeld, of tot 1,5
meter als de achteruitversnelling is
geselecteerd.
Afhankelijk van de kant waar de auto dichter bij een obstakel is, hoort u aan
de betreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter en voor de auto weergegeven
door veranderende afstandslijnen op
het Driver Information Center 3 114
of, afhankelijk van de versie, op het
Info-Display 3 122.
De afstandsmelding kan worden
geblokkeerd door boordinformatie
met een hogere prioriteit. Zodra het
bericht is bevestigd, wordt de afstand
weer aangegeven.
Het geluidssignaal wordt onderdrukt
wanneer de handrem wordt aange‐
trokken of de keuzehendel van de
automatische versnellingsbak op N
staat.
Uitschakelen
Bij een snelheid van meer dan
11 km/h wordt het systeem automa‐
tisch gedeactiveerd.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de
parkeerhulptoets r.
Wanneer het systeem wordt handma‐
tig gedeactiveerd, dooft de LED in de toets en verschijnt Parkeerhulp uit op
het Driver Information Center.
Na een handmatige deactivering
wordt de parkeerhulp voor/achter
weer geactiveerd als r wordt inge‐
drukt of als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld.
Het complete systeem kan handmatig
worden gedeactiveerd in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Info-Display en blijft gedeactiveerd
tijdens de contactcyclus of tot het
opnieuw activeren in het menu
Persoonlijke instellingen. Persoon‐
lijke instellingen 3 129.
Storing
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende
factoren, verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 127.
Page 218 of 333

216Rijden en bedieningGeavanceerde parkeerhulp9Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
bij het passeren of de parkeerplek
groot genoeg is, berekent het traject
en stuurt de auto automatisch in een
parallel of haaks gelegen parkeer‐
plek.
Instructies verschijnen op het Driver
Information Center 3 114 of, afhan‐
kelijk van de versie, op het Info-
Display 3 122, ondersteund door
geluidssignalen.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak moet de bestuurder
zelf optrekken, remmen en schakelen maar stuurt de auto automatisch.
Bij auto's met automatische versnel‐
lingsbak moet de bestuurder zelf
optrekken en schakelen maar remt en
stuurt de auto automatisch.
De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter. Beide systemen gebruiken
dezelfde sensoren in de voor- en
achterbumper.
Het systeem heeft zes ultrasoon
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Geavanceerde parkeerhulp activeren De geavanceerde parkeerhulp kan
alleen bij vooruit rijden worden geac‐
tiveerd.
Bij het zoeken naar een parkeerplek
is het systeem door kort indrukken
van ( klaar voor gebruik.
Het systeem herkent en herinnert tien
meter voor parallelle parkeerplekken
of zes meter voor haaks gelegen
parkeerplekken in de parkeerhulpmo‐
dus.
Het systeem kan alleen worden geac‐
tiveerd bij snelheden tot 30 km/u en
het systeem zoekt naar parkeerplek‐
ken bij een snelheid tot 30 km/u.
De maximaal toegestane parallelle
afstand tussen de auto en een rij
geparkeerde auto's is 1,8 meter voor
parallel inparkeren en 2,5 meter voor
haaks inparkeren.
Page 219 of 333

Rijden en bediening217WerkingZoekmodus voor parkeerplekken,
weergave in het Driver Information
Center
Selecteer een parallelle of haakse
parkeerplek op het Driver Information Center door lang op de toets ( te
drukken.
Het systeem is geconfigureerd om
standaard naar parkeerplekken aan
de passagierskant te zoeken. Om
parkeerplekken aan de bestuurders‐
zijde te vinden, schakelt u de richting‐ aanwijzer aan de bestuurderszijde in.
Als er een plek is gevonden, wordt dit op het Driver Information Center
getoond en klinkt er een geluidssig‐
naal.
Weergave in het Info-Display
Selecteer een parallelle of haakse
parkeerplek door op het betreffende
pictogram op het Info-Display te
tikken.
Selecteer de kant waarop de parkeer‐
plek ligt door op het betreffende picto‐ gram op het display te tikken.
Page 220 of 333

218Rijden en bediening
Als er een plek is gevonden, wordt ditop het Colour-Info-Display getoond
en klinkt er een geluidssignaal.
Als u niet stopt wanneer het systeem
een parkeerplek heeft voorgesteld,
zoekt het systeem naar een andere
geschikte plek.
Inparkeermodus
De door het systeem gemelde
beschikbare parkeerplek wordt geac‐
cepteerd als de bestuurder bij parallel gelegen parkeerplekken binnen tien
meter of bij haaks gelegen parkeer‐ plekken binnen zes meter na het
bericht Stop stopt. Het systeem bere‐
kent het optimale pad om in te parke‐ ren.Een korte trilling in het stuurwiel na
het inschakelen van de achteruitver‐
snelling geeft aan dat het systeem de
besturing overneemt. Daarna wordt
de auto met handgeschakelde
versnellingsbak automatisch ingepar‐ keerd met gedetailleerde instructies
aan de bestuurder voor remmen,
optrekken en schakelen. Bij een auto‐ matische versnellingsbak wordt de
auto automatisch ingeparkeerd met
gedetailleerde instructies aan de
bestuurder voor optrekken en inscha‐
kelen van de voor- of achteruitver‐
snelling. De bestuurder moet de
handen van het stuurwiel houden. In de inparkeermodus is de manoeu‐vreersnelheid beperkt.
Let altijd goed op het geluid van de
parkeerhulp voor-achter. Een onon‐
derbroken geluid geeft aan dat de
afstand tot een obstakel minder dan
ongeveer 30 cm is.
Als de bestuurder om ongeacht welke
reden toch zelf moet sturen, houd het
stuurwiel dan alleen aan de buiten‐
rand vast. In dat geval werkt de auto‐ matische besturing niet meer.Displayweergave
De instructies op het display tonen:
● Algemene tips en waarschu‐ wingsberichten.
● Een hint wanneer u sneller dan 30 km/u rijdt in de zoekmodus
voor een parkeerplek.
● Het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is
gevonden.
● De richting waarin u rijdt om in te
parkeren.
● Het verzoek tot inschakelen van de achteruit- of eerste versnellingof R of D bij automatische
versnellingsbak.
● Het verzoek tot stoppen of tot langzaam rijden.
● Voor sommige instructies verschijnt er een voortgangsbalk
op het Driver Information Center.
● Het goed inparkeren, aangege‐ ven door een pop-upsymbool en
een geluidssignaal.
● Het annuleren van een inpar‐ keermanoeuvre.