sensor OPEL INSIGNIA BREAK 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.5, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2018.5Pages: 341, PDF Size: 9.26 MB
Page 205 of 341

Rijden en bediening203contact met de voorligger verlie‐
zen en heeft de tijd nodig om
deze opnieuw te detecteren.
● Gebruik het systeem niet op gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐ slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet bij regen, sneeuw of
modder, omdat de radarsensor
door waterfilm, stof, ijs of sneeuw bedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijk
onderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐
gen.
Systeembeperkingen9 Waarschuwing
De automatische remkracht van
het systeem volstaat niet voor
krachtig remmen en de remwer‐
king is mogelijk onvoldoende om
een botsing te vermijden.
● Na aan plotselinge rijstrookwis‐ sel, heeft het systeem enige tijd
nodig om de volgende voorligger
te detecteren. Als dus een
nieuwe voorligger wordt gedetec‐ teerd, kan het systeem de snel‐
heid verhogen in plaats van te
remmen.
● De adaptieve cruisecontrol negeert tegemoetkomend
verkeer.
● Adaptieve cruisecontrol houdt voor het remmen en wegrijden
geen rekening met voetgangers
en dieren.
● Adaptieve cruisecontrol houdt alleen bij een lage snelheid reke‐ning met gestopte voertuigen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet bij het trekken van een
aanhanger.
● Gebruik adaptieve cruisecontrol niet op wegen met een stijgings‐
percentage van meer dan 10 %.Bochten
De adaptieve cruisecontrol berekent
aan de hand van de centrifugale
kracht een voorspelde koers. Deze voorspelde koers neemt de kenmer‐
ken van de huidige bocht in aanmer‐
king, maar kan geen veranderingen
incalculeren. Het systeem kan de
huidige voorligger verliezen of zich op
een voertuig in een andere rijstrook
richten. Dit kan gebeuren tijdens het inzetten of uitrijden van een bocht ofals de bocht scherper of minder
scherp wordt. De camera hanteert
een bepaalde correctie op basis van
de zichtbare rijstrookmarkeringen.
Controlelampje A dooft als het
systeem geen voorligger meer detec‐ teert.
Als de centrifugale kracht in een
bocht te groot is, zal het systeem de
rijsnelheid enigszins verlagen. Deze
Page 207 of 341

Rijden en bediening205Let erop dat u door te remmen het
systeem deactiveert.
Radareenheid
De radareenheid zit achter de radia‐
teurgrille achter of onder het
embleem.
9 Waarschuwing
De radareenheid is tijdens de
fabricage zorgvuldig uitgelijnd.
Gebruik het systeem daarom bij
een frontale botsing niet. De voor‐ bumper kan nog intact lijken, maar
de sensor die erachter ligt, kan
verschoven zijn en onjuist reage‐
ren. Overleg na een ongeluk met
een werkplaats om de stand van
de radarmodule te controleren en
af te stellen.
Instellingen
Instellingen kunnen in het menu
Persoonlijke instellingen op het Info-
Display worden gewijzigd.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 122.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Storing
Als de adaptieve cruisecontrol door
tijdelijke omstandigheden (bijv. door
ijsafzetting, oververhitte remmen of
manoeuvres bij lage snelheden) niet
werkt, of als er een permanente
systeemfout is, verschijnt er een
melding op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 127.
Frontaanrijdingswaarschu‐
wing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken.
Als de auto is uitgerust met conventi‐
onele cruisecontrol, gebruikt de fron‐
taanrijdingswaarschuwing de frontca‐ mera in de voorruit om een voorligger
op uw rijstrook te detecteren.
Als de auto is uitgerust met adaptieve
cruisecontrol, gebruikt de frontaanrij‐
dingswaarschuwing de radarsensor
en de frontcamera om een voorligger, op uw rijstrook, te detecteren.
Een voorligger wordt aangegeven
door controlelampje A.
Als een voorligger te snel nadert,
klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een waarschuwing in het
Driver Information Centre.
Page 208 of 341

206Rijden en bedieningOok wordt de bestuurder gewaar‐
schuwd door een knipperende rode
led-strook of een pop-upsymbool op
het head-updisplay dat in het
gezichtsveld van de bestuurder op de
voorruit wordt geprojecteerd.
Een voorwaarde is dat de frontaanrij‐
dingswaarschuwing in het menu
Persoonlijke instellingen niet gedeac‐ tiveerd is 3 129.
Inschakelen
Frontaanrijdingswaarschuwing met
frontcamera detecteert voertuigen tot
afstanden van ongeveer 60 meter en
werkt automatisch bij alle snelheden
boven wandeltempo.
Frontaanrijdingswaarschuwing met
radarsensor detecteert voertuigen tot
afstanden van ongeveer 150 meter
en werkt automatisch bij alle snelhe‐
den boven wandeltempo.
Bestuurder waarschuwen
Het groene controlelampje voor 'voor‐
ligger gedetecteerd' A licht groen op
in de instrumentengroep wanneer het systeem een voorligger heeft waar‐genomen. Bij auto's met head-updis‐
play wordt A op de voorruit gepro‐
jecteerd.
Controlelampje A wordt geel als de
afstand tot een rijdende voorligger te
klein wordt.Voorzichtig
De kleur van dit waarschuwings‐
lampje komt niet overeen met
plaatselijke verkeerswetten met
betrekking tot uw afstand tot de
voorligger. De bestuurder is te
allen tijde volledig verantwoorde‐
lijk voor het op een veilige afstand volgen van de voorligger, volgens
de betreffende verkeersregels, het weer en de toestand van de weg.
Wanneer de tijd tot een mogelijke
botsing met een voorligger te kort
wordt en een botsing op handen is,
verschijnt er een waarschuwingssym‐ bool op het Driver Information Center
en wordt de bestuurder gewaar‐
schuwd door een knipperende rode
led-strook of een pop-upsymbool op
het head-updisplay dat in het
gezichtsveld van de bestuurder op de
voorruit wordt geprojecteerd.
Er klinkt tegelijkertijd een waarschu‐
wingsgeluid. Trap het rempedaal in
en voer de benodigde stuurhandelin‐
gen uit.
Page 210 of 341

208Rijden en bedieningDe bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Systeembeperkingen
De frontaanrijdingswaarschuwing is
bedoeld om alleen te waarschuwen
voor voertuigen, maar kan ook op
andere obstakels reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing
wellicht geen voorliggers of kunnen
de prestaties van de sensor beperkt
zijn:
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Bij 's nachts rijden.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor in de voorruit is bedekt
met sneeuw, ijs, slijk, modder,
vuil, schade aan de voorruit of
werkt slechter door vreemde
voorwerpen, bijv. stickers.
Indicatie afstand tot
voorligger
De volgende afstandsaanduidingtoont de afstand tot een bewegend voorliggend voertuig. De frontcamera
in de voorruit wordt gebruikt voor het
detecteren van de afstand van een
voertuig dat direct voorop in de baan
van de auto rijdt. Hij is actief bij snel‐
heden boven 40 km/u.
Als er een voorligger wordt gedetec‐
teerd, wordt de afstand in seconden
weergegeven op een pagina in het
Driver Information Centre.
Kies op een Baselevel-display Info
menu ? via MENU op de richting‐
aanwijzer en draai het stelwiel naar
de pagina met de Indicatie afstand tot
voorligger, 3 114
Selecteer op het Mid- en Uplevel-
display het menu Info met de stuur‐
wieltoetsen en druk op å om de Indi‐
catie afstand tot voorligger 3 114 te
selecteren.
De minimale aangegeven afstand is
0,5 seconde.
Als er geen voorligger is of als de
voorligger buiten bereik is, worden er twee streepjes getoond: -.- sec.
Page 211 of 341

Rijden en bediening209
Als de adaptieve cruise control actief
is, geeft deze pagina de instelling van
de waarschuwingsgevoeligheid in
plaats van de ingestelde afstand tot
de voorligger weer. 3 197.
Systeembeperkingen
In de volgende situaties zijn de pres‐
taties van de sensor indicatie afstand tot voorligger beperkt:
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Bij 's nachts rijden.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor is bedekt met sneeuw,
ijs, slijk, modder, vuil, schade aan
de voorruit of werkt slechter door vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers.
Actieve noodrem
De actieve noodrem kan helpen om
de schade en letsel door aanrijdingen
met voertuigen, voetgangers of
obstakels direct vóór de auto te
beperken, indien een aanrijding door
remmen of sturen niet langer kan
worden vermeden. Voordat de
actieve noodrem gaat werken, wordt
de bestuurder gewaarschuwd door
de frontaanrijdingswaarschuwing
3 205 of de voetgangersbescher‐
mingswaarschuwing vóór 3 212.
Deze functie maakt gebruik van input uit vele bronnen ( bijv. camerasensor,
radarsensor, remdruk, rijsnelheid) om
de waarschijnlijkheid van een frontale aanrijding te berekenen.9 Waarschuwing
Dit systeem is niet bedoeld om de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder, voor het besturen van
de auto en anticiperen op de
verkeerssituatie, over te nemen.
Het is alleen bedoeld als aanvul‐
ling om de rijsnelheid vóór een
botsing te verlagen.
Het systeem reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de
nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
Werking
Indien alleen uitgerust met frontca‐
mera werkt de actieve noodrem in
vooruitversnellingen boven wandel‐
tempo tot 85 km/u.
Page 212 of 341

210Rijden en bedieningMet radarsensor werkt de actieve
noodrem in vooruitversnellingen
boven wandeltempo bij alle snelhe‐
den.
Een voorwaarde is dat de Frontaan‐
rijdingswaarschuwing met frontcame‐
rasysteem niet in het menu Persoon‐
lijke instellingen is gedeactiveerd
3 129.
Het systeem omvat: ● anticiperend remsysteem
● automatisch noodstopsysteem
● anticiperend remassistentiesys‐ teem
● intelligente remassistentie (alleen bij radarsensor)
● voetgangersbeschermingssys‐ teem vóór
Anticiperend remsysteem Bij het naderen van een voorligger of
een voetganger met een zodanige
snelheid dat een aanrijding waar‐
schijnlijk is, zet het anticiperend
remsysteem een lichte remactie in.
Dit verkort de responstijd, mocht
handmatig of automatisch remmen
noodzakelijk zijn.Het remsysteem is voorbereid op
sneller remmen.
Indien alleen uitgerust met frontca‐
mera werkt het systeem tot een snel‐
heid van 80 km/u.
Automatisch noodstopsysteem
Na het activeren van het remvoorbe‐
reidingssysteem en net voor het
moment van aanrijding past deze
functie automatisch beperkte remac‐
tie toe om de snelheid te verlagen of
een botsing te voorkomen. Afhanke‐
lijk van de situatie kan de auto auto‐
matisch iets of krachtig afremmen. Dit automatisch remmen is alleen moge‐
lijk als het systeem een voorligger
waarneemt, aangegeven door het
voorliggerlampje A 3 205. Bij auto's
met voetgangersbescherming vóór
kan het automatisch remmen vóór
ook gaan werken na het detecteren
van een voetganger vóór de auto,
aangegeven door het lampje voet‐
ganger vóór de auto 7.
Indien alleen uitgerust met frontca‐
mera werkt het systeem tot een snel‐ heid van 80 km/u.Bij snelheden van minder dan
40 km/u kan het systeem met volle
kracht remmen activeren.
Het automatische noodstopsysteem
remt de auto mogelijk tot stilstand af
om een mogelijke botsing te helpen
voorkomen. Als dit gebeurt, schakelt
het automatische noodstopsysteem
mogelijk de elektrische handrem in om de auto op zijn plaats te houden.Druk om de elektrische handrem los
te zetten op de knop of trap het
gaspedaal krachtig in.9 Waarschuwing
Het automatisch noodstopsys‐
teem is een noodfunctie ter voor‐
bereiding op een botsing en is niet ontworpen om botsingen te voor‐
komen. Vertrouw voor het afrem‐
men van de auto niet op het
systeem. Het automatische nood‐
stopsysteem remt niet buiten het actieve snelheidsbereik en
reageert alleen op gedetecteerde
voertuigen en voetgangers.
Page 213 of 341

Rijden en bediening211Anticiperend
remassistentiesysteem
Naast het anticiperend remsysteem
en het automatisch noodstopsysteem verhoogt het anticiperende remassis‐
tentiesysteem de gevoeligheid van de remassistentie. Daarom remt de auto
bij minder stevig intrappen van het
rempedaal onmiddellijk krachtig af.
Deze functie helpt de bestuurder om
sneller en krachtiger te remmen vóór
de mogelijke aanrijding.
Indien alleen uitgerust met frontca‐
mera werkt het systeem tot een snel‐
heid van 85 km/u.9 Waarschuwing
De actieve noodrem is niet ontwor‐
pen voor krachtig autonoom
remmen of het automatisch
vermijden van botsingen. Het is
ontworpen om de rijsnelheid voor‐
afgaand aan een aanrijding te
verlagen. Het reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen en sturen om
aanrijdingen te voorkomen.
Het systeem is ontworpen voor een
situatie waarin alle inzittenden hun
veiligheidsgordels dragen.
Intelligente remassistentie
Als de auto is uitgerust met een radar‐
sensor, gaat de intelligente remassis‐
tentie mogelijk werken wanneer het
rempedaal snel wordt ingetrapt om
extra goed te remmen op basis van
de naderingssnelheid en afstand tot een voorligger.
Iets trillen van het rempedaal of
bewegen van het pedaal is hierbij
normaal en het rempedaal moet zo
nodig ingetrapt blijven. Intelligente
remassistentie wordt pas automa‐
tisch uitgeschakeld wanneer het
rempedaal wordt losgelaten.9 Waarschuwing
Door de intelligente remassisten‐
tie kan de auto in bepaalde situ‐
aties krachtiger remmen dan op
dat moment strikt noodzakelijk is.
Hierbij kunt u de verkeersstroom
belemmeren. Haal in dat geval uw
voet van het rempedaal en rem
vervolgens in gepaste mate af.
Voetgangersbescherming vóór
3 212.
Uitschakelen
U kunt de actieve noodrem deactive‐
ren in het menu Persoonlijke instellin‐ gen 3 129. Als dat het geval is,
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
Page 214 of 341

212Rijden en bedieningSysteembeperkingenIn sommige gevallen kan de actieve
noodrem automatisch remmen in
situaties waarin dat onnodig lijkt te
zijn, bijvoorbeeld in parkeergarages,
als er verkeersborden in een bocht
staan of door auto's die zich in een
andere rijstrook bevinden. Dit behoort
bij de normale werking van het
systeem, de auto behoeft geen
onderhoud. Trap om automatisch
remmen te negeren het gaspedaal stevig in als de situatie en de omge‐
ving dat toelaten.
In de volgende situaties zijn de pres‐ taties van de actieve noodrem
beperkt:
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Alle voertuigen detecteren, met name voertuigen met een
aanhanger, trekkers, modderige
voertuigen, enz.
● Een voertuig detecteren wanneer
het zicht door weersomstandig‐
heden beperkt is, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● Bij 's nachts rijden.● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor in de voorruit is bedekt
met sneeuw, ijs, slijk, modder,
vuil, schade aan de voorruit of
werkt slechter door vreemde
voorwerpen, bijv. stickers.
Houd om defecten te voorkomen de
zones van de camerasensor in de
voorruit en de radarsensor in de radi‐
ateurgrille altijd vrij van vuil, stof, ijs en sneeuw.
Houd onderweg altijd uw aandacht bij het verkeer en wees altijd paraat om
handelend op te treden door bij drei‐
gende botsingen op de rem te trap‐
pen en/of de auto weg te sturen.
Storing
Als het systeem moet worden nage‐ keken, verschijnt er een bericht op het
Driver Information Center.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
in het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 127.Voetgangersbescherming
voor
Voetgangersbescherming vóór voor‐komt of vermindert mogelijk letsel aan voetgangers in de buurt als gevolg
van frontale botsingen bij het rijden in
een vooruitversnelling.
Het systeem gebruikt de frontcamera
in de voorruit om een voetganger
direct vóór, op uw pad, te detecteren.
Voetgangersbescherming vóór kan in
een vooruitversnelling bij snelheden
tussen 8 km/u en 80 km/u voetgan‐
gers detecteren en ervoor waarschu‐
wen. Ook kan voetgangersbescher‐
ming vóór zorgen voor krachtiger
remmen of de auto automatisch doen afremmen.
Bij rijden overdag detecteert het
systeem voetgangers tot een afstand
van ongeveer 40 meter. Bij 's nachts
rijden werkt het systeem beperkt.
U kunt voetgangersbescherming vóór
in Persoonlijke instellingen instellen
op Uit, Waarschuwen of Waarschu‐
wen en remmen 3 129.
Page 216 of 341

214Rijden en bedieningAls dit gebeurt, schakelt het automa‐tische remsysteem mogelijk de elek‐
trische handrem in om de auto op zijn plaats te houden. De handrem loszet‐ ten. Bij krachtig intrappen van het
gaspedaal worden ook automatisch
remmen en de elektrische handrem
losgezet 3 185.
Dit systeem omvat ook de intelligente
remassistentie en het noodremsys‐
teem reageert mogelijk ook op voet‐
gangers. Zie Actieve noodrem 3 209.
U kunt automatisch remmen uitscha‐
kelen in het menu Persoonlijke instel‐
lingen 3 129.
Algemene informatie9 Waarschuwing
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
9 Waarschuwing
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór waarschuwt of remt
mogelijk de auto plotseling in situ‐ aties waarin dit onverwacht en
ongewenst is. Het kan abusievelijk
waarschuwen of remmen voor
obstakels die eruit zien of even
groot zijn als voetgangers, waar‐
onder schaduwen. Dit is normaal
bedrijf en de auto hoeft niet te
worden nagekeken. U kunt auto‐
matisch remmen negeren door het
gaspedaal stevig in te trappen, als de veiligheid dat toelaat.
9 Waarschuwing
Bij gebruik van het remsysteem
voor voetgangers vóór terwijl u
met een aanhanger rijdt, kunt u de macht over het stuur verliezen en
een botsing veroorzaken. Zet het
systeem bij het rijden met een
aanhanger in de Persoonlijke
instellingen op Waarschuwen of Uit. Persoonlijke instellingen
3 129.
Systeembeperkingen
In de volgende gevallen detecteert de voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar
beperkt:
● De rijsnelheid is buiten het bereik
van 8 km/u tot 80 km/u in een
vooruitversnelling.
● De afstand tot een voetganger vóór de auto is meer dan 40
meter.
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Bij 's nachts rijden.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor in de voorruit is bedekt
met sneeuw, ijs, slijk, modder,
vuil, schade aan de voorruit of
werkt slechter door vreemde
voorwerpen, bijv. stickers.
Page 217 of 341

Rijden en bediening215ParkeerhulpAlgemene informatie
Wijzig bij het gebruik van de trekhaak
de configuratie-instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Info-Display. Persoonlijke instellin‐ gen 3 129.
Bij een aanhangwagen of fietsendra‐
ger op de trekhaak is de parkeerhulp gedeactiveerd.
Parkeerhulp voor-achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de
bestuurder met geluidssignalen en een aanduiding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.
Het systeem heeft vier ultrasone
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch inge‐
schakeld bij een snelheid tot 11 km/u.
Een brandend ledje in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Als r binnen een contactcyclus
wordt uitgeschakeld, wordt de voor‐
ste parkeerhulp gedeactiveerd. Als
de snelheid eerder meer dan
25 km/u was, wordt de parkeerhulp
opnieuw geactiveerd wanneer de
snelheid tot onder 11 km/u daalt.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft het ledje in de toets en
verschijnt Parkeerhulp uit op het
Driver Information Center.