OPEL KARL 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: KARL, Model: OPEL KARL 2019Pages: 201, PDF Size: 5.43 MB
Page 11 of 201

Kort en bondig9BuitenspiegelsHandmatig verstellen
Hendel in de gewenste richting kante‐len.
Buitenspiegels 3 26.
Handmatig verstellen 3 26.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Elektrisch verstellen 3 26.
Inklapbare buitenspiegels 3 26.
Verwarmbare buitenspiegels 3 27.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 38.
Contactslotstanden 3 109.
Page 12 of 201

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 201

Kort en bondig111Centrale vergrendeling .........20
Elektrische ruitbediening .......28
2 Buitenspiegels ......................26
3 Cruise control .....................121
Snelheidsbegrenzer ...........123
Verwarmd stuurwiel ..............60
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
groot licht .............................. 95
Omgevingsverlichting ........... 97
Parkeerlichten ....................... 96
5 Zijdelingse luchtroosters .....106
6 Instrumenten ........................ 65
7 Driver Information Centre ...... 76
8 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 60
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
achterruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 61
10 Middelste luchtroosters ......106
11 Alarmknipperlichten .............94
12 Info-Display ........................... 81
13 Status-led alarmsysteem .....2514 Infotainment-systeem
15 Handschoenenkastje ...........52
16 Verwarming en ventilatie ......99
17 AUX-ingang, USB-ingang
18 Keuzehendel ...................... 115
19 Stoelverwarming ...................35
20 Parkeerrem ......................... 117
21 Contactslot met stuurslot ...109
22 Claxon .................................. 61
Bestuurdersairbag ...............42
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 132
24 Stuurwiel instellen ................60
25 Zekeringenkast ..................147
26 Traction Control-systeem ...118
Stadsmodus ........................ 120
Stop/Start-systeem .............112
Lane Departure Warning ...125
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 119
27 Lichtschakelaar ....................93
Koplampverstelling ............... 94
Mistlamp ................................ 95Mistachterlicht ......................95
Helderheid van instrumen‐
tenverlichting ......................... 96
Page 14 of 201

12Kort en bondigRijverlichtingLichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Mistlampen
Druk op de knop in de lichtschake‐
laar:
>:mistlampenr:mistachterlichtLichtsignaal, grootlicht en dimlichtlichtsignaal:hendel naar u toe
trekkengrootlicht:hendel van u af
duwen
Groot licht 3 93.
Lichtsignaal 3 93.
Richtingaanwijzershendel omhoog:richtingaanwijzer
rechtshendel omlaag:richtingaanwijzer
links
Richtingaanwijzers 3 95.
Parkeerlichten 3 96.
Page 15 of 201

Kort en bondig13Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 94.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamE:intervalwissenOFF:uit
Druk de hendel omlaag naar de stand
2 om de wissers één slag te laten
maken wanneer ze uitgeschakeld
zijn.
Voorruitwissers 3 61.
Page 16 of 201

14Kort en bondigVoorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 61.
Sproeiervloeistof 3 135.
Wisserblad vervangen 3 137.
Achterruitwisser
Druk de tuimelschakelaar in om de
achterruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven:continue werkingschakelaar
onder:onderbroken
werkingmiddenstand:uitAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Achterruitwisser en -sproeier 3 62.
Page 17 of 201

Kort en bondig15KlimaatregelingVerwarmbare achterruit
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 30.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegels 3 27.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Elektronisch klimaatregelsys‐ teem: V indrukken.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Klimaatregelsysteem 3 99.Versnellingsbak
Om de achteruit in te schakelen, trapt
u het koppelingspedaal in en selec‐
teert u de achteruitversnelling.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de
neutrale stand laten opkomen,
koppeling weer intrappen en
nogmaals schakelen.
Versnellingsbak 3 115.
Page 18 of 201

16Kort en bondigVoordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en -staat 3 150, 3 181.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 133.
● Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
● Juiste positie van spiegels 3 26, stoelen 3 33 en veilig‐
heidsgordels 3 37.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap het koppelings- en rempe‐ daal in.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 111.
Om de sleutel vanuit stand 2 naar
stand 1 of 0 te draaien moet u de
sleutel zover mogelijk in de richting
van de stuurkolom insteken.
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is voldaan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Schakel de neutraalstand in.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-
positie op de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Page 19 of 201

Kort en bondig17Parkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan. Zet de parkeerrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Schakel als de auto op een
aflopende helling staat de
achteruitversnelling in voordat
u de contactsleutel lostrekt.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken.
Activeer het alarmsysteem
3 25.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 132.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, sloten 3 18.
Auto een langere tijd stilzetten
3 131.
Page 20 of 201

18Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 18
Sleutels ...................................... 18
Handzender ............................... 19
Opgeslagen instellingen ............20
Centrale vergrendeling ..............20
Kindersloten .............................. 22
Portieren ...................................... 23
Voorportieren ............................. 23
Achterdeuren ............................. 23
Bagageruimte ............................ 23
Antidiefstalbeveiliging ..................25
Diefstalalarmsysteem ................25
Startbeveiliging .......................... 25
Buitenspiegels ............................. 26
Spiegels ..................................... 26
Handmatig verstellen .................26
Elektrische verstelling ................26
Inklapbare spiegels ...................26
Verwarmde spiegels ..................27
Binnenspiegel .............................. 27
Handmatige dimfunctie ..............27
Ruiten .......................................... 28
Voorruit ...................................... 28Handbediende ruiten.................28
Elektrisch bediende ruiten .........28
Achterruitverwarming ................30
Zonnekleppen ............................ 30
Dak .............................................. 30
Zonnedak .................................. 30Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar etiket.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden
vermeld, aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 167.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgbouten vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 160.