alarm OPEL MOKKA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: MOKKA, Model: OPEL MOKKA 2015.5Pages: 233, PDF Size: 6.45 MB
Page 106 of 233

104Instrumenten en bedieningsorganen
Autom. Achterruitverwarming: Au‐
tomatische activering van achter‐
ruitverwarming.
■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Acti‐
veert of deactiveert automatische
inschakeling achterruitwisser bij in‐ schakelen achteruitversnelling.
■ Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :
Activeert of deactiveert de instap‐
verlichting.
Duur tijdens uitstappen :
Activeert of deactiveert de uitstap‐
verlichting en wijzigt de duur ervan.
■ Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐sche portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portiervergrendelfunctie wan‐
neer een portier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert het alarm‐ knipperlichtsignaal bij het ontgren‐
delen.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt de
configuratie om alleen het bestuur‐
dersportier of de hele auto te ont‐
grendelen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op de
standaardinstellingen.
Instellingen in het Colour-Info-
Display
CD 600/Navi 650/Navi 950Druk op CONFIG op het paneel van
het Infotainmentsysteem om het
menu Configuratie te openen.
Draai aan de multifunctionele knop
om naar boven of naar beneden door
de lijst te scrollen. Druk op de multi‐ functionele knop (Navi 950 /
Navi 650: druk op de buitenste ring)
om een menu-onderdeel te selecte‐ ren.
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstelling
■ Navigatie-instellingen
Page 108 of 233

106Instrumenten en bedieningsorganen
■Portiervergrendeling
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portiervergrendelfunctie wan‐
neer een portier openstaat.
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb. vergr. op afstand : Activeert
of deactiveert het alarmknipper‐
lichtsignaal bij het vergrendelen.
Feedback ontgrendeling op
afstand : Activeert of deactiveert het
alarmknipperlichtsignaal bij het ont‐
grendelen.
Portier ontgrendelen op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.Automatische deurrvergrendeling :
Activeert of deactiveert de automa‐ tische hervergrendeling na het ont‐
grendelen zonder de auto te ope‐
nen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :
Hervat alle standaardinstellingen.
Page 114 of 233

112VerlichtingAlarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Richtingaanwijzershendel omhoog=rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag=linker richtingaan‐
wijzer
Als de hendel voorbij het weerstands‐
punt wordt geduwd, blijft de richting‐
aanwijzer ingeschakeld. Bij het terug‐ draaien van het stuurwiel gaat derichtingaanwijzer automatisch uit.
Om driemaal te knipperen, bijv. om
van rijstrook te wisselen, de hendel
tot tegen het weerstandspunt duwen
en loslaten.
Voor langer richting aanwijzen de
hendel tot tegen het weerstandspunt
duwen en vasthouden.
Schakel de richtingaanwijzer hand‐
matig uit door de hendel in de oor‐
spronkelijke stand te zetten.
Mistlampen voor
Om in te schakelen > indrukken.
Page 131 of 233

Rijden en bediening129
■ Het stop-startsysteem is manueeluitgeschakeld.
■ De motorkap is open.
■ De veiligheidsgordel van de be‐ stuurders is losgemaakt en het be‐
stuurdersportier is geopend.
■ De motortemperatuur is te laag. ■ De accu is ontladen.
■ Het remvacuüm is niet voldoende.
■ De auto begint te rijden.
■ Het klimaatregelsysteem vereist het starten van de motor.
■ De airconditioning wordt handmatig
ingeschakeld.
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het DIC.
Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler op de stek‐
kerdoos is aangesloten, merkt u mo‐
gelijk een korte terugval tijdens het
herstarten van de motor.Parkeren9 Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Trek altijd de handrem aan. Ac‐ tiveer de handrem zonder de
ontgrendelknop in te drukken.
Op een aflopende of oplopende
helling zo stevig mogelijk. Trap
tegelijkertijd de rem in om de be‐ dieningskracht te verminderen.
■ Zet de motor af.
■ Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐
snelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel
in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
■ Sluit de ramen en het schuifdak.
■ De contactsleutel verwijderen. Bij auto's met automatische ver‐snellingsbak kan de sleutel al‐
leen worden verwijderd met de
keuzehendel in stand P.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
■ Vergrendel de auto.
■ Diefstalalarmsysteem inschakelen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags wor‐ den geactiveerd, wordt de motor au‐
tomatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot stilstand komt.
Page 145 of 233

Rijden en bediening143Frontaanrijdingswaar‐
schuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken. Als
een voorligger te snel nadert, klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er
een waarschuwing in het Driver Infor‐
mation Center (DIC).
Het groene symbool voorligger gede‐ tecteerd A verschijnt in de snelheids‐
meter als het systeem een voorligger heeft geconstateerd. De frontaanrij‐
dingswaarschuwing moet echter wel
in het menu Persoonlijke instellingen
3 103 geactiveerd zijn, of mag niet
met V gedeactiveerd zijn (afhankelijk
van het systeem; zie hieronder).
Frontaanrijdingswaarschuwingmet voorcamerasysteem
De frontaanrijdingswaarschuwing ge‐ bruikt het camerasysteem in de voor‐
ruit om voertuigen te vinden die zich
op een afstand van ong. 60 m direct
voor u bevinden.
Activering
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden bo‐
ven 40 km/u , als deze niet is gedeac‐
tiveerd via V; zie hieronder.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
De gevoeligheid van het alarm kan op dichtbij, gemiddeld en ver worden af‐
gesteld.
Druk op V: de huidige instelling wordt
op het DIC getoond. Druk weer op
V om de gevoeligheid van het alarm
te veranderen.
Page 168 of 233

166Verzorging van de auto
■ Motorkap openen, alle portierensluiten en auto vergrendelen.
■ Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt, waar‐
onder het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
■ Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening inscha‐ kelen.
■ Bandenspanning controleren.
■ Sproeiervloeistofreservoir vullen.
■ Motoroliepeil controleren.
■ Koelvloeistofpeil controleren.
■ Zo nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website, als datconform de wet vereist is. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
Gasauto's moeten worden afgevoerd
door een speciaal daartoe bevoegd
bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden
uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
Page 228 of 233

226TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............209, 213
Aanduidingen op banden ..........187
Aanhanger trekken ....................160
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 165
Accu ........................................... 171
Achterlichten .............................. 177
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitkijkcamera ...................146
Achteruitrijlichten .......................113
Adaptief rijlicht (AFL) .................110
Adaptive Forward Lighting ...........91
Afmetingen auto ........................218
Airbag deactiveren ....................... 48 Airbag-deactivering ...................... 86
Airbag en gordelspanners ...........86
Airbaglabel.................................... 43
Airbagsysteem ............................. 43
Airconditioning ........................... 118
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 123
Alarmknipperlichten ...................112
Algemene informatie .................. 160
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 124
All-wheel drive ........................... 135
Andere auto slepen ...................204Antiblokkeersysteem .................136
Antiblokkeersysteem (ABS) .........88
Autogegevens ............................ 213
Autokrik....................................... 186
Automatische dimfunctie .............30
Automatische verlichting ............ 108
Automatische versnellingsbak ...131
Automatisch vergrendelen ...........24
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 202
Auto stallen ................................. 165
B Bagageruimte ........................ 25, 69
Bagageruimte-afdekking .............71
Banden ...................................... 186
Bandenreparatieset ...................193
Bandenspanning .......................187
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 89, 188
Bandenspanningswaarden ........221
Batterijspanning ........................... 99
Bedieningsorganen ......................75
Bekerhouders .............................. 57
Bekleding .................................... 207
Beladingsinformatie .....................73
Beslagen lampglazen ................113
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 140
Beveiliging van de auto ................26
Page 229 of 233

227
Binnenspiegels............................. 30
Binnenverlichting ...............114, 180
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................186
Boordinformatie ........................... 97
Brandstof .................................... 153
Brandstofkeuzeschakelaar ..........83
Brandstofmeter ............................ 82
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 159
Brandstof voor benzinemotoren 153
Brandstof voor dieselmotoren ...153
Brandstof voor rijden op LPG .....153
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur .......................79
Buitenverlichting .........................107
C Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 76
Code ............................................. 97
Conformiteitsverklaring ...............223
Contactslotstanden ....................125
Controlelampen ......................81, 84
Controle over de auto ................124
Controles .................................... 166
Cruise control ...................... 91, 140
D Dagrijlicht ................................... 110
Dagteller ...................................... 82Dak............................................... 33
Dakbelasting ................................. 73
Dakdrager .................................... 73
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
Derde remlicht ........................... 179
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 173
Draagsysteem achterzijde ............59
Driepuntsgordel ........................... 41
Driver Information Center .............92
E Elektrisch bediende ruiten ...........31
Elektrische aansluitingen .............80
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 180
Elektronische rijprogramma's ....133
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....89
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 138
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............89
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............119
Event Data Recorders (EDR) .....224F
Fietsendrager ............................... 59
Flex-Fix-systeem .......................... 59
Frontaal airbagsysteem ...............46
Frontaanrijdingswaarschuwing ...143
G Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen ........................... 99
Gereedschap ............................. 186
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................72
Gloeilamp vervangen ................174
Gordelverklikker ........................... 86
Gordijnairbagsysteem .................. 47
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .....................95
Grootlicht ............................. 91, 108
H Halogeenkoplampen .................174
Handbediende ruiten ...................31
Handgeschakelde versnellingsbak ......................134
Handmatige dimfunctie ................30
Handmatige modus ...................133
Handrem ..................................... 136
Handschoenenkastje ...................57
Handzender ................................. 20