OPEL MOKKA X 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.5, Model line: MOKKA X, Model: OPEL MOKKA X 2019.5Pages: 261, PDF Size: 6.79 MB
Page 191 of 261

Verzorging van de auto189
Bij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven de vulstreep staan. Bijvullen als het peil te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1:1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Stuurbekrachtigingsvloei‐ stofVoorzichtig
Zeer kleine hoeveelheden vuil‐
deeltjes kunnen schade aan de
stuurinrichtingssysteem veroorza‐
ken, waardoor het niet meer goed
werkt. Voorkom dat vuildeeltjes in contact komen met de vloeistof‐zijde van de reservoirdop / peilstok of dat ze in het reservoir terecht‐
komen.
Het stuurbekrachtigingsvloeistofpeil hoeft in de regel niet te worden
gecontroleerd. Als er bij het sturen
een ongewoon geluid klinkt of als de
stuurbekrachtiging vreemd reageert,
roep dan de hulp van een werkplaats
in.
Page 192 of 261

190Verzorging van de autoSproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid goedge‐
keurde sproeiervloeistof en antivries
bijvullen.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Sproeiervloeistof 3 228.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend
geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 228.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐ vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Page 193 of 261

Verzorging van de auto191
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging accu 3 125.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐
ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐ roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 140.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 219.
Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
Page 194 of 261

192Verzorging van de auto● Zie de Gebruikershandleidingvoor meer informatie.
● Explosief gas kan in de buurt van
de accu aanwezig zijn.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet het dieselbrandstofsysteem worden ontlucht. Het contact driemaal
15 seconden per keer aanzetten.
Motor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Deze procedure na minstens 5 seconden herhalen.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.Wisserblad vervangen
Voorruit
Til de ruitenwisser op, druk op de
knop om het wisserblad los te maken en verwijder dit.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐
arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Achterruit
1. Demonteer de wisserkap van de wisser compleet.
2. Til het wisserblad op.
Page 195 of 261

Verzorging van de auto1933. Druk op de schuifborgpen.4. Trek het wisserblad eruit.Gloeilamp vervangen
Contact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Gebruik bij vervanging altijd hetzelfde type gloeilamp.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
Let op
Na rijden in zware regenval of na
een wasbeurt kunnen de lenzen van sommige externe lampen beslagen
lijken.
Dit wordt veroorzaakt door het
temperatuurverschil tussen de
binnen- en buitenkant van de lamp.
Dit komt overeen met de condensa‐
tie op de ruiten in uw auto tijdens
regen en betekent niet dat er een
probleem is met uw auto.
Wanneer er water in het gloeilamp‐
circuit lekt, laat u de auto controleren
door uw erkende werkplaats.Halogeenlampen9 Waarschuwing
Halogeenlampen bevatten
gecomprimeerd gas en kunnen
barsten als deze vallen of krassen oplopen. U of anderen kunt/
kunnen letsel oplopen. Ga te werk volgens de instructies op de
verpakking van de lamp.
Led-verlichting
Op deze auto zitten meerdere led-
lampen. Neem voor vervanging van
een led-lamphuis contact op met een
werkplaats.
Halogeenkoplampen Baselevel-koplamphuis In het koplamphuis van het baselevel-
model van de auto zitten halogeen‐
lampen voor groot licht en dimlicht,
led-lampen voor de richtingaanwij‐
zers plus lampen voor de zijverlich‐
ting en dagrijlichten.
Page 196 of 261

194Verzorging van de auto
Passagierszijde afgebeeld, bestuur‐
derszijde vergelijkbaar.
Verwijder aan de bestuurderszijde de vulkraag voor het sproeiervloeistofre‐
servoir alvorens een lamp te vervan‐
gen.
1. Lampen groot licht
2. Lampen dimlicht
Lampen groot licht en dimlicht 1. Open de motorkap.
Motorkap 3 186.2. Verwijder de afdekking.
3. Draai de lamp linksom en trek deze recht naar achteren toe los.
4. Koppel de kabelboomstekker los van de lamp.
5. Draai de nieuwe gloeilamprechtsom in het koplamphuis.
6. Sluit de kabelboomstekker weer aan.
7. Plaats de afdekking.
Plaats aan de bestuurderszijde de
vulkraag voor het sproeiervloeistofre‐
servoir terug door deze met enige
kracht en recht in het reservoir te
duwen. Controleer of de clip van de vulkraag in de borging van de zeke‐
ringenkast in de motorruimte grijpt.
Uplevel-koplamphuis
In het koplamphuis van het uplevel-
model van de auto zitten led-lampen
voor groot licht en dimlicht, lampen
voor de richtingaanwijzers plus
lampen voor de zijverlichting en
dagrijlichten.
Page 197 of 261

Verzorging van de auto195Mistlampen voor
U kunt de lampen bereiken langs de
onderkant van de auto
1. Draai het desbetreffende wiel voor betere toegang naar binnen
en draai de drie torxbouten aan de buitenkant van de wielkuip los.
Boordgereedschap 3 203.
2. Trek de voering weg en houd deze vast om bij de lamphouder te
kunnen komen.
3. Trek de borglip naar buiten en trek
de stekker uit de lampfitting.
4. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze uit de reflector.
5. Vervang de lamp in de lampfitting
en klik deze weer vast aan de
stekker.
6. Plaats de lampfitting in de reflec‐ tor door deze rechtsom vast te
draaien.
7. Breng de voering weer aan en draai de drie torxbouten vast.
Achterlichten
Linkerzijde
1. Maak beide afdekkingen aan de buitenkanten met een schroeven‐
draaier los. Verwijder beide
afdekkingen en draai de schroe‐ ven los. Verwijder het paneel.
Page 198 of 261

196Verzorging van de auto
2. Maak de afdekking eerst los dooreen schroevendraaier bij de
uitsparing in te steken. Maak de
afdekking vervolgens vooraan en
bovenaan los. Verwijder de afdek‐
king.
Rechterzijde
1. Verwijder de klep van het opberg‐
vak en de bandenreparatieset.
2. Verwijder de afdekking.
3. Achter- / remlicht, indien niet uitgerust met leds (1)
Richtingaanwijzer (2)
Lamp achteruitrijlicht (3)
Page 199 of 261

Verzorging van de auto1974. Verwijder de lamphouder. Verwij‐der de gloeilamp en vervang
deze.
5. Plaats de lamphouder in het achterlamphuis. Plaats het
achterlamphuis in de carrosserie
en haal aan. Sluit de afdekkingen
en klik ze vast.
6. Schakel het contact in en ga na of
alle lampen werken.
Kentekenverlichting1. Verlichting met schroevendraaier loswerken.
2. Lamphuis naar beneden toe verwijderen, hierbij niet aan de
kabel trekken.
Lamphouder linksom losdraaien.
3. Gloeilamp uit lamphouder nemen en nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. Lamphouder in lamphuis plaatsen
en rechtsom draaien.
5. Lamphouder aanbrengen en met een schroevendraaier vast‐
draaien.
MistachterlichtU kunt de lampen bereiken langs de
onderkant van de auto.
1. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze uit de reflector.
Page 200 of 261

198Verzorging van de auto2.Klik de lampfitting los van de stek‐
ker door op de borgnok te druk‐
ken.
3. Vervang de lamp in de lampfitting
en klik deze weer vast aan de
stekker.
4. Plaats de lampfitting in de reflec‐ tor en draai deze rechtsom vast.Elektrisch systeem
Zekeringen Controleren of het opschrift op de
vervangende zekering overeenkomt
met dat op de defecte zekering.
In een kastje boven de plusklem van
de accu zitten enkele hoofdzekerin‐ gen. Deze zo nodig laten vervangen
door een werkplaats.
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Een defecte zekering is te herkennen
aan de doorgebrande smeltdraad.
Zekering pas vervangen wanneer de
oorzaak van de storing verholpen is.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Let op
Het is mogelijk dat niet alle beschre‐
ven zekeringenkasten op uw auto
aanwezig zijn.Raadpleeg bij een controle van de
zekeringenkast de bijbehorende
sticker.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast in de motor‐
ruimte zit mogelijk een zekeringtrek‐
ker.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Zekeringenkast inmotorruimte
De zekeringenkast zit in de motor‐
ruimte.