OPEL VIVARO B 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2014.5Pages: 197, PDF Size: 4.24 MB
Page 141 of 197

Verzorging van de auto139
Veiligheidspal (iets rechts van het
midden) naar links opzij zetten en mo‐
torkap openen.
De motorkap wordt automatisch om‐
hoog gehouden.
Als de motorkap wordt geopend tij‐ dens een Autostop, wordt de motor
automatisch herstart omwille van vei‐ ligheidsredenen.
Stop-startsysteem 3 118.
Sluiten
Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in het slot vallen. Controleer of de mo‐
torkap vergrendeld is.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te
voorkomen.
Gebruik olie met de juiste specificatie. Aanbevolen vloeistoffen en smeer‐
middelen 3 174.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens
10 minuten uitgeschakeld zijn ge‐ weest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.Voorzichtig
De eigenaar van de auto dient
erop te letten dat er genoeg mo‐ torolie van de juiste kwaliteit in de
motor zit.
Wanneer het motoroliepeil tot aan het merkteken "add oil" A is gedaald, dan
motorolie bijvullen.
Voorzichtig
Het motoroliepeil nooit tot onder
het minimumpeil laten dalen!
Page 142 of 197

140Verzorging van de auto
Het wordt geadviseerd dezelfde kwa‐
liteit olie te gebruikt als bij de laatste
olieverversing.
Het motoroliepeil mag niet hoger staan dan het bovenste merkteken B
op de peilstok.
Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Wij raden bij het bijvullen van de mo‐
torolie een trechter aan om morsen te
voorkomen. Controleer of de trechter
goed op de vulpijp staat.
Het olieverbruik stabiliseert niet voor‐ dat de auto enkele duizenden kilome‐
ters heeft afgelegd. Pas dan kan het
werkelijke olieverbruik worden be‐
paald.
Bij een verbruik van meer dan
0,5 liter per 1000 km na deze inrijpe‐
riode wordt geadviseerd contact op te nemen met een werkplaats.
Inhouden 3 186.
Dop recht terugplaatsen en vast‐
draaien.Motorluchtfilter
Indicator luchtstroom motor
Op bepaalde modellen is de luchtin‐
laat van de motor voorzien van een
indicator die aangeeft wanneer de
luchttoevoer naar de motor beperkt
is.
Open=Geen beperkingRode indicator=Beperkt
Neem contact op met een werkplaats,
als de rode indicator verschijnt bij een
draaiende motor.
Page 143 of 197

Verzorging van de auto141Koelvloeistof
De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. –28 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries ge‐ bruiken.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof net boven het merkte‐
ken MIN staan. Bijvullen als het peil
te laag is.9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Vul bij met antivries. Is er geen anti‐
vries beschikbaar, gebruik dan
schoon kraanwater of gedestilleerd
water. Dop goed vastdraaien. Anti‐
vriesgehalte door een werkplaats la‐
ten controleren en oorzaak van het
koelvloeistofverlies laten verhelpen.
Als een aanzienlijke hoeveelheid
koelvloeistof vereist is, dient het koel‐ systeem te worden ontlucht. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Als de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is, brandt controlelamp W 3 88
rood op de instrumentengroep, sa‐
men met C 3 87 . Bij een te laag koel‐
vloeistofpeil een werkplaats raadple‐ gen.
Stuurbekrachtigingsvloei‐
stofVoorzichtig
Zeer kleine hoeveelheden vuil‐
deeltjes kunnen schade aan de
stuurinrichtingssysteem veroorza‐
ken, waardoor het niet meer goed
werkt. Voorkom dat vuildeeltjes in contact komen met de vloeistof‐zijde van de reservoirdop of dat ze
in het reservoir terechtkomen.
Het stuurbekrachtigingsvloeistofre‐
servoir zit onder het voorwielscherm,
achter een bekledingspaneel.
In principe hoeft u het vloeistofpeil
niet te controleren. Als er bij het stu‐
ren een ongewoon geluid klinkt of als
de stuurbekrachtiging vreemd rea‐
geert, roep dan de hulp van een werk‐ plaats in.
Page 144 of 197

142Verzorging van de auto
Neem contact op met een werkplaats,
als het vloeistofpeil in het reservoir tot onder het merkteken MIN zakt.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid sproeiervloei‐ stof en antivries bijvullen.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met vol‐
doende antivries biedt voldoende
bescherming bij lage temperatu‐
ren of een plotselinge daling van
de temperatuur.
Remmen
Piepende remmen geven aan dat de
remblokken hun minimumdikte heb‐
ben bereikt. Verder rijden is mogelijk
maar laat de remblokken zo spoedig
mogelijk vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
Page 145 of 197

Verzorging van de auto143
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Bij het bijvullen schoon te werk gaan,
omdat verontreinigde remvloeistof
storingen in het remsysteem tot ge‐
volg kan hebben. Oorzaak van het
remvloeistofverlies door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Alleen goedgekeurde heavy duty-
remvloeistof voor uw auto gebruiken.
Remvloeistof 3 174.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen.
Door korte ritten en vaak starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische ver‐ bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 4 weken
achtereen stilstaat, kan de accu ont‐
laden raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en los‐
koppelen.
Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
■ Geen vonken of open vlammen en niet roken.
■ Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
■ Houd de accu buiten het bereik van
kinderen.
■ De accu bevat zwavelzuur dat aan‐
leiding kan geven tot blindheid of
ernstige brandwonden.
Page 146 of 197

144Verzorging van de auto
■ Zie de Gebruikershandleiding voormeer informatie.
■ Explosief gas kan in de buurt van de accu aanwezig zijn.
Accu opladen9 Gevaar
Voor voldoende ventilatie zorgen
bij het opladen van de accu. Er be‐ staat gevaar voor ontploffing als
gassen die tijdens het opladen
worden gevormd kunnen blijven
hangen!
Starthulp gebruiken 3 167.
Accu vervangen Laat de batterij vervangen door een
werkplaats.
Dieselbrandstoffilter
Bij elke olieverversingsbeurt water‐
resten aftappen.
Opvangbak onder het filterhuis plaat‐
sen. Kartelboutje aan de onderkant van het filter ongeveer één slag los‐
draaien om het water af te tappen.
Het filter is afgetapt zodra er diesel‐
brandstof zonder water verschijnt.
Schroef weer aanhalen.
Dieselbrandstoffilter met kortere in‐
tervallen controleren als de auto dienstdoet in buitengewone omstan‐
digheden.
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Als de tank is leeggereden moet het
dieselbrandstofsysteem worden ge‐
ventileerd of ontlucht.
Bijtanken en als volgt te werk gaan: ■ Het contact gedurende 5 seconden per keer inschakelen
(sleutel in stand M).
■ Contact gedurende 3 seconden uit‐
schakelen (sleutel in stand A).
■ Dit meerdere malen herhalen.
■ Motor starten (sleutel in stand D) en
weer uitschakelen (sleutel in stand
St ).
Slaat de motor niet aan, dan de hulp van een werkplaats inroepen.
Motor starten 3 116.
Page 147 of 197

Verzorging van de auto145Wisserblad vervangenWisserbladen voorruit
Til de ruitenwisser op, druk op de
knop om het wisserblad los te maken en verwijder dit.
Maak een nieuw wisserblad in een
lichte hoek vast aan de wisserarm en
druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig naar omlaag.
Wisserblad achterruit Wisserarm optillen, wisserblad
draaien en losmaken.
Gloeilamp vervangen
Ontsteking uitschakelen en desbe‐
treffende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Lampcontrole Schakel het contact na het vervangen
van een lamp in en bedien en contro‐ leer de lichten.Koplampen
Grootlicht en dimlicht
1. Beschermkap verwijderen door deze linksom te draaien.
2. Kabelboomstekker loskoppelen.
3. Borgclip losmaken en lamp ver‐ wijderen.
4. Lamp vervangen en borgclip aan‐
brengen en erop letten dat de
lamp in de juiste stand worden
aangebracht.
5. Kabelboomstekker en bescherm‐ kap aanbrengen.
Page 148 of 197

146Verzorging van de auto
Zijmarkeringslichten
1. Lamphouder uit reflectorhuis ver‐wijderen door deze linksom te
draaien.
2. Lamp vervangen.
3. Lamphouder in reflectorhuis mon‐
teren.
Mistlampen
Lamp van mistlampen voor van onder
de auto benaderen.
1. Borgclip links op de auto losma‐ ken en afdekkap openen.
Schroeven en borgclips rechts op de auto verwijderen om de afdek‐
kap te verwijderen.
2. Kabelboomstekker loskoppelen.
3. Draai de lamphouder linksom er‐ uit en verwijder de lamp.
4. Vervang de lamp en breng de lamphouder aan.
5. Kabelboomstekker en afdekkap aanbrengen.
Richtingaanwijzers
vooraan
1. Lamphouder uit reflectorhuis ver‐ wijderen door linksom te draaien.
2. Lamp vervangen.
3. Lamphouder in reflectorhuis mon‐
teren.
Page 149 of 197

Verzorging van de auto147Achterlichten
Remlichten, achterste
richtingaanwijzers en achterlichten
1. De 3 boutjes verwijderen (met het
bijgeleverde gereedschap).
2. Lamphuis voorzichtig uit borgpen‐
nen aan de buitenzijde trekken en
verwijderen.
3. Lamphouder linksom draaien om deze van het lamphuis te schei‐
den.
4. Lamp vervangen.
5. Lamphouder bij het aanbrengen in het lamphuis duwen, vervol‐
gens rechtsom vastdraaien.
6. Controleren of de kabelboom goed zit.
7. Lamphuis in oorspronkelijke stand terugplaatsen en erop let‐
ten dat het goed vastzit.
8. Lamphuis over borgpennen plaat‐
sen en de 3 boutjes aanhalen.
Zijrichtingaanwijzers
1. Klemmen met een platte schroe‐ vendraaier uit het spatbord los‐
maken en het lamphuis uit de ope‐
ning tillen.
2. Lamphouder linksom draaien, uit lamphuis verwijderen en lamp
vervangen.
3. Lamphouder in lamphuis terug‐ plaatsen en lamphuis weer in ope‐ning monteren.
Derde remlicht 1. Achterdeuren/achterklep openen.
Page 150 of 197

148Verzorging van de auto
2. Verwijder de 2 bouten vanaf debinnenkant van de achterdeuren/
achterklep.
3. Verwijder de lamphouder vanaf de buitenkant van de auto door de
clips met een platte schroeven‐
draaier los te maken.
4. Lamp vervangen.
5. Lamphouder aanbrengen en de 2 bouten weer aanbrengen.
Achteruitrijlichten
1. De 2 boutjes verwijderen (met het
bijgeleverde gereedschap) en het
lamphuis verwijderen.
2. Lamphouder linksom draaien om deze van het lamphuis te schei‐
den.
3. Onderste lamp vervangen.
4. Lamphouder bij het aanbrengen in het lamphuis duwen, vervol‐
gens rechtsom vastdraaien.
5. Lamphuis met de 2 boutjes mon‐ teren.
Kentekenverlichting
1. Lamp eruit wrikken met een platte
schroevendraaier.
2. Lens loswrikken.
3. Lamp vervangen.
4. Lens aanbrengen en lamp in be‐ huizing vervangen.