OPEL VIVARO B 2014.5 Handleiding Infotainment (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2014.5Pages: 101, PDF Size: 1.53 MB
Page 51 of 101
Streaming audio via Bluetooth51
Om een audio-apparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audio-apparaat aan tesluiten dan het huidige, drukt u op detoets TEL en selecteert u het menu
Selecteer apparaat . De apparatenlijst
toont de audio-apparaten die al ge‐ koppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de draaiknop
OK in te drukken. Een displaybericht
bevestigt de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een audio‐ apparaat van het Infotainmentsys‐
teem drukt u op de toets TEL (of de
toets SETUP ) en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer het
gewenste apparaat uit de apparaten‐
lijst en selecteer vervolgens Apparaat
loskoppelen door de draaiknop OK te
draaien en in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de ontkoppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te wissen, drukt u op de toets
TEL en selecteert u Apparaat
wissen . Selecteer het gewenste au‐
dioapparaat uit de lijst en druk op de
draaiknop OK om het verwijderen te
bevestigen wanneer daarom wordt
gevraagd.
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de
functietoetsen van het infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐ nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 40.
CD30 BT - Muziek via Bluetooth afspelen
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐ bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐ tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
Page 52 of 101
52Streaming audio via Bluetooth
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 81.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets 0 te drukken en selecteer
Bluetooth-verbinding . Selecteer een
lege sleuf door de draaiknop te
draaien en druk op de draaiknop of de
toets ⊲ of ⊳ om het volgende menu
weer te geven.
Selecteer Audio-apparaat koppelen
door de draaiknop te draaien en in te
drukken en zoek vervolgens op het
audio-apparaat naar Bluetooth-appa‐ ratuur in de omgeving van het appa‐
raat.
Selecteer My Radiosat (d.w.z. de
naam van het systeem) uit de lijst op
het audioapparaat en voer, indien vantoepassing, via het toetsenbord van
het audioapparaat de koppelings‐
code in die op het displayscherm van
het Infotainmentsysteem staat weer‐
gegeven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Wanneer het koppelen mislukt, wordt het bericht Verbinding mislukt. weer‐
gegeven en klinkt er een geluid. Her‐
haal de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐
dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Om een audio-apparaat aan te sluiten nadat het gekoppeld is, of om een an‐
der gekoppeld audio-apparaat aan te sluiten dan het huidige, drukt u op detoets 0 en selecteert u Bluetooth-
verbinding .
De apparatenlijst toont de audio-ap‐
paraten die al gekoppeld zijn. Selec‐
teer het gewenste apparaat uit de lijst. Selecteer Apparaat verbinden... en
bevestig door op de draaiknop te
drukken. Een displaybericht bevestigt
de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het info‐
tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in
het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat
Page 53 of 101
Streaming audio via Bluetooth53
loskoppelen door de draaiknop te
draaien en in te drukken. Een display‐
bericht bevestigt de ontkoppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw
apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te wissen, drukt u op de toets
0 en selecteert u Bluetooth-
verbinding . Selecteer het gewenste
audio-apparaat uit de lijst, druk op de
draaiknop of de toets ⊲ of ⊳ en se‐
lecteer Dit apparaat wissen .
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.Het audio-apparaat kan dan via de
functietoetsen van het infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd-
speler 3 40.
CD35 BT - Muziek via Bluetooth afspelen
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, kan/
kunnen één of beide functies wor‐
den gekoppeld. Mobiele telefoon
koppelen 3 81.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets SETUP / TEXT te drukken en
selecteer Bluetooth-verbinding . Se‐
lecteer een lege sleuf door aan de
centrale draaiknop te draaien en druk
op de knop om het volgende menu
weer te geven.
Selecteer Apparaat koppelen door de
draaiknop te draaien en in te drukken
en zoek vervolgens op het audio-ap‐
paraat naar Bluetooth-apparatuur in
de omgeving van het apparaat.
Page 54 of 101
54Streaming audio via Bluetooth
Selecteer My_Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐
dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van het audioapparaat de koppelingscode indie op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐ lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, verschijnt
het bericht Koppelen mislukt . Herhaal
de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Om een audioapparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐
der gekoppeld audio-apparaat aan te sluiten dan het huidige, drukt u op detoets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding (of drukt u op de
toets TEL als er geen apparaat aan‐
gesloten is). De apparatenlijst toont
de audio-apparaten die al gekoppeld
zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de centrale
draaiknop in te drukken. Een display‐
bericht bevestigt de aansluiting.Audio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het Info‐ tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat
loskoppelen door de centrale draai‐
knop te draaien en in te drukken. Een displaybericht bevestigt de ontkoppe‐
ling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te wissen, drukt u op de toets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer het
Page 55 of 101
Streaming audio via Bluetooth55
gewenste audioapparaat uit de lijst,
druk op de centrale draaiknop en se‐
lecteer Wissen.
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de functietoetsen van het infotainment‐ systeem, draaiknoppen en display‐menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd-
speler 3 40.
Page 56 of 101
56NavigatieNavigatieAlgemene aanwijzingen...............56
Gebruik ........................................ 59
Invoer van de bestemming ..........66
Begeleiding .................................. 69
Symbolenoverzicht ......................73Algemene aanwijzingen9Waarschuwing
Het navigatiesysteem is een hulp‐
middel voor uw navigatievermo‐
gen en komt niet daarvoor in de
plaats. Rijd voorzichtig en veilig en
let goed op.
Wanneer het navigatiesysteem te‐ gen de verkeersregels ingaat,
moet u altijd de verkeersregels
volgen.
Het navigatiesysteem zal u op be‐
trouwbare wijze naar uw gekozen be‐ stemming begeleiden zonder dat u
wegenkaarten nodig hebt.
Als de Verkeersinfo -dienst in uw land
of regio beschikbaar is, wordt de hui‐
dige verkeerssituatie ook in de route‐
berekeningen in acht genomen. Het
systeem ontvangt verkeersberichten
in het huidige ontvangstgebied.
Om de meest actuele realtime ver‐ keersinformatie te ontvangen, neemt
u een abonnement op de Live dien‐
sten via de TomTom™-website.
Werking van navigatiesysteem
De positie en beweging van de auto
worden door het navigatiesysteem
met behulp van sensors gedetec‐
teerd.
De afgelegde afstand wordt bepaald door het signaal van de snelheidsme‐ ter van de auto en richtingveranderin‐
gen bij bochten worden door een gy‐
rosensor bepaald. De positie wordt
bepaald door gps-satellieten (Global
Positioning System).
Door deze sensorsignalen te vergelij‐ ken met de digitale kaarten op de SD- kaart van het navigatiesysteem is het
mogelijk om de positie van de auto
nauwkeurig te bepalen.
Wanneer de auto voor het eerst wordt
gebruikt of na een tocht op een veer‐
boot enz., zal het systeem zichzelf
kalibreren. Het is daarom normaal dat
het niet de exacte locatie aangeeft tot
de auto een bepaalde afstand heeft
afgelegd.
Page 57 of 101
Navigatie57
Nadat u de bestemming of nuttigeplaats (eerstvolgend tankstation, ho‐
tel enz.) hebt ingevoerd, wordt de
route vanaf uw huidige positie naar de
gekozen bestemming berekend.
Routebegeleiding wordt geleverd via
stembegeleiding en het display‐
scherm.9 Waarschuwing
Gebieden zoals eenrichtingsstra‐
ten en voetgangerszones zijn niet
op de kaart van het navigatiesys‐
teem aangegeven. In dergelijke
gebieden kan het systeem een
waarschuwing geven die geac‐
cepteerd moet worden. Let
daarom in het bijzonder op een‐
richtingsstraten en andere wegen
en inritten waar u niet mag inrij‐
den.
SD Card
Bij het navigatiesysteem wordt een
SD-kaart geleverd die, onder meer,
een digitale kaart van de steden en wegen in uw land bevat.
Na aflevering van een nieuwe auto is er een maximum van 60 dagen
waarin de digitale kaart gratis kan
worden bijgewerkt. Nadat deze pe‐ riode verstreken is, worden er kosten
berekend voor kaart-updates.
TomTom HOME™-software- installatie Om de digitale kaarten bij te werkenen voordeel te halen uit exclusieve
downloaddiensten, waaronder real‐
time veiligheids- en verkeerswaar‐
schuwingen, moet een account wor‐
den aangemaakt op de TomTom™-
website en moet de gratis
TomTom HOME™ -software worden
geïnstalleerd.
Account aanmaken
Maak uw TomTom™-internetaccount
aan via de TomTom™-website. Se‐
lecteer bijv. de optie Account
aanmaken op de webpagina en voer
de betreffende details in.Software installeren
Steek de SD-kaart in de kaartlezer
van uw computer (of een externe
kaartlezer), terwijl u verbonden bent
met het internet. De software-instal‐
latie wordt automatisch gestart.
Volg de instructies op het scherm om
de gratis TomTom HOME™ -software
te installeren.
Uw SD-kaart wordt na de aanvanke‐
lijke installatie automatisch door het
systeem herkend.
Page 58 of 101
58Navigatie
SD-kaart en navigatiesysteem
bijwerken
Updates worden regelmatig gegeven,
bijv. voor revisies van kaarten en flit‐
slocaties.
Deze updates zijn alleen beschikbaar
via de TomTom HOME -software die
via de SD-kaart kan worden opgeroe‐
pen.
Met de TomTom HOME -software is
het mogelijk om:
■ Het navigatiesysteem (kaarten, flit‐ slocaties enz.) bij te werken,
■ Een abonnement te nemen op LIVE diensten,
■ De systeemgegevens op uw com‐ puter op te slaan,
■ Gegevens toe te voegen of te ver‐ wijderen,
■ Het systeem aan te passen,
■ Correcties op de kaart te delen met
de gemeenschap ( Map Share™),
■ De volledige gebruikershandleiding
van het TomTom™-navigatiesys‐
teem te downloaden.De TomTom HOME -softwaremenu's
leiden u door deze handelingen.
Systeem bijwerken
Om het navigatiesysteem optimaal te kunnen benutten, dient u het zo vaak
mogelijk bij te werken. Map Share™-
kaartupdates kunnen bijvoorbeeld worden gedeeld met de gehele ge‐
meenschap van systeemgebruikers.
Hoofdfuncties van
TomTom HOME-toepassingNieuwe en extra kaarten downloaden Selecteer het pictogram Kaarten
toevoegen om het menu te openen
waar kaarten gedownload kunnen
worden.Stemmen, nuttige plaatsen enz.
downloaden
Selecteer het pictogram Verkeer,
stemmen, flitslocaties toevoegen
enz. om:
■ stemmen te downloaden om het systeem aan te passen,
■ nuttige plaatsen enz. te downloa‐ denLet op
In bepaalde landen is het downloa‐
den en inschakelen van de camera‐
waarschuwingsoptie illegaal en kan dat resulteren in een vervolging.SD-kaart en systeemgegevens op‐
slaan
Systeemgegevens kunnen op uw computer opgeslagen en ook zo no‐
dig hersteld worden.
U wordt geadviseerd de systeem ge‐
gevens regelmatig op te slaan. Door
de gegevens op te slaan, kunnen ze
worden hersteld, bijvoorbeeld wan‐
neer de SD-kaart wegraakt of be‐
schadigd wordt.Downloadinstructies
Het is mogelijk om de volledige ge‐
bruikershandleiding voor het
TomTom™-navigatiesysteem op te
roepen.Systeem aanpassen
Het is ook mogelijk het systeem aan
te passen door nieuwe nuttige plaat‐
sen en kunstmatige stemmen te in‐
stalleren en door het kleurenschema
aan te passen.
Page 59 of 101
Navigatie59Gebruik
Afstandsbediening
1. Toets in het midden Bevestigen, het snelmenu openen
Op omhoog, omlaag, rechts, links drukken: In het menu of de kaart
bewegen
Op omhoog/omlaag drukken: De
schaal van de kaart bijstellen (in-/
uitzoomen)
Rechts drukken: Verkeersinfor‐
matie oproepen
2. Schermtoetsen (⌞ en ⌟)
Uit het menu: Handelingen selec‐
teren en bevestigen
Uit de kaart: Linkertoets (⌞) - her‐ haalt een gesproken aanwijzing;
rechtertoets (⌟) - toont de route‐
samenvatting
3. MENU : Het hoofdmenu openen
4. MAP 2D/3D
Uit het menu: Geeft de kaart weer Uit de kaart: Schakelt de kaart
naar 2D/3D-modus
5. BACK : Terug naar het vorige
schermMet de schermtoetsen ⌞ en ⌟ worden
handelingen geselecteerd of beves‐
tigd die onderaan het scherm worden
weergegeven.
De led op de afstandsbediening knip‐ pert eenmaal wanneer de afstands‐bediening is verbonden met het navi‐ gatiesysteem. Om hem sneller te ver‐binden, drukt u op een van de af‐
standsbedieningstoetsen terwijl het
systeem start voordat dat de wette‐
lijke opmerkingen verschijnen.
Wanneer de led knippert en er een
bericht op het scherm verschijnt,
moeten de batterijen worden vervan‐
gen.
Page 60 of 101
60Navigatie
Batterij vervangen
Druk op de vergrendeling aan de ach‐terzijde van het apparaat en til het
toetsenbord eruit.
Breng nieuwe batterijen aan (type:
AAA / LR03 / UM4 1,5V) waarbij er‐
voor gezorgd moet worden dat ze cor‐
rect aangebracht worden; plaats ver‐
volgens het batterijdeksel terug.
Navigatiesysteem activeren
Inschakelen
Het navigatiesysteem schakelt auto‐
matisch in wanneer het contact wordt ingeschakeld. Druk in andere geval‐len op de knop X.
Bij uitgeschakeld contact kan het na‐
vigatiesysteem gedurende ongeveer
20 minuten worden gebruikt. Druk op
de toets X om het navigatiesysteem
in te schakelen. Het systeem wordt
ongeveer 20 minuten na de laatste in‐ voer van de gebruiker automatisch
uitgeschakeld.
Uitschakelen
Bij uitgeschakeld contact wordt het
navigatiesysteem automatisch uitge‐ schakeld wanneer het bestuurders‐
portier wordt geopend.
Bij ingeschakeld contact drukt u op de
toets X om het navigatiesysteem uit
te schakelen.Menu's voor wisselen tussen
navigatiesysteem en
infotainmentsysteem
Bij ingeschakeld Infotainment- en na‐ vigatiesysteem drukt u op de toets
NAVI (van de knoppen op de stuur‐
kolom) om tussen schermen van het
navigatie- en Infotainment te wisse‐ len.
Wanneer de bedieningselementen van het infotainmentsysteem worden
gebruikt om te wisselen, bijvoorbeeld
de audiobron, verschijnt het infotain‐
mentsysteemscherm even over het
navigatiesysteemscherm. Het display schakelt na korte tijd terug.
Klok De klok wordt weergegeven wanneer naar het infotainmentsysteemscherm
wordt geschakeld.
SD-kaart aanbrengen Schakel het navigatiesysteem uit en
steek de SD-kaart in sleuf ervan. De
SD-kaart is breekbaar; buig hem niet.