OPEL VIVARO B 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2016.5Pages: 219, PDF Size: 4.88 MB
Page 71 of 219

Opbergen69OpbergenOpbergruimten............................. 69
Opbergvakken ........................... 69
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................69
Handschoenenkastje .................69
Bekerhouders ............................ 70
Opbergruimte voor ....................70
Opbergruimte portierbekleding ........................71
Opbergvak onder passagiersstoel ........................71
Opbergruimte plafond ................73
Bagageruimte .............................. 73
Bagageruimte-afdekking ...........73
Sjorogen .................................... 74
Veiligheidsnet ............................ 74
Gevarendriehoek .......................75
Verbanddoos ............................. 75
Dakdragersysteem .......................75
Dakdrager .................................. 75
Beladingsinformatie .....................76Opbergruimten
Opbergvakken9 Waarschuwing
Berg geen zware of scherpe ob‐
jecten in de opbergruimten op. An‐ ders kan de klep van de opberg‐
ruimte open gaan en kunnen de
inzittenden bij krachtig remmen,
plotseling afslaan of een ongeval
letsel door rondslingerende voor‐
werpen oplopen.
Opbergvakken
instrumentenpaneel
Het instrumentenpaneel is uitgevoerd met opbergruimten, -zakken en
-bakken.
Er kunnen zich een muntenhouder,
telefoonhouder en tablethouder op
het instrumentenpaneel bevinden.
De bak op het instrumentenbord is
uitgevoerd met een klep.
Handschoenenkastje
Om te openen aan de handgreep
trekken.
Afhankelijk van de uitvoering kan het
handschoenenkastje een lampje heb‐
ben dat gaat branden wanneer het
kastje wordt geopend en het kan mo‐ gelijk ook worden vergrendeld.
Het handschoenenkastje tijdens het
rijden gesloten houden.
Page 72 of 219

70OpbergenBekerhouders
Er zitten bekerhouders aan beide uit‐
einden van het instrumentenpaneel,
centraal onder in het instrumentenpa‐
neel en, afhankelijk van de versie,
ook in de deurholtes en bij de achter‐
bank.
Extra bekerhouders bevinden zich op de achterkant van de neergeklapte
achterbank midden 3 70, 3 48.
De bekerhouders kunnen ook worden
gebruikt als houder voor de draag‐
bare asbak. Verwijder de draagbare
asbakmodule om de bekerhouders te kunnen gebruiken.
Asbakken 3 82.
Opbergruimte voor
Kledinghaken bevinden zich op het
cabineschutbord en op de handgre‐
pen in de hemelbekleding.
Neerklapbare rugleuning midden
Wanneer de rugleuning van de mid‐
delste stoel helemaal naar voren is
geklapt. heeft deze stoel een opberg‐ ruimte, bekerhouder en papierlade.
Druk op de knop (zie pijl) aan de ach‐
terkant van de rugleuning om de pa‐
pierlade te ontgrendelen en de op‐
bergruimten te kunnen bereiken.
Installeer de papierlade door het (de) eindstuk(ken) in een van de gleuvenbij de bekerhouder te steken.
Zet de papierlade altijd weer in de
oorspronkelijke stand voordat u de
rugleuning omhoog zet.
Page 73 of 219

Opbergen71
Zet voorwerpen zo nodig met de bandvast.
Wanneer de opbergruimte wordt ge‐
sloten, is het mogelijk om een oplaad‐
kabel van een voorwerp in de opberg‐ ruimte door de inkeping te leiden om
apparaten bijv. met een elektrische
aansluiting te verbinden.
12 V-aansluitingen 3 81.
Opbergruimte portierbekleding
De portier- en achterdeurholtes be‐
vatten fleshouders en, afhankelijk van de versie, een houder voor bekers of
asbakken.
Opbergvak onder
passagiersstoel
Op sommige modellen bevindt zich
een opbergvak onder de voorstoel.
Trek aan het opbergvak om het te
verwijderen.
De bijrijdersbank kan ook een op‐
bergruimte hebben voor onder de
stoel.
Trek het kussen van de passagiers‐
stoel aan de banden naar voren om
toegang tot de opbergruimte onder de
stoel te krijgen.
Dubbele cabine - opbergvak
onder passagiersstoel
Afhankelijk van de versie hebben bij‐
rijdersbanken opbergvakken onder
sommige zittingkussens.
Openen
Ontgrendel voor toegang tot een op‐
bergvak eerst het zittingkussen door
het zittingkussen met de band aan de voorste rand ervan omhoog te trek‐
ken en daarna voorzichtig naar voren
te schuiven.
Page 74 of 219

72Opbergen
Klap het zittingkussen daarna open
door de achterkant omhoog te trek‐
ken.
Demonteren
Het opbergvak kan ook worden ver‐
wijderd wanneer het zittingkussen
opengeklapt is. Omhoog trekken om
de borgring uit het vak te halen en
daarna het vak onder de stoel van‐
daan schuiven.
Plaats het opbergvak terug wanneer
het niet wordt gebruikt.
Sluiten
Sluit: klap het zittingkussen omlaag,
duw het iets naar achteren en druk
het voorste deel van het kussen naar
beneden om het vast te klikken.
Wanneer de stoel neergeklapt is, kunt u met de band ook de stand van de
zitting bijstellen naar persoonlijke voorkeur.
Stoelverstelling 3 45 , zitplaatsen ach‐
terin 3 48.
Ruimte voor lang materiaalOm lange voorwerpen onder de ach‐
terbak (alleen aan de kant van de passagiersstoel voor) te kunnen op‐
bergen, kunnen de onderste bekle‐
dingskleppen losgemaakt worden.
Trek eerst aan de band op de zitting
van de passagiersstoel om de stoel
omhoog te brengen en kantel de
voorste klep dan naar binnen door
aan de lip achter de stoel te trekken
(zie illustratie).
Klap de achterste klep met de hand
omhoog; deze wordt door magneten
in de open stand gehouden.
Page 75 of 219

Opbergen739Waarschuwing
Passagiers mogen de stoel niet
gebruiken wanneer eronder voor‐
werpen worden vervoerd terwijl de onderste bekledingskleppen ge‐
opend zijn.
Opbergruimte plafond
Niet meer dan 35 kg aan spullen in dit
opbergvak bewaren.
Bagageruimte
Bevestig of hang geen voorwerpen
aan de onderste of bovenste veerpo‐
ten aan de zijkanten van de laad‐
ruimte.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de la‐
ding of de auto veroorzaken.
Bagageruimte-afdekking
Hoedenplank achter Geen overmatig zware voorwerpen ofvoorwerpen met scherpe randen op
de hoedenplank achter leggen.
Het toelaatbare laadvermogen is
50 kg.
De hoedenplank achter kan in
2 standen worden geplaatst, d.w.z.
de bovenste stand of de onderste
stand.
De hoedenplank achter kan ook wor‐ den opgeklapt waardoor de bagage‐ruimte voor meer doeleinden kan
worden gebruikt.
Demonteren
U verwijdert de hoedenplank door deze aan beide zijden uit de houders
te halen.
Als de achterbank 3 48 neergeklapt
is, verwijder dan de hoedenplank en
leg deze horizontaal vóór de neerge‐ klapte achterbank.
Page 76 of 219

74OpbergenPlaatsen
Breng de hoedenplank weer aan door deze aan beide zijden in de houders
te drukken.
Sjorogen
In de laadruimte zitten sjorogen om
de lading met bevestigingsbanden of
een bagagenet op de vloer niet te la‐
ten verschuiven.
Sjorogen kunnen zich op de vloer van
de auto en/of in de zijwand bevinden.
Het aantal en de plaats van de sjor‐
ogen variëren al naar gelang de auto.
De sjorogen mogen onder een hoek
van 30° niet met meer dan 6250 N worden belast.
Veiligheidsnet
Het veiligheidsnet kan achter de voor‐
stoelen of achter de achterste zitrij
worden gemonteerd.
Het is niet toegestaan om personen achter het veiligheidsnet te vervoe‐
ren.
Plaatsen
Maak de kappen in de hemelbekle‐
ding los (met een platte schroeven‐
draaier) om bij de montagepunten te
komen, steek de stangen van het ba‐
gageruimtenet in de montagepunten
links en rechts en zet deze vast.
Page 77 of 219

Opbergen75
Bevestig de banden aan de sjorogen
of ringen achter de bank en span de
banden.
Demonteren Ontspan de banden en haak de ban‐
den los uit de sjorogen of ringen. Haal
de netstangen uit de montagepunten
en sluit de kappen.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek kan worden op‐
geborgen in de ruimte onder de stoe‐
len.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 71.
Verbanddoos
De verbanddoos kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de stoelen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 71.Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ ding van dakschade wordt geadvi‐
seerd de voor uw auto goedgekeurde dakdrager te gebruiken. Neem con‐tact op met uw werkplaats voor meer
informatie.
Gebruiksaanwijzing van de dakdra‐
ger in acht nemen en dakdrager ver‐
wijderen wanneer het niet wordt ge‐
bruikt.
Let op
Raadpleeg als er banden met een
maat 215/60 R17 C gemonteerd zijn
een werkplaats voordat u een dak‐
drager aanbrengt.
Raadpleeg "Beladingsinformatie" hieronder voor nadere informatie.
Page 78 of 219

76OpbergenBeladingsinformatie● Zware voorwerpen zo ver moge‐ lijk vooraan en gelijkmatig ver‐
deeld in de laadruimte plaatsen.
Bij stapelbare voorwerpen de
zwaarste voorwerpen onderaan
leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 74.
● Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om glijden te‐
gen te gaan.
● Bij het vervoeren van voorwer‐ pen in de bagageruimte mogen
de rugleuningen van de achter‐
bank niet schuin naar voren ge‐
klapt zijn.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
● Leg niets op het instrumenten‐ bord.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hendel en de bewegingsvrijheid
van de bestuurder niet belemme‐
ren. Geen losse voorwerpen in het interieur leggen.● Niet met een geopende achter‐ klep rijden. Bovendien is de ken‐
tekenplaat alleen goed zichtbaar
en verlicht met gesloten deuren.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de la‐
ding of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐laatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 192) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttig draagver‐
mogen door de gegevens van uw
auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag door het hogere zwaartepunt. La‐
ding gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐ ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toelaatbare dakbelasting is
200 kg voor H1 dakhoogtevari‐
anten en 150 kg voor H2 dak‐
hoogtevarianten (behalve varian‐ ten met platformcabine). De dak‐
belasting is de som van het ge‐
wicht van het dakdragersysteem
en de lading.
Page 79 of 219

Instrumenten en bedieningsorganen77Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................78
Stuurwielverstelling ...................78
Stuurbedieningsknoppen ...........78
Claxon ....................................... 78
Knoppen op stuurkolom ............78
Wis-/wasinstallatie voorruit ........79
Wis-/wasinstallatie achterruit .....80
Buitentemperatuur .....................80
Klok ........................................... 80
Elektrische aansluitingen ...........81
Aansteker .................................. 82
Asbakken ................................... 82
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................83
Instrumentengroep ....................83
Snelheidsmeter ......................... 83
Kilometerteller ........................... 83
Dagteller .................................... 83
Toerenteller ............................... 84
Brandstofmeter .......................... 84
Brandstofverbruikmeter .............84
Service-display .......................... 85
Controlelampen ......................... 85
Richtingaanwijzer ......................87Gordelverklikker ........................88
Airbag en gordelspanners .........88
Airbag-deactivering ...................88
Laadsysteem ............................. 89
Storingsindicatielamp ................89
Service-indicatie ........................89
Schakel motor uit .......................89
Remsysteem ............................. 89
Antiblokkeersysteem (ABS) .......90
Opschakelen ............................. 90
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .......................... 90
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................... 90
Koelvloeistoftemperatuur ...........91
Voorverwarming ........................91
AdBlue ....................................... 91
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 91
Motoroliedruk ............................. 91
Brandstofbesparingsmodus .......92
Te laag brandstofpeil .................92
Autostop .................................... 92
Rijverlichting .............................. 92
Grootlicht ................................... 92
Mistlamp .................................... 93
Mistachterlicht ........................... 93
Cruise control ............................ 93
Tachograaf ................................ 93
Portier open ............................... 93Informatiedisplays........................93
Driver Information Center ..........93
Boordinformatie ........................... 94
Geluidssignalen .........................95
Motoroliepeil .............................. 95
Tripcomputer ................................ 96
Tachograaf ................................... 98
Page 80 of 219

78Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruise control en snelheidsbegrenzer
3 138.
Claxon
j indrukken.
De claxon klinkt ongeachte de stand
van de contactschakelaar.
Knoppen op stuurkolom U kunt het Infotainmentsysteem en
een gekoppelde mobiele telefoon be‐
dienen met de knoppen op de stuur‐
kolom.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.