air filter OPEL VIVARO B 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2016.5Pages: 219, PDF Size: 4.88 MB
Page 96 of 219
94Instrumenten en bedieningsorganenInfodisplay
Het middelste display op het Infotain‐mentsysteem toont de tijd en informa‐
tie van het Infotainmentsysteem.
Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van het infotainmentsys‐teem.
Boordinformatie
Er verschijnen berichten op het Driver
Information Center (DIC) en wellicht
brandt daarbij controlelamp F of C
op de instrumentengroep.
Informatieberichten
Informatieberichten m.b.t. bijv. start‐
problemen, het Stop/Start-systeem,
het aantrekken van de handrem, de
centrale vergrendeling, het stuurslot
enz. melden de huidige status van be‐
paalde boordfuncties en instructies
voor het gebruik.
StoringsmeldingenStoringsmeldingen m.b.t. bijv. het
brandstoffilter, airbags, emissie enz.
verschijnen in combinatie met contro‐
lelamp F. Rijd voorzichtig door en
raadpleeg zo spoedig mogelijk een
werkplaats.
Druk op de knop aan het uiteinde van
de ruitenwisserhendel om storings‐
meldingen, bijv. " CONTROLEER
INSPUITING ", van het display te wis‐
sen. Na enkele seconden verdwijntde melding automatisch en blijft F in
beeld. De storing wordt daarna opge‐
slagen in het on board-systeem.
Waarschuwingsmeldingen
Waarschuwingsberichten m.b.t. bijv.
motor-, accu- of remsysteemstorin‐
gen verschijnen in combinatie met
controlelamp C en kunnen worden
begeleid door een geluidssignaal. Schakel de motor onmiddellijk uit en
raadpleeg een werkplaats.
Waarschuwingsberichten, bijv.
" STORING LADEN ACCU " verdwij‐
nen automatisch van het display wan‐
neer de oorzaak van de storing ver‐
holpen is.
Brandstofverbruikberichten Brandstofverbruikberichten geventips voor zuiniger rijden. Ritten kun‐
nen worden opgeslagen in het sys‐
teemgeheugen, zodat u prestaties
kunt vergelijken.
Raadpleeg de handleiding van het In‐
fotainmentsysteem voor nadere infor‐
matie.
Brandstofverbruikcijfer 3 96.
Page 108 of 219
106KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............106
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................106
Airconditioning ......................... 107
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 108
Verwarming achterin ...............110
Airconditioning achterin ...........111
Hulpverwarming ......................111
Luchtroosters ............................. 116
Verstelbare luchtroosters ........116
Vaste luchtroosters ..................116
Koeling handschoenenkastje ..116
Onderhoud ................................. 117
Luchtinlaat ............................... 117
Pollenfilter ................................ 117
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 117
Service .................................... 117Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
Verwarmbare achterruit Ü 3 42.
Temperatuur
Rood:warmBlauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Luchtdebiet instellen door de ventila‐torknop in de gewenste stand te zet‐
ten.
LuchtverdelingM:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimteJ:naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
Page 119 of 219
Klimaatregeling117Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat vóór de voorruit in de
motorruimte schoon houden om lucht te laten instromen. Eventuele blade‐
ren, vuil of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter
Het pollenfilter ontdoet de lucht die
via de luchtinlaat in de auto komt van stof, roet, pollen en sporen.
Let op
Alleen auto's met airconditioning
hebben een pollenfilter.
Airconditioning regelmatig aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.Service
Om optimale koeling te garanderen,
wordt aangeraden het klimaatregel‐
systeem jaarlijks, voor het eerst
3 jaar na ingebruikneming van de
auto, te laten controleren, lettend op:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en ver‐ damper reinigen
● prestatietest
Page 120 of 219
118Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 118
Economisch rijden ...................118
Controle over de auto ..............119
Sturen ...................................... 119
Starten en bediening .................120
Nieuwe auto inrijden ................120
Contactslotstanden ..................120
Aan/Uit-knop ............................ 120
Motor starten ........................... 122
Regeling stationair toerental ....123
Motor afzetten ......................... 123
Uitrol-brandstofafsluiter ...........124
Stop/Start-systeem ..................124
Parkeren .................................. 126
Uitlaatgassen ............................. 127
Roetfilter .................................. 127
Katalysator .............................. 127
AdBlue ..................................... 128
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 132
Remmen .................................... 133
Antiblokkeersysteem ...............133
Handrem .................................. 134
Remassistentie ........................134
Hellingrem ............................... 134Rijregelsystemen.......................135
Traction Control .......................135
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) .. 136
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 138
Cruise control .......................... 138
Snelheidsbegrenzer ................141
Parkeerhulp ............................. 141
Achteruitkijkcamera .................143
Brandstof ................................... 145
Brandstof voor dieselmotoren . 145
Tanken .................................... 146
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
........................... 147
Trekhaak .................................... 148
Algemene informatie ...............148
Rijgedrag en aanhangertips ....148
Aanhanger trekken ..................148
Aanhangerstabilisatie ..............149Rijtips
Economisch rijden
Modus ECO De ECO-modus is een functie voor
een optimaal brandstofverbruik. Deze
is van invloed op het motorvermogen
en het koppel, het acceleratievermo‐
gen, de schakelindicatie, de verwar‐
ming, de airconditioning en de
stroomverbruikers.
Inschakelen
Page 127 of 219
Rijden en bediening125De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact aan blijft.
Als Ï op de instrumentengroep
brandt, duidt dit op een Autostop
3 92.
Tijdens een Autostop blijven de ver‐
warmings- en remfunctie behouden.
Remassistentie is echter niet be‐
schikbaar 3 134.
Voorzichtig
Tijdens een Autostop werkt de
stuurbekrachtiging wellicht minder goed.
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan:
● het Stop/Start-systeem is niet handmatig uitgeschakeld
● de motorkap is volledig gesloten
● de accu is voldoende opgeladen en in goede staat
● de motor is opgewarmd
● de koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog
● de buitentemperatuur is niet te laag of te hoog (bijv. onder 0 °C
of boven 35 °C)
● het remvacuüm is voldoende
● de ontdooifunctie is niet geacti‐ veerd 3 108
● de zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief 3 127
● de rijregelsystemen antiblok‐ keersysteem (ABS) 3 133, Trac‐
tion Control-systeem 3 135 enElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP® Plus
) 3 136 zijn
niet actief ingeschakeld
● de auto is verplaatst sinds de laatste Autostop
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop ver‐
hinderen. Zie het hoofdstuk
" Klimaatregeling " voor nadere infor‐
matie 3 108
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.
Let op
Trap als er een versnelling inge‐
schakeld is het koppelingspedaal
geheel in om de motor te starten.
Controlelamp Ï 3 92 op de instru‐
mentengroep dooft wanneer de motor opnieuw wordt gestart.
Page 213 of 219
211Auto stallen......................... 151, 156
Autostop ....................... 92, 122, 124
Auto wassen ............................... 184
B Bagageruimte ........................ 32, 73
Bagageruimte-afdekking .............73
Bagageruimteverlichting .............104
Bak op instrumentenbord .............69
Banden ...................................... 170
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 174
Bandenreparatieset ...................175
Bandenspanning .......................171
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 91, 172
Bandenspanningswaarden ........204
Banden verwisselen ...................178
Bedieningselementen telefoon .....78
Bedieningsorganen ......................78
Bekerhouders .............................. 70
Bekleding .................................... 186
Beladingsinformatie .....................76
Beslagen lampglazen ................103
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 138
Beveiliging van de auto ................34
Binnenspiegels ............................. 39
Binnenverlichting ...............103, 164
BlueInjection ............................... 128Bochtlicht.................................... 101
Bolle vorm .................................... 38
Boordgereedschap .............169, 183
Boordinformatie ........................... 94
Brandstofbesparingsmodus ..........92
Brandstofblokkeersysteem .........123
Brandstofmeter ............................ 84
Brandstoftank ............................. 203
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 147
Brandstofverbruikcijfer ............94, 96
Brandstofverbruikmeter ................84
Brandstof voor dieselmotoren ...145
Buitenspiegels .............................. 38
Buitentemperatuur .......................80
Buitenverlichting ........................... 99
Bijrijdersbank ................................ 71
C Car Pass ...................................... 19
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 14, 78
Compact reservewiel ..................180
Conformiteitsverklaring ...............205
Contactslotstanden ....................120
Controlelampen ......................83, 85
Controle over de auto ................119
Controles .................................... 152
Cruise control ...................... 93, 138D
Dagrijlicht ............................ 100, 101
Dagteller ...................................... 83
Dakbelasting ................................. 76
Dakdrager .................................... 75
Dashboard .................................... 10
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
DEF ............................................ 128
De functie Meer tractie .......135, 136
Derde remlicht ........................... 162
Diefstalalarmsysteem ..................35
Diefstalvergrendeling ....................23
Dieselbrandstoffilter ...................158
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 158
Dieseluitlaatvloeistof ...................128
Dimlicht of grootlicht .............99, 100
Documentenbak ........................... 70
DPF (Diesel Particle Filter, roetfilter) .................................. 127
Draairichtingsgebonden banden ............................ 170, 180
Driepuntsgordel ........................... 52
Driver Information Center .............93
Dubbele cabine ............................ 71
E Economisch rijden ......................118
ecoScoring.................................... 96
Page 215 of 219
213Lampenkappen, beslagen..........103
Leeslampjes met LED's ..............103
Lekke band ................................. 178
Lichtschakelaar ............................ 99
Lichtsignaal ................................ 100
Luchtinlaat ................................. 117
Luchtrecirculatie .................107, 183
M
Maximumsnelheidsbegrenzer ....141
Meldingen ..................................... 94
Meters........................................... 83
Mistachterlicht .......93, 99, 102, 163
Mistlamp ...................................... 93
Mistlampen ................... 99, 102, 160
Mistlampen voor ........................102
Modus ECO ................................ 118
Momentsleutel ............................ 169
Motoraanduiding .........................192
Motor afzetten ............................ 123
Motorgegevens .......................... 194
Motor-ID...................................... 192
Motorkap .................................... 152
Motorluchtfilter ............................ 154
Motorolie ............153, 189, 193, 203
Motorolieadditieven ....................189
Motoroliedruk ............................... 91
Motoroliepeil ................................ 95
Motorolieviscositeitsindexen .......189Motor starten ........................ 17, 122
Muntenhouder .............................. 69
N Neerklapbare rugleuning midden. 70
Nieuwe auto inrijden ..................120
Noodontgrendeling achterklep .....32
O Obstakeldetectiesystemen .........141
Olie ............................................. 153
Oliedruk ........................................ 91
Olie, motor .................. 153, 189, 193
Ontlaadbeveiliging accu ............105
Ontwasemen en ontdooien ..........15
Opbergruimte................................ 69
Opbergruimte plafond ..................73
Opbergruimte portierbekleding .....71
Opbergruimte voor........................ 70
Opbergvak .............................. 70, 71
Opbergvakken .............................. 69
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................69
Opbergvak onder passagiersstoel 71
Opschakelen................................. 90
Opwarmen van de turbomotor ....122
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P
Panne ......................................... 183
Parkeerhulp ............................... 141Parkeerrem - zie Handrem .........134
Parkeren .............................. 18, 126
Park pilot met ultrasoonsensoren 141
Partikelfilter ................................. 127
Passagiersstoel middenvoor neerklappen .............................. 47
Pollenfilter .................................. 117
Portieren ....................................... 30
Portier open ................................. 93
Portiersloten ................................. 23
Profieldiepte ............................... 174
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 208
Regelbare instrumentenverlichting ...........103
Regeling stationair toerental .......123
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 207
Remassistentie .......................... 134
Rem- en koppelingsvloeistof ......189
Remmen ............................ 133, 156
Remsysteem ................................ 89
Remvloeistof .............................. 156
Reservewiel ............................... 180
Reservewielbevestiging ..............169
Richtingaanwijzer ........................87
Richtingaanwijzers ..................... 102
Richtingaanwijzers vooraan ......161